Review | Boeken

Literair afscheid van Aster Berkhof

© Belga

De 93-jarige Aster Berkhof schreef nog 2 thrillers bij wijze van afscheid aan de literatuur. Lukas De Vos is daar echter niet zo zeker van.

De kracht van Berkhof is zijn vertelplezier. Voor een sterke, samenhangende plot moet je niet bij hem zijn. Voor verontwaardiging en vaart daarentegen zijn er weinige voorlopers van de thriller die tegen hem opkunnen.

2 misdaadromans in 1

Berkhof is nu 93, en wil ermee kappen. De twee misdaadromans in één band kondigt Houtekiet aan als “het literaire afscheid van Aster Berkhof”. Ik geloof dat maar zo erg als ik fiducie heb in de logica van de menselijke gedragingen die hij beschrijft. Hij mag dan zo goed als blind zijn, tateren kan hij nog altijd als de beste. En zijn dictafoon staat nooit stil – al verklaart dat voor een stuk ook de onlogische sprongen en de herhalingen die soms de vreugde van het avontuur overwoekeren. Maar ach, ook zwammen hebben hun heerlijkheid. En om het enthousiasme dat van elke bladzijde spat ga ik graag in op zijn onuitgesproken wens: zet even je kommaneukerij opzij, en geef je ongegeneerd over aan de “willing suspension of disbelief”, doe alsof het allemaal mogelijk is, en de rijke sappen van spanning, erotiek, en verbazing ontplooien zich als orchideeën.

Zoals iedereen van mijn leeftijd ben ik grootgeworden met de reeksen van het Davidsfonds, Heideland en de Reinaertboeken, het warme, wat betuttelende maar welmenende nest van kristelijk geïnspireerde emancipatievlamingen. De onderwijzers en onderpastoors van de Vlaamse Beweging. Niet helemaal los van Rome, niet helemaal zo geïndoktrineerd dat ze de snelle evolutie in het Aggiornamentotijdperk niet genegen waren. Ik heb hier nog een drieband uit 1966 liggen met zijn vroege detektives, De Chinese Jonk (1959), Doden worden niet meer levend (1960) en Moord in Mandalay (1964, oorspronkelijk getiteld: Commissaris Rousseau in Birma, 1961). Het is een uitgave van D.A.P. Reinaert, netjes ingebonden in similileren band, kleine dichte bedrukking, twaalfpunts, 443 bladzijden. Gekocht voor één euro in de kringloopwinkel. Fijne lektuur, maar niet zonder vingerwijzing: de zedelijke kwotering (“kwalifikatie” staat er). Een morele waardering of afkeuring, “om al ’t geen den volke goed is”, zoals het Ex Libris van de Boekengids der katolieke boekerijen in zijn openingsjaargang al aangaf (1923-1924). Berkhof kreeg gemiddeld een IV, voor “volwassenen” – voor het tweede boek was toch wel enige vorming nodig. Op de index van verboden boeken kwamen zijn luchtige verhalen niet, wel die van zijn bewonderde leermeester Gerard Walschap, over wie Berkhof in 1943 al een essay schreef, ‘Denise’ door G. Walschap (voor de pret ook even vermelden dat Walschaps zoon Bruno de omslagfoto maakte voor de thriller Doodslag, 1984).

Jonge Berkhof

Maar tot aan het tweede Vaticaans concilie werd streng de hand gehouden aan het kerkelijk toezicht op gevaarlijke lectuur. Dan gold de stelregel die pater B. Van Kesteren in 1904 maakte van het Modernes A.B.C. für Katholiken aller Stände dat de Duitse jezuïet pater X. Brors in 1901 had geschreven. In zijn Modern ABC voor Katholieken. Korte Antwoorden op de Opwerpingen tegen de Katholieke Kerk (’s Hertogenbosch, G. Mosmans 1904, 260 blz. met Imprimatur): “Er is niets tegen het verbod, om voor de gezondheid schadelijke levensmiddelen to verkoopen of in voorraad te hebben, doch het verbod der Kerk, om zich tot benadeelen door vergif voor ziel en hart is . . . . tegen de beschaving! !” (109). Die betweterigheid, dat arrogante, unieke gelijkhebben, dat dogmatisme sinds de officiële publikatie van de Index Librorum Prohibitorum (1559) waarvan de laatste versie werd uitgebracht in 1948 (en die pas in 1966 werd afgeschaft, hoewel “verboden” gewoon vervangen werd door “ontraden”) speelde de jonge Berkhof al vrij snel parten.

