Gaea Schoeters

‘We moeten het glazen plafond in de letteren slopen, in plaats van het gewoon roze te verven’

Gaea Schoeters Journalist, scenarist en auteur

Begin deze maand reikte het Vlaams Fonds voor de Letteren (VFL) opnieuw 900.000 euro uit aan 103 nieuwe literaire projecten van auteurs. Uit een snelle analyse van die werkbeurzen leert Gaea Schoeters ‘dat dwars door het literaire landschap een diepe genderkloof loopt’.

Ook vorig jaar deed ik al een fact check van de m/v-verdeling van de werkbeurzen van het VFL, omdat het nu eenmaal een interessante indicator is voor het meten van literaire diversiteit. (Opnieuw: niet omdat het Fonds seksistisch is in zijn betoelaging, maar omdat hun subsidies een van de weinige meetinstrumenten zijn die we hebben.) Enig genderevenwicht bleek toen ver te zoeken.

We moeten het glazen plafond in de letteren slopen, in plaats van het gewoon roze te verven.

Het Fonds toonde zich daar bezorgd over, en initieerde een studie om na te gaan of vrouwen inderdaad anders gelezen en gewaardeerd worden. In afwachting van de resultaten bekeek ik de werkbeurzen van dit jaar, om te kijken of er intussen verandering is opgetreden.

De feiten. Proza: 24 auteurs, 4 vrouwen. Dat is 1 op 6. Vorig jaar was het nog 1 op 4. Poëzie: 4 op 10. Vorig jaar 4 op 12. Niet meer vrouwen, maar minder mannen. Kinder- en jeugdliteratuur, traditioneel een ‘vrouwelijk’ genre: stabiel, 1 op 3. Theater: verbetering. Vorig jaar 0, nu 1 op 3. Gemengde dossiers: stabiel, ook 1 op 3.

Je zou dus kunnen spreken van een – weliswaar lichte – verbetering. Maar als je naar de toegekende eenheden kijkt (hoe meer eenheden, hoe hoger je beurs), verandert het beeld.

Vorig jaar kregen de vrouwelijke fictieauteurs nog een zesde van de eenheden, nu maar een achtste meer. Poëzie: procentueel kregen vrouwen iets meer, maar in absolute cijfers krijgen ze minder geld toebedeeld. Kinder- en jeugd: status quo. Theater: stijging (wegens vertrokken van 0), maar alle vrouwen krijgen het minimumaantal eenheden toebedeeld. Gemengd dossier: stabiel, een derde.

Doorgroeimoeilijkheden

Hoe komt dat nu? Moeilijk te zeggen. Ik heb de dossiers niet gezien, ken hun inhoud niet en weet bijvoorbeeld ook niet hoeveel auteurs (m/v) indienden en geen beurs kregen. Toch is het misschien nuttig opnieuw een aantal vragen te stellen. Vooral wat de veelvuldig voorkomende minimumbeurzen voor vrouwelijke auteurs betreft.

De instroom van zoveel vrouwelijke debutantes is een vergiftigd cadeau.

Let wel: ik beweer niet dat het Fonds vrouwen systematisch lagere beurzen toekent uit seksisme. De toekenningen zijn wel een duidelijke indicator van de carrière-ranking van vrouwelijke auteurs, en die ligt blijkbaar over de hele lijn lager dan die van hun mannelijke collega’s, op een paar uitzonderingen na.

Dit doet me vermoeden dat veel vrouwelijke auteurs in hun carrière nooit verder komen dan een eerste (instap)fase, en niet (of veel moeilijker dan hun mannelijke collega’s) doorstromen naar een hogere gewichtsklasse – niet in het prijzencircuit, niet in de pers, niet op podia en festivals, niet binnen uitgeverijen en niet in het literaire circus in het algemeen.

Auteurs met migratieachtergrond en een soortgelijk carrièreprofiel stromen wel sneller door, vermoedelijk mede dankzij een doorgedreven diversiteitsbeleid; een evolutie die overigens alleen maar toe te juichen valt.

Mannelijke toonzetting

De oorzaken van het feit dat vrouwelijke auteurs een lager soortelijk gewicht hebben, zijn complex. Sowieso wordt er in beoordelingen van literatuur (of dat nu in subsidiecommissies, jury’s, recensies of bij het samenstellen van bloemlezingen is) met een mannelijke lat gemeten, want onze poëtica is nu eenmaal mannelijk, net als de literaire canon waar we mee opgroeien.

Dat is geen uiting van seksisme, maar een gevolg van de decennialange mannelijke traditie en toonzetting in de letteren. Een culturele erfenis, zeg maar, net zoals onze poëtica blank is. Als de werkbeurzen van dit jaar één ding duidelijk aantonen, is het dit: die vicieuze cirkel is nog niet doorbroken.

Natuurlijk is het mooi dat er vrouwen bijkomen. Net zoals het een goede zaak is dat uitgeverijen nieuwe vrouwelijke auteurs lanceren: de overgrote meerderheid van de debutanten is vrouwelijk. Mannelijke debutanten klagen tegenwoordig steen en been over de veel kleinere belangstelling van festivals en media voor hun werk.

Maar tegelijkertijd is de instroom van al deze vrouwelijke debutantes een vergiftigd cadeau; als ze vooral worden ingezet om elke discussie over seksisme dood te slaan (wat zeuren die vrouwen nu nog, ze zijn in de meerderheid?), maar geen reële kansen krijgen om door te groeien, verandert er niets aan het kernprobleem.

Het bouwen aan en uitbouwen van een vrouwelijke poëtica is de enige manier om de historische achterstand weg te werken.

Roze verf

Als we de genderongelijkheid in de letteren werkelijk willen oplossen, moeten we het anders aanpakken. Met structurele ondersteuning van vrouwelijke carrières door middel van vertalingen, performances, publicatiemogelijkheden, academische inbedding, etc. Zodat vrouwen kunnen opklimmen tot het hoogste echelon, en daadwerkelijk deel uitmaken van de canon.

Het bouwen aan en uitbouwen van een vrouwelijke poëtica is de enige manier om de historische achterstand weg te werken en het glazen plafond in de letteren daadwerkelijk te slopen, in plaats van het gewoon roze te verven. Tenzij we natuurlijk willen blijven geloven dat vrouwen gewoon minder goed schrijven dan mannen.

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content