‘Wat blijft er over als je het bestaan van alle onzin stript?’ (Daan Heerma van Voss)

Daan Heerma van Voss schreef samen met broer Thomas 'Ultimatum', een thriller die kans maakt op de Diamanten Kogel. © /

De jonge Nederlanders komen eraan! Joost de Vries (31) won net de Gouden Boekenuil maar ook Daan Heerma van Voss (28) kan er wat van. Aanleiding genoeg voor een lange babbel over diens ‘Het land 32’, al zijn 4e roman.

Met ‘Het land 32’ zoekt de jonge Nederlander Daan Heerma van Voss de grenzen op van wat je met een roman narratief vermag. In een tijd waarin het boek steeds meer concurrentie krijgt van andere media, slaagt Heerma Van Voss erin een verhaal te vertellen waarvoor enkel de roman het geschikte vehikel kan zijn.

Wanneer ik hem in Antwerpen-Centraal tref, heeft hij net een tour afgewerkt langs Nederlandse middelbare scholen. Nu is hij op weg naar Gent, voor de voorstelling van zijn roman ‘Het land 32’ in boekhandel Limerick. En al zal blijken dat een spitsuurtrein tussen Antwerpen en Gent hoegenaamd geen comfortabele plaats is voor een babbel over literatuur, dat neemt niet weg dat Heerma Van Voss heel wat te vertellen heeft over zijn recentste roman, de vierde alweer voor de amper 28-jarige Nederlander.

Gent is de laatste halte voor hij naar de VS vertrekt, voor een verblijf in de bergen van de staat New York, daarna naar Baton Rouge. Met een nieuw schrijfproject onder de arm. ‘Anders zou ik gek worden.’

Je neemt geen ‘bevallingsverlof’ na het voltooien van een nieuwe roman?

Jawel, maar die periode is aleer achter de rug. Het boek werd een halfjaar geleden voltooid. Ik heb wel even uitgerust, maar rust is niet heel goed voor mij. Ik word er snel rusteloos van.

Sommige schrijvers zeggen net dat ze enkele maanden moeten recupereren na het schrijven van een boek.

Bij mij duurt ‘wat anders doen’ dan enkele dagen, maar dan is daar weer de zin om te schrijven. Ik neem het schrijven serieus, maar het valt me nooit zwaar. Het is iets wat ik altijd wil doen. Niet schrijven is veel zwaarder, op zulke momenten mis ik het schrijven echt. Dan jaag ik mezelf op; ik voel me veel rustiger wanneer ik aan het werk ben.

Kom je op toernee nog aan schrijven toe?

Nee. Tijdens zo’n optreden denk ik: al deze tijd zou ik kunnen schrijven. Ik heb moeten leren dat ik die tijd moet opgeven, dat het niet tegelijk schrijftijd kan zijn. Dat maakte het toeren vermoeiend. Eigenlijk is dat niet wat ik wil doen, maar het was wel leuk en ontnuchterend om met middelbare scholieren over literatuur te praten.

In welke zin?

Je ontmoet jongeren die niet weten wat proza is, bijvoorbeeld. Die nog nooit een roman gelezen hebben. Zo’n ervaring leert je dat de wereld van de literatuur slechts één mogelijke wereld is. Het is geen onwil of desinteresse bij die leerlingen: de literatuur komt gewoon niet op hun pad. Bekende auteurs zijn voor hen bijvoorbeeld Paul Van Loon, van de Griezelbus. Of als je vraagt of ze een jonge schrijver kennen: Anne Frank. Technisch gesproken klopt dat, maar erg representatief is het niet. Het wordt natuurlijk steeds gemakkelijker om niet te lezen. Vroeger waren het de mensen die zich verveelden, die naar een boek grepen. Vandaag heb je honderd alternatieven.

Vertellen om te overleven

32 is de landencode van België. Voor de goede orde: het boek gaat niet over ons land.

‘Neen. Een van de verhalen uit het boek speelt zich af in Gent, Antwerpen en Oostende. Maar verder heeft het boek niets met België te maken.’

Zou je er een genre op kunnen plakken?

Moeilijke vraag. Je zou het een thriller kunnen noemen, het heeft fantasy-achtige elementen, enkele kortverhalen, wat voor een raamvertelling zorgt. De enige vlag die de lading dekt, is ‘roman.’ Als je wil accepteren dat dit een moeilijk te duiden boek is, zul je er veel in vinden. Wil je dat niet, dan zul je er moeite mee hebben.

