Vrije Tribune

De historische begroting 2012

Vrije Tribune Hier geven we een forum aan organisaties, columnisten en gastbloggers

Reeds jaren is het een gekend feit dat de lidstaten van de Eurozone een begroting 2012 moeten indienen en goedkeuren met niet meer dan drie procent tekort tegenover het nationale BBP.

De financiele crisis van 2008 en de massale staatssteun aan de banken door de overheden heeft die begrotingstekorten zeker niet doen dalen.

De theorie
De begrotingswetgeving stelt in haar artikelen dat de ministerraad beslist over de maatregelen die noodzakelijk zijn voor de opmaak van de begroting. Daarnaast zegt de comptabiliteitswetgeving dat de Minister van Begroting de desbetreffende ontwerpen moet opstellen.

De opmaak van de rijksmiddelenbegroting en de algemene uitgavenbegroting van de federale staat is dus het werk van de regering. De vraag stelt zich wat te doen in een periode met een regering in lopende zaken.

In het verleden ging men uit van de ongeschreven politieke gewoonteregel dat een regering in lopende zaken geen begroting opmaakte. Men voerde de bestaande begroting verder uit en als men in de periode van de jaarwisseling kwam, dan werd het Parlement gevraagd om een begrotingswet te stemmen op basis van de techniek der voorlopige kredieten.

Maar in het verleden waren de perioden van lopende zaken kort in vergelijking met de regeringsformatie van na de verkiezingen van juni 2010.

Desalniettemin doet er zich een belangrijk precedent voor met de opmaak van de begroting 2011. Hier maakt een regering in lopende zaken wel een begroting op en die wordt gestemd in de Kamer van Volksvertegenwoordigers. Dat was een belangrijk precedent voor de begrotingen in lopende zaken.

Op basis van dit precedent en de desbetreffende artikels in de begrotingswetgeving kan enkel een regering een begroting opmaken en dat zelfs in lopende zaken.

Trouwens, de goedkeuring van een begroting is het voorrecht van het Parlement. Inderdaad: de parlementaire macht staat of valt met diens budgettaire bevoegdheden. Men mag niet vergeten dat in de huidige situatie de regering wel in lopende zaken werkt, doch de Kamer van Volksvertegenwoordigers is beeedigd en kan volwaardig werken.

Dus is de slotconclusie dat een regering in lopende zaken wel een begroting kan opmaken. Heden stelt zich de vraag of deze regering de begroting 2012 opstelt of dat dit het werk wordt van de formateur.

Maar een formateur of een andere titulatuur tijdens de periode van een regeringsvorming is geen regering en heeft op basis van de vigerende begrotingswetgeving geen enkele bevoegdheid in het kader van de opmaak van de staatsbegrotingen.

Dus lijkt het raadzamer dat de regering in lopende zaken de begroting opstelt en dat belet niet dat een mogelijke nieuwe bewindsploeg de opgestelde begroting aanpast.

Men moet wel toegeven dat deze lopende regering in de huidige omstandigheden steunt op de uitslag van de kamerverkiezingen van 2007. De huidige formateur onderhandelt wel op basis van de uitslag van de verkiezingen 2010, doch die negociaties hebben nog niet geleid tot een beeedigde regering.

De uitdagingen
Op zijn minst is er een probleem met de balast van de schulden op de uitgaven van de begrotingen. Als men de algemene toelichting op de rijksbegroting 2011 openslaat dan stelt men vast dat het verschil tussen het netto te financieren saldo en het bruto te financieren saldo liefst 30 miljard euro bedraagt. Dit laatste bedrag is de som van de aflossingen en terugbetalingen van de rijksschuld. Bovendien is er nog eens meer dan 12 miljard euro te betalen als renten op de schuld.

Dit illustreert zich in het feit dat het belangrijkste beleidsitem in de federale begroting de afhandeling van de schuld is. Maar de enorme last van die schulden op het federale huishouden zijn ook het gevolg van de politieke keuze om de schulden nationaal te houden in de discussies over de staatshervormingen.

Om volgend jaar onder de bedoelde begrotingsnorm van drie procent BBP te komen moet er op zijn minst acht miljard euro worden bespaard.

Veel mogelijkheden zijn er niet om dit tekort te verkleinen. De belastingen verhogen ligt electoraal moeilijk in Vlaanderen en men mag niet vergeten dat de belastingsdruk in dit koninkrijk al tientallen jaren de hoogste in de wereld bedraagt.

De Vlaamse overheid heeft een begroting in evenwicht, doch Brussel en Wallonie zijn daar nog lang niet aan toe. Trouwens een evenwichtige begroting voor alle deelstaten en lokale besturen brengt ons met moeite aan de drie procent norm.

Dus de inspanning zal moeten gebeuren in de uitgaven van het rijk en dan komt vooral de sociale zekerheid in beeld. Bovendien liggen de budgettaire parameters niet goed: een lagere groei, de Duitse economie die terugvalt, nieuw geld voor de banken en de kost van de Griekse tragedie.

Conclusie
De budgettaire sanering is niet meer uit te stellen. Want de EU verwacht in 2012 een budget met een tekort dat lager ligt dan drie procent BBP. Die zoektocht naar acht miljard euro is politiek en institutioneel in dit land een nooit geziene sanering van ’s lands openbare financiën.

Maar de jaren die daarop volgen gaan nog meer eisen want in 2015 dient het begrotingstekort van alle overheden onbestaande te zijn en eist Europa op zijn minst een evenwicht. Die operatie moet dan normaliter gebeuren in een periode van de uitvoering van een staatshervorming, als de huidige formateur lukt in zijn regeringsvorming, en met lokale verkiezingen 2012 en ‘super Sunday’ in 2014.

Na 2015 zal die budgettaire orthodoxie nog jaren moeten verder gezet worden om de schulden te laten dalen van het huidige niveau (100% BBP ) naar de EU norm van 60% .

Herman Matthijs Hoogleraar openbare financiën VUB

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content