Review | Boeken

In de voetsporen van thrillercoryfee Raymond Chandler

Kim Cooper voert Raymond Chandler als (niet zo sympathiek) personage op in haar thriller. © GF
Lukas De Vos
Lukas De Vos Europakenner

Wie deze Amerikaanse thriller leest, zal achteraf blindelings zijn weg vinden in Los Angeles. Auteur Kim Cooper organiseerde jarenlang bustours in deze stad van glamour én misdaad en putte daar inspiratie uit voor deze ’true crime story’.

Elke snel groeiende stad brengt zijn verveling mee. In de roaring twenties was Los Angeles zo’n stad, die haar uitbreiding en verscheidenheid niet aankon. Nieuwe industrieën, maar evengoed renteniers of eenzame mensen vulden de toestromende stadsbevolking aan.

Vlak voor de beurskrach van 1929 bereikte de losgeslagenheid haar hoogtepunt. De politie kon de oplichters nauwelijks aan, de rijken lieten zich op sleeptouw nemen door de meest waanzinnige christelijke sektes. “Bored to death” wouden ze de dood ontlopen, en hechtten ze geloof aan de meest onlogische eeuwigheidsteorieën. Zoals Joseph Smith in 1823 van de engel Mormoni de opdracht kreeg om Het Boek van Mormon op te tekenen, gebeurde hetzelfde een eeuw later met de “Goddelijke Orde van Koninklijke Wapenen er Grote Elf”, een amalgaam van openbaringen door engelen (met name ook door Gabriël) aan de grote Moeder, de “Hiel van God”, May Otis Blackburn en haar dochter Ruth Wieland Rizzio (een voormalig danseresje in Jazz-clubs ). Een cocktail van Blavatsky’s theosofie, offerrituelen, seksorgies, en aftroggelarij. Met maar één constante, zoals in de meeste sektes: blinde gehoorzaamheid aan de profetes, en slaafse overdracht van geld en goederen aan de gemeenschap.

Twee obsessies

Kim Cooper, de schrijfster van deze thriller, heeft twee obsessies: de geschiedenis van Los Angeles, en het oeuvre van Raymond Chandler. Ze heeft daar op de meest uitputtende én natuurlijke manier gebruik van gemaakt, zodat de argeloze Europese lezer niet eens beseft hoe hoog het werkelijkheidsgehalte is van het verhaal. “True Crime” en godsdienstwaanzin vormen al een voorafschaduwing van de totale ontsporing die de Amerikaanse samenleving vandaag te zien geeft in al haar irrationaliteit van geloofsuitingen. Cooper doet dat op een even slinkse als fascinerende manier: ze schrijft helemaal in de stijl van de pulpverhalen uit de jaren twintig en dertig, met een ongewoon scherp oog voor tijdsdetails (alleen al de beschrijving van de binnenhuisinterieurs en de uitbouw van loges verdient een pluim) en voor de clichés van die tijd (van de rol der vrouwen, tot de slapjanussen van opgedirkte macho’s). Ook de stijl, met veel versierende beelden en bijvoeglijke naamwoorden, veel aanvullende zinnen, en elliptische constructies die nauw aansluiten bij het Amerikaanse slang van Kalifornië, verhogen de vervreemdende sfeer van een tijdsgewricht dat wij enkel nog kennen van de music-halls, het ballroom-dancing, de ongeremd ontplooiende olie-industrie, en de geestelijke verwarring die opgevangen werd door ongebreideld hedonisme. The Kept Girl is de bijbel van een losgeslagen samenleving die onbewust danst op de rand van de afgrond. En de innerlijke leegte met nieuwe afgoden op wil vullen: “This is a modern world, friend. We need modern prophets, who understand machines – and science !”