De hoofdfiguur wordt verplicht verhalen te schrijven, die het meisje Penny Lane in leven moeten houden. Zegt dat iets over de rol die literatuur kan spelen?

De verhalen dienen meerdere doelen. Voor Penny verlichten ze haar lot. Dat is een wenzelijke taak van verhalen. Tegelijkertijd dienen de verhalen voor het hoofdpersonage ook om te ontdekken wie hij is. Voor de bewaker Vrijdag zorgen ze dan weer voor vermaak en spanning. Hij heeft zijn verhalen graag eenvoudig, hij heeft een simpele smaak. Alle verhalen belichten een andere functie van wat alleen een roman kan doen.

Als entertianment heeft het geschreven woord nogal wat concurrentie van andere media. Wil je dan aantonen wat er allemal kan in een roman?

Ja, maar niet op zo’n toon van :”Kijk eens hoeveel kunstjes ik kan.” Ik wilde net terug naar de basis, naar wat er overblijft aan verhalen als je het bestaan stript van alle onzin. Het belang van verhalen vertellen is de kern van het opzet. En ik wilde ook nagaan of een roman dat ook allemaal kàn: al die verhalen bij elkaar brengen zonder warrig te worden. Wat dit boek doet, lukt een ander medium niet. Film niet, computerspelletjes niet.

Ging het schrijven vlot?

Ik heb lang nagedacht over de vorm. Eenmaal die gevonden was, ging het vanzelf. Ik ging op in de dynamiek die de lezer, als alles goed gaat, ook voelt. Het boek heeft iets claustrofobisch, een gevoel alsof je wordt vastgezet. Dan zijn de verhalen een verlichting. Dat ervoer ik al schrijvend ook.

Houvast kwijt

Net als in je vorige roman ‘De Vergeting’ staat ook hier weer de thematiek centraal van een man die wakker wordt zonder geheugen. Het zou verleidelijk zijn om ook ‘Het Land 32’ te zien als een voortzetting van die thematiek, na de episode van geheugenverlies die je zelf meemaakte en in ‘De Vergeting’ wordt beschreven.

Ik was met ‘Het land 32’ bezig voordat ik ‘De Vergeting’ schreef, dus de chronologie zit anders in elkaar. Nu is het zo dat ik de idee van een man zonder geheugen en houvast een belangrijk en mooi thema vind. Dat gevoel hoort bij deze tijd. Maar tijdens het schrijven van ‘Het land 32’ overkwam iets soortgelijks mij zelf: op een ochtend werd ik wakker met geheugenverlies, dat gelukkig ook weer overging. Daaruit ontstond het idee om met hetzelfde beginthema twee tegenovergestelde boeken te schrijven: een over een man die zijn houvast zoekt in feitelijke herinneringen, autobiografische feiten. En een ander over een man die zijn houvast zoekt in de verbeelding, omdat hij niet meer weet wat echt is en wat niet. Twee uiterste uitwerkingen van hetzelfde wezenlijke idee. Daarmee wil ik niet gezegd hebben dat ‘De Vergeting’ en ‘Het land 32’ een tweeluik zijn, waarbij je het ene boek niet kunt begrijpen zonder het andere. Het zijn een soort ‘spiegelboeken.’

Method writing

4 romans heb je achter je naam staan, je bent 28. Het gaat wel snel. Blijf je dat tempo volhouden?

Dat tempo is nooit een doel op zich geweest, idealiter zou het zelfs iets trager mogen. Schrijven is voor mij nu eenmaal iets natuurlijks. Als de ideeën blijven komen en er geen groteske dingen gebeuren die mijn leven overhoop halen, is dat tempo geen probleem. Writers’ block heb ik nog nooit meegemaakt.

Nochtans wordt in een interview met ‘De Volkskrant’ gewag gemaakt van method writing. Heb je een methode?

