Hebben hoogbegaafde kinderen intelligente ouders?

Veel mensen zijn geneigd om het potentieel van kinderen in te schatten door naar de intellectuele capaciteiten van de ouders te kijken. Omgekeerd, gaat men er van uit dat pientere kinderen ook intelligente ouders hebben.

Slimme ouders hebben niet per definitie pientere kinderen. En omgekeerd, een hoogbegaafde leerling heeft meestal ouders met een gemiddelde intelligentie. Zelfs al wordt intelligentie voor meer dan 50% erfelijk bepaald, volgens sommige onderzoekers zelfs voor 80 tot 90%, dan nog is het extreem moeilijk om voorspellingen te doen over de te verwachten schoolresultaten. Intelligentie, althans het geheel aan verstandelijke en cognitieve vermogens dat nodig is om kennis te verwerven, kan je meten met de IQ-test. Wie hoog scoort op deze test en 130 of meer haalt, is per definitie hoogbegaafd. Meestal wordt hoogbegaafdheid echter ruimer bekeken, en moet je naast pienter ook creatief zijn en bekwaam in het oplossen van praktische problemen, maar deze eigenschappen laten we hier even buiten beschouwing. Intelligentie in enge zin schommelt voor de meeste mensen rond de 100.

Poetsvrouw x professor

Automatisch wordt verondersteld dat het kind van een moeder met een laag IQ en een briljante, hoogbegaafde vader een gemiddelde intelligentie zal hebben, ergens tussen beide ouders in. Van de zoon van een poetsvrouw en een rekkenvuller wordt op school minder verwacht dan van die van een professor en een Nobelprijswinnaar. Omgekeerd, wanneer hoogbegaafdheid wordt vastgesteld bij een kind, veronderstelt men vaak dat 1 of beide ouders ook superintelligent zijn. Voor intelligentie redeneren we op dezelfde wijze als voor eigenschappen als lichaamslengte of haarkleur. Het kind van 12 jaar dat al 1,70 meter groot is, heeft vast een lange vader en/of een lange moeder. De roodharige peuter heeft zonder twijfel een roodharige ouder, en iemand met blauwe ogen heeft die geërfd van ma of pa. Voor intelligentie gaat die vlieger echter niet op, zo toont onderzoek.

Pakketje toeval Meer dan de helft van de kinderen van hoogbegaafde ouders hebben zelf “slechts” een gemiddeld IQ. En de meeste hoogbegaafde kinderen hebben ouders die zelf niet hoogbegaafd zijn. Dat komt omdat bij intelligentie veel meer genen betrokken zijn. Ieder gen bestaat uit 2 allelen: 1 van je vader en 1 van je moeder. Een allel kan dominant zijn of recessief. In een gen komt het dominante allel altijd tot expressie, terwijl het recessieve enkel tot uiting kan komen als het andere allel ook recessief is. Nu bestaat het erfelijk materiaal voor intelligentie uit een mix van dominante en recessieve allelen die ofwel IQ-verlagend ofwel IQ-verhogend zijn. Je erft ze op basis van toeval over van je ouders: de helft van je vader en de andere helft van je moeder. Je kan minder of meer geluk hebben, en een pakketje met grotendeels IQ-verlagende allelen of (omgekeerd) met een overwicht aan IQ-verhogende allelen meekrijgen.

Kansberekening

Veruit de meeste ouders van hoogbegaafde kinderen scoren tussen 100 en 125 op een IQ-test. Die groep brengt in haar geheel de meeste kinderen voort en daarvan is een gedeelte hoogbegaafd. Hoogbegaafde ouders hebben gemiddeld meer IQ-verhogende allelen dan IQ-verlagende, waardoor hun kinderen iets meer kans maken op een mix met meer IQ-verhogende allelen. Superintelligente ouderparen zijn echter in de minderheid en daardoor is het aantal hoogbegaafde kinderen uit deze groep veel kleiner.

Marleen Finoulst, Bodytalk oktober 2012

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content