Cooper is bovendien allesbehalve een Chandler-heidene. Zij voert de man op als personage, als een kaderlid van de Dabney Oil Co. (wat hij in die jaren ook was, hij schopte het zelfs tot vicevoorzitter), en put rijkelijk uit details die later in zijn zeven thrillers aan bod komen (van The Big Sleep tot Farewell my Lovely en The Lady in the Lake). Fraai komt hij niet uit de typering. “Ray” is een onzekere dilettant, die meer geporteerd is voor avontuurtjes dan voor zijn vrouw, een allesbehalve dappere onderzoeker die meer oog heeft voor geld en wagens, en voor zijn eigen hachje, dan voor de misdaad die de sekte onthecht verbergt. Maar hij weet zich goed te omringen, onder meer met de (historisch even onbuigzame, maar politiek onhandige) agent Tom James, en zijn zelfbewuste secretaresse Muriel Fischer, de evenknie van Mike Hammers Velda in de hardboiled thrillers van Mickey Spillane. De echte Tom James heeft, volgens Cooper, wellicht mee model gestaan voor Philip Marlowe. Zeker is dat die in 1931 zijn eigen ruiten insloeg door een schotschrift tegen de burgemeester en het corrupte gemeentebestuur op te stellen, Chief Steckel Unmasked. In elk geval heeft Cooper op ijzersterke manier het historische verhaal naar haar hand gezet, getrouw de ontwikkelingen volgend, maar waar nodig de rol van enkele personages aanpassend aan het ritme van het verhaal.

Thrillerauteur Raymond Chandler komt er maar bekaaid vanaf.
Thrillerauteur Raymond Chandler komt er maar bekaaid vanaf.

In het hart van de sekte

Zo heeft ze de aanklacht tegen May Otis Blackburn in 1929 verschoven. Ze kan makkelijk onderuit de beschuldiging dat de zestienjarige Willa Rhoads (later inderdaad in een kelder teruggevonden) vermoord werd. In werkelijkheid moest de sekteleidster terechtstaan omdat ze Dabney Oil 40.000 dollar lichter had gemaakt. Zo legt ze andere verantwoordelijkheden in de oliefirma, of wijzigt ze het aandeel van sommige personages. Maar juist die aanpassingen versterken de kracht van de Blackburn Cult, die Cooper met pittige details uit plaatselijke kranten van die tijdsperiode heeft aangeturfd. Maar zonder dat ze de sfeerschepping, het ritme, of de gebaldheid van de akties aantast. De sterkste scène is allicht die waar Muriel doordringt in het hart van de sekte, maar opgesloten wordt, en bij het zoeken naar een uitweg hopeloos verdwaalt tot ze door een twijfelend sektelid, Frank, gered wordt uit de beangstigende doolhof, met eindeloze gangen, ratten, spelonken, gesloten deuren, doodlopende trappen, trompe-l’oeils en onverwachte vondsten: “The thing on the ledge was human, horribly contorted and apparently mummified. The face, thin and tortured, was cast towards her, mouth gaping in its final fishy gasp”. Rijkelijke, suggestieve beschrijvingen. Helemaal de stijl van het mengelwerk dat ook onze kranten tussen de twee wereldoorlogen met gusto brachten.

De kracht van The Kept Girl (mij is nog altijd niet duidelijk of nu Muriel, Ruth of Willa bedoeld wordt, ik denk de laatste) zit hem in de voorbereiding. Kim Cooper is maar aan de roman begonnen toen ze al zeven jaar busrondritten in Los Angeles organiseerde, langs oorden van verderf en mysteries, misdaad en protserigheid. De “Esotours” – esoterisch geladen stadssporen. Maar ook in de sporen van The Black Dahlia of van Chandler himself. Toen ze met haar man, Richard Schave, al twee historische onderzoeksprojecten had afgewikkeld, het 1947Project (dat vreemde gebeurtenissen uit 1907 en 1927 in kaart bracht) en het Bunker Hill Projekt.

Geforceerd happy end

De enige zwakte zit hem in de Amerikaanse correctheid om wat geforceerd uit te monden in een happy end . Het rapport dat Ray moet afdienen wordt goed ontvangen, en Muriel heeft hem de bond gegeven. Zo kan hij zonder bezwaren terug naar zijn vrouw. In goeie Europese, wat zwartgalliger traditie zou het afrondende hoofdstukje twintig weggelaten zijn, en uitlopen op een zwaarmoedig afscheid: de definitieve breuk tussen Muriel en Ray, en de onmogelijkheid om May en Ruth klem te zetten. Erger, na het “Good-bye , Miss Ruth. Try not to be too cruel”, zouden de slotzinnen een niet te torsen gewicht laten liggen op de meedenkende, verontwaardigde lezer: “She laughed again. She had a pretty laugh. He heard it