Tijdens het schrijven van ‘Het land 32’ verdween ik een tijd lang helemaal in het schrijven. Ik viel af en werd ongezond. Je zou er een parallel in kunnen zien met de manier waarop acteurs aan ‘method acting’ doen en in hun personage opgaan. Maar die vergelijking houdt geen stand. Als auteur kun je je dat niet permitteren, anders verlies je de controle over je boek. Ik ben niet mijn personage gaan spelen. Maar ‘Het land 32′ zat erg in mijn hoofd. Als je een dergelijk verhaal schrijft, lukt het niet om ’s avonds nog gezellig de hort op te gaan. Ik denk niet dat ik me bovenmatig heb ingeleefd, maar het is normaal dat het verhaal enige invloed had op mijn gemoed. Ik kon het moeilijker loslaten, het speelde langer in mijn hoofd. Maar een methode is het niet.

Hoeveel politiek zit er in ‘Het land 32’? In het verhaal van de Poolse taxichauffeur Stanley gaat het plots, zij het in omfloerste termen, over de moord op Theo Van Gogh.

De moord wordt vergeleken met de historische folterdood van de gebroeders De Witt in de 17e eeuw. Het gaat om het zoeken naar een zondebok als thema in de Nederlandse geschiedenis. Ik wil onderzoeken of dat in het DNA van Nederland zit. Maar het is geen pamflet. Het hoofdpersonage herinnert zich niet meer in welk land hij leeft. Zijn herinneringen aan de broers De Witt en Theo Van Gogh zijn aanknopingspunten, hij speculeert over het volk dat ‘Laagland’ bewoont. Het zit tussen geschiedenis en mythe in. Dat vond ik ook zo mooi aan ‘Het Verdriet van België’: daarin wordt met gefingeerde plaats- en familienamen een nieuwe realiteit geschapen, die daardoor juist scherper wordt. Zoals een schilderij soms scherper de werkelijkheid kan uitbeelden dan een foto.

Je jongere broer schrijft ook. Hoe is dat, twee broers in dezelfde branche?

We zitten geen van beiden erg diep in ‘het literaire wereldje.’ We zijn nogal schuw, dus je ziet ons niet gauw op borrels en dat soort dingen. Als we elkaar zien, gaat het niet vaak over literatuur of boeken. ’t Is veel normaler dan je zou denken. En het is fijn om iemand te hebben die je kunt vertrouwen. We willen elkaar zo min mogelijk beïnvloeden, dus lezen we elkaars werk pas als het helemaal af is. Het gevolg is dat we allebei radicaal andere boeken schrijven: je zult aan onze boeken niet merken dat er eengenetische band is. Als we ooit zouden samenwerken, zou er ook een derde stem aan te pas moeten komen. Ik moet niet gaan schrijven zoals hij en omgekeerd.

Das Magazin

Je levert bijdragen aan Das Magazin. Hoe evident was het om een flashy literair tijdschrift op te richten in een tijdsgewricht dat er vooral slecht nieuws uit die sector kwam?

In het begin hadden ze geen geld en geen naam, maar al van bij het begin vond ik het een goed plan. Ik ben er trots op dat ik er al van bij het begin aan meewerk. ‘Das Magazin’ gaf een belangrijk signaal. Onze generatie was vooral het object van gesprekken over literatuur en cultuur, alsof we er steevast buiten staan. ‘Das Magazin’ is een antwoord: we bepalen dat zelf wel, we roepen ons uit tot subject. Historisch gezien is het een belangrijke evolutie. Vroegere generaties vonden subsidie een evident gegeven. Onze generatie is meer opgevoed met het idee van zelfredzaamheid. Dat ‘Das Magazin’ het zonder subsidie wilde proberen, was op zich al een stunt. Intussen hebben ze wel wat subsidie, maar in principe zijn ze zelfbedruipend.

Het lijkt alsof de literaire scene in Amsterdam een groot hip feest is. Is er een nieuwe generatie opgestaan, of lijkt dat alleen maar zo vanop afstand?

Je merkt wel dat literaire avonden sterk veranderd zijn. Schrijven is hip, veel mensen willen echt schrijven. Er is een soort clique ontstaan rond ons, de jongere schrijvers, en hun boeken. Hipheid is echter een zichzelf voedend monster, dat ooit onder zichzelf bezwijkt. Wat gebeurt er wanneer die hipheid verdwijnt? Wie zal er overblijven? De literatuur leeft, dat is een voordeel. Alleen is het moelijk te zien wie van die jonge schrijvers nu echt bestendig zijn. Je kunt nu nog niet zien wie wil schrijven en wie alleen maar schrijver wil zijn.

Michiel Leen

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content