Leo Neels

‘Foto’s dode kinderen zware journalistieke fout’

Leo Neels Advocaat en Prof. (em.) Mediarecht KULeuven en UAntwerpen

Het kan dus. Media kùnnen sereen berichten, ook over aangrijpende drama’s zoals de dood van zoveel kinderen in het Zwitsers busongeval.

Het kan dus. Media kùnnen sereen berichten, ook over aangrijpende drama’s zoals de dood van zoveel kinderen in het Zwitsers busongeval.

Gelukkig spreekt dat de veelal ten onrechte gemaakte veralgemening over “de media” tegen. “De media” bestaan niet, er is een zeer divers aanbod. VTM, VRT, De Morgen, De Standaard, De Tijd hebben er in hun berichtgeving bewust voor gekozen om geen foto’s van de kinderen te tonen of af te drukken. Dat deden Het Nieuwsblad, Het Laatste Nieuws en Het Belang van Limburg echter wél.

Dat was een ernstige journalistieke fout. Elke persoon is meester van zijn afbeelding, en dat recht op afbeelding is een intiem recht, een persoonlijkheidsrecht – zoals het recht op vrijwaring van de private levenssfeer. In ons rechtsbestel gaan anderen daar niét over, wanneer zij onze afbeelding wensen te gebruiken, hebben ze daar toestemming voor nodig van de afgebeelde persoon, of, in het geval van de minderjarige kinderen, van hun ouders. Wetgeving en rechtspraak zijn zeer eenduidig. Media dienen, net zoals u en ik, te handelen binnen de bandbreedte van de wet.

Ze hebben er alle belang bij om wettelijke grenzen voor journalistiek handelen te respecteren. Immers, de fundamentele mediavrijheid die, terecht, ruime journalistieke vrijheid garandeert, rust op dezelfde juridische sokkel. Die beschermt waarden, zoals de waardigheid van elk individu en de democratische rechtsstaat op een samenhangende wijze.

Redacties voeren aan dat ze lang intern gedebatteerd hebben over het al dan niet geven van de foto’s van de kinderen. Ze waren betrokken bij een publiek gebeuren van maatschappelijk belang, het ernstig busongeval met zovele jonge slachtoffertjes. Ja, maar dat is geen rechtvaardigingsgrond voor een inbreuk op hun beschermde afbeelding. De journalistieke code neemt juist privé-leven, minderjarigen, slachtoffers van ongevallen extra in bescherming: de deontologische regel verbiedt volledige identificatie met herkenbare beelden van minderjarige slachtoffers. Andere media bewezen dat het perfect mogelijk was om zeer volwaardig over het ongeval te berichten zonder enige kinderfoto.

Schokkend is de rechtvaardiging van een hoofdredactie dat de afbeelding bedoeld was als eerbetoon aan de kinderen. Hoe kan men beweren eer te betuigen aan personen wiens fundamentele rechten men eerst schendt? Ziet een hoofdredactie die tegenspraak niet?

Het recht, de juridische sokkel van de samenleving, bepaalt het etisch minimum. Je kan niet zinvol beraadslagen over de etische wijze om de wet te overtreden, zo simpel hoort het te zijn. Bij grote rampen zijn media van groot belang, omdat ze de schok van de samenleving uiten, verwoorden, vorm geven (Jan Van den Bulck, Het Rampenplan van de media, DM 16 maart). En ze kùnnen grenzen respecteren, dat bewezen sommige op een zeer consistente wijze.

Bij mediadebatten wordt snel gedacht in term van complotten, alsof redacties zitten te loensen hoe ze morgen méér kranten kunnen verkopen door het zaaien van sensatie. Welnu, de werkelijkheid is meestal prozaïscher en bescheidener. Meestal wordt over dergelijke kwesties lang en grondig gedebatteerd binnen de redacties, en zijn de uitkomsten niet altijd even duidelijk of makkelijk. Oplagecijfers zijn daarbij, gelet op mijn ervaring, geen criterium, wel heerst vaak twijfel over de juiste wettelijke en deontologische grenzen. En die twijfel rust vaak op een gebrekkige vertrouwdheid met het juridisch kader, waarover men vaak debatteert alsof dit altijd een voluntaristisch en rekbaar element is. Redacties zouden er kunnen bij winnen in dat beraad uit hun beslotenheid te treden, hun emotie te overstijgen en derdenadvies in te winnen. Dat is zeer ongebruikelijk, omdat een verkeerd begrepen notie “redactionele onafhankelijkheid” suggereert dat dit oordeel enkel geldig tot stand kan worden gebracht door journalisten – uiteraard een ongerechtvaardigde conclusie.

Wat wel soms meespeelt, is een zekere onderlinge naijver tussen redacties, de angst dat men zich bij wet en deontologie neerlegt en zal “geklopt” worden door de collega die de foto’s wél brengt. Toch een kinderachtigheid die bijdetijdse redacties zich niet meer kunnen verloorloven, en een analyseniveau waarbij de rechten van de kinderen en hun ouders verwaarloosd worden. Er is geen journalistieke verdienste in herpublicatie van foto’s die men vandaag vaak op websites, blogs en in de social media aantreft: ook herpublicatie is toestemmingsplichtig. Ook verschikkelijk is de brutaliteit van sommigen, die toch gepoogd hebben om toestemming van de ouders te bekomen, op een moment in hun leven waarop zij er, écht, recht op hadden om door geen enkel journalist te worden lastig gevallen. Er zijn grenzen, ook aan informatiegaring, die kan ontaarden in journalistieke onbeschoftheid.

De teksten van Bernard DEWULF (De Standaard) of Hugo CAMPS ( De Morgen) tonen aan dat men groots kan zijn in hulde, net zoals de poëtische en aangrijpende voorpagina van ZAK (De Morgen); vele andere redactionele stukken, ook in De TIJD en op VRT en VTM bevestigden dat. Alle media kunnen nu waardigheid tonen bij de uitvaartdiensten die volgen, en HBvL, HNB en HLN kunnen nadenken over de passende wijze waarop zij in hun krant het eerherstel van kinderen en ouders vorm zullen geven.

Leo NEELS
Mediarecht KULeuven en UAntwerpen
@LeoNeels / leoneels.be

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content