Dat is ook het prettige aan Berkhof. Je kunt zijn leven lezen als de kroniek van individuele, en dus exemplarische ontvoogding, de ontwikkelingsgang vanuit besloten hiërarchisch paternalisme naar illusieloos, sociaal engagement. Zelfbewustwording die persoonlijke verantwoordelijkheid centraal stelt, en niet kan terugvallen op onbevraagde regeltjes. Stilistisch zette hij een spagaat tussen de heimatroman (die hem nooit losliet, zijn bewondering voor Jozef Simons en het Kempische achterland heeft hem nooit verlaten) en de eindeloze einders van de reisliteratuur, tussen het politiek pamflet (waarvan Het Huis van Mama Pondo, 1972, en Octopus Dei, 1992 de meest spitante voorbelden zijn) en de intrigeroman. Berkhof is de volkse variant van de denker die van twijfel naar relativisme overgaat, en van betrekkelijke zekerheden naar rationeel besef van menselijke onmacht. Daarom bewegen alle personages van Berkhof in een grijze schemerzone, ze flirten met onbeheersbare tekortkomingen (zondigheid heette dat in vroeger tijden) en onvermoede flinkheid (plus est en vous werd je destijds opgedrongen).

In kracht toenemende opsomming

Berkhof bespeelt die wankelmotor van de menselijke, oscillerende gemoedsgesteltenissen met vaste topoi: de sterke vrouw, de vergiftigende ambitie, de hebzucht en machtsdrang, het weerloze slachtoffer, de harteloze maatschappij. Dat alles geënt op bijzonder aktuele toestanden. De Marmeren Meisjes en Aline vormen samen een register op het oeuvre van Berkhof, ze lijsten letterlijk alle kernthema’s op, en behandelen ze in de gekende gehakte spreekstijl. Opvallendste stijlfiguur is daarbij de enumeratio, de in kracht toenemende opsomming.

Nee, ik mag niet doen wat ik wil. Ik mag niet doen wat ik zou wileln. Ik mag niet doen wat ik verkeerdelijk zou willen. Grote dingen staan hier op het spel. Grote dingen mag je niet met halve aandacht behandelen. (212).

Of: Vader hekelt de wereld, de wereld hekelt veder. Hij kan dat lijen. Hij kan dat echt lijen. Soms gaan ze te ver, vindt hij, maar dat doet hij zelf ook. (…) Delen uit de lessen van mijn vader werden opgenomen op klankband, de acuutste delen daarvan werden overgenomen door De Strop, soms slechts een zinnetje, soms slechts een woord, dat keurde hij af, een woord moet je zien in zijn omgeving, zegt hij, de betekenis verandert door wat vlak ervoor of vlak erna komt. Daar heeft hij gelijk. (12).

Onbetrouwbare omschrijving

Ook de litotes heeft zijn plaats, maar inhoudelijk draait alles om de onbetrouwbaarheid van de omschrijving. De Marmeren Meisjes is één grote stijloefening op taalvervalsing. Daarvan is de praeteritio ongetwijfeld het meest schunnige embleem. Je zegt iets, wat je onmiddellijk (en dus te laat) herroept. In een andere, nog gluiperiger vorm: “Het levensgevaarlijke toverwoord Zou”.

“Zou” verspreidt roddels, verspreidt leugens, schept argwaan en achterdocht, plant vermoedens als steeds grotere zekerheid voort. Geruchten worden overtuiging. Van horen zeggen wordt bijna getuigenis onder ede. Berkhof heeft in De Marmeren Meisjes de aangewezen omgeving gevonden om de onbetrouwbaarheid van achterklap, en dus van taal, te bewijzen: de verkiezing van een nieuwe universiteitsrector. De ene houdt er radicaal rechtse opinies op na en was ooit lid van de obskure Action Radicale, een tweede is een konservatieve volkstribuun met theologische scholing, nog een wordt beschuldigd van plagiaat, een vierde wordt verdacht van kinderverkrachting, een vijfde van mensenoffers. Stuk voor stuk ambitieuze mensen met een verleden of een tweede leven dat beter verborgen blijft. Tegen die achtergrond van intrige, laster en de moord op de weinig aanstootgevende vicerektor die in pole ligt voor de opvolging, ontwikkelt Berkhof het onvermijdelijke liefdesverhaal (zoals gebruikelijk van jongere vrouwen met oudere heren, en zoals gebruikelijk met drie sterke, zij het niet altijd betrouwbare vrouwen, Sonja, Helga en Dolly), en de ontdekkingsreis die hem zijn hele leven gefascineerd heeft. Setting is Egypte, waar professor Bernini een onderaardse beschaving heeft ontdekt, die hem helemaal in de ban heeft. Of toch ten minste de verering van jonge, nubiele meisjes.

Netwerk van kinderhandel

Daaronder schuilt een internationaal vertakt netwerk van kinderhandel, maar het is toch de sfeer van Karl May die overheerst. Ik voelde me helemaal opnieuw in de lotgevallen van Kara Ben Nemsi (Durch die Wüste, 1892; Im Lande des Mahdi, 1896) – met dien verstande dat Karl May, die trouwens in 1904 als “verderfelijke” leugenaar ontmaskerd werd door Rudolf Lebius in een artikelenreeks in Sachsenstimme, en later in het schotschrift Karl May – ein Verderber der deutschen Jugend (hij was in de jaren 1860 veroordeeld voor diefstal en voor diplomavervalsing, twee feilen die Berkhof uiterst gelegen uitkomen), zijn reizen naar den Oost pas achteraf maakte (1899-1900) aan de hand van een Baedeker-reisgids, en Berkhof als globetrotter flink wat eigen ervaringen in zijn beschrijvingen kan steken. Het is geen toevalsvergelijking. Berkhof verwijst in Aline zelf naar Karl May De verwondering moet het bij Berkhof altijd halen op de harmonische romanstructuur.

Geloofwaardigheid moet groeien uit meeleven, uit meegesleept worden, want de schrijver kompenseert dat met belerende uitweigingen. En dan strijk je je hand over het hart als uitgangspunten merkwaardig futiel en vergezocht blijken te zijn. Hoe een studentenblaadje een machtsstrijd op leven en dood kan uitlokken. Hoe vrouwen mannen inruilen. Hoe vlotjes vrijaf genomen wordt of het vliegtuig wordt genomen. Hoe diplomaten en politie in Egypte het erewoord van een bleu, die lektor David Van Halsberghe is, voetstoots aannemen, tegen de verdiensten van een gehaaid oudheidkundige in. Hoe een regionaal krantje aan onderzoeksjournalistiek kan doen zonder financiële draagkracht. Hoe dit, hoe dat. Niet aan denken, doorlezen. En uitkomen bij een zelfmoord, die een heel deel van de Gordiaanse knoop ontwart.

Sterke vrouwen

Diezelfde opschorting van twijfel heb je nodig om het politieker getinte Aline zonder hoofdschudden te volgen. De ontknoping van een moordaanslag komt origineler uit de hoek in dit allerlaatste (?) werk van Berkhof, dat zich afspeelt in de leeuwenkuil van een (herkenbare) politieke krisis, het gekonkel van partijen, het overlopen van politici, en de onstelpbare zucht naar een regeringspostje tegen alle idealen in. Maar of een journaliste als Aline Grijspeerdt op een dergelijke manier kan aanpappen met vooraanstaande politici, geheimen kan delen met de prokureur, intiem kan zijn met dokters die er merkwaardige methodes op nahouden om verlaten kinderen op Mengelewijze te behandelen en gehersenspoelde kindsoldaten te deprogrammeren, dat is wel veel gevraagd van één hoofdpersoon. Ook al incarneert zij opnieuw de sterke vrouw, zonder wie de samenleving echt naar de filistijnen zou gaan.

De verhoudingen in Aline zijn nog dubbelzinniger en iets minder naïef dan in De Marmeren Meisjes. Het zwalpen van Aline tussen haar minnaar-van-enkele-nachten Rutger Hollants en haar oudere geliefde Bertrand Deroovere, met als inzet het premierschap, want ze zitten beiden in dezelfde partij, maakt haar ontvankelijker voor het tekort aan eerlijkheid. Verwijzingen naar Vlaamse toestanden (de Vlaams Radikale Partij, de lange regeringskrisis, de wisselende bondgenootschappen) of naar voorstadrellen (392) zijn schering en inslag. De belerende, moraliserende stukken over Berkhofs afkeer van het nationalisme (362-364, 366-367, 398) vertragen de actie die net het hart vormt van het misdaadverhaal.

Waarom niet doden?

Maar opvallend is, en in die zin hangt het tweeluik erg nauw samen, de kerngedachte is dezelfde: “Waarom niét doden ?” Dat gewetensonderzoek, dat in vraag stellen van de dominerende moraal, wordt geschraagd door de dubbelzinnigheid en het bedrog dat taal uitlokt, zeker in het politiek opbod. Andermaal ligt de sleutel van de menselijke kompleksiteit en zijn voorgewende eenduidigheid vervat in weggestopte jeugdervaringen, verborgen geheimen en herinneringen. Het is symbolisch dat de Iraanse dokter-spion Salman Marhab kinderen in zombietoestand kan brengen, herinneringen kan uitwissen, en ze opnieuw kan doen funktioneren. Als hersenwetenschap zover mocht staan, blijft de vraag waar privacy en identiteit gebleven zijn.

Door het hele moordcomplot (als het dat is; en wat is moord ? en geldt zelfmoord ook als moord ?) zindert Berkhofs onlesbaar verlangen naar schoonheid. Onopgesmukt als in ‘De Tuinman en de Dood’ van P.N. Van Eyck: “Een van de mooiste gedichten die de mensheid ooit gemaakt heeft. Zuivere schoonheid. Door de beklemmende kilte van de sterfelijkheid heen” (ja, Marhab komt uit Ispahan). Schoonheid die de spiegel moet zijn van de reine, openhartige ziel, zoals hij die neerlegde in zijn utopie Lieve, Mooie Aarde (1977). Diep in zichzelf is Berkhof die eenvoudige dorpsjongen gebleven, die hoopte dat de wereld wel zou uitbreiden, maar herkenbaar en ongekompliceerd zou blijven. Dat reizen alleen maar verfijning zou aanbrengen in het simpele, herkenbare, duidelijke leven van een dorp waar iedereen wist wie wat deed, waar iedereen, of toch bijna, arm was maar het niet besefte, waar hulpvaardigheid en solidariteit sterker waren dan achterbaksheid. Daarom kampen al zijn hoofdpersonen met innerlijke twijfels: doe ik er goed aan mijn man te verlaten ? kan ik de bestaande moraal van het huwelijk ongestraft doorbreken ? valt ambitie te rijmen met eerlijkheid ? bestaat er een universele kode om elkaar te begrijpen en te respekteren ? Er is maar één onbegrensde liefde: die van het kind. Die voor het kind. Vrouwen verzoenen zich. Sonja en Helga in De Marmeren Meisje. Reine en Aline in Aline.Tussen Aline en Adrenaline ligt alleen de man (Andre). De rest is besmet, maar je kunt er wel het beste van maken.

Veel storende fouten

Dat heeft Aster Berkhof op zijn eigen gedreven, bescheiden manier gedaan. Beter dan de correktor, want in dit kroonstuk op zijn oeuvre staan teveel storende fouten: “er is wat gebeurt” (493), “wordt je” (492), “de Sja” (424), “Dies irae, dies ila” (422), “verschuild” (301), “naast een” ipv “haast geen”. Berkhof verdient beter.

Als ik goed geteld heb, schreef hij 105 boeken – op amper 70 jaar, van De Heer in Grijze Mantel, een detektive uit 1944, tot dit tweeluik. En dan vergeet je al de rest, de TV-bijdragen (Pro of Contra !), de reisdrift, de muziek, het onderwijs, een huwelijk met Nora Steyaert dat al 57 jaar lang standhoudt. Berkhof, ik zeg het zonder schroom, is de Louis Paul Boon van het platteland. Even gedreven, even verontwaardigd, even verongelijkt, even maatschappelijk geëngageerd, even snelhandig. Hij heeft een minder voor de hand liggende achterban een geweten geschopt. Een achterban die dacht een gerust geweten te hebben, omdat hij “de waarheid” in pacht had. En dat gaat verder dan kerk en staat (339).

Machtsbehoud

De grote verdienste van Berkhof is dat hij de vanzelfsprekende waarheid ontmaskerd heeft als een slinkse strategie tot machtsbehoud en eigen voordeel. En dat hij aangetoond heeft dat de mens wel onvolmaakt is, maar daarom niet minder in staat om de wezenlijke, universele deugden te doorgronden. Die liggen diep in de eenvoudige mens zelf, nooit in de instituties of de heersende hiëarchie. Als hij voortaan zwijgt, dan niet zonder ironische sneer: “De ondeugd loont”. Het omgekeerde moet je er zelf bijdenken: “Het loon deugt niet”.

Aster Berkhof, Aline & De Marmeren Meisjes. Antwerpen/Utrecht, Houtekiet 2013, 597 blz.

Lukas De Vos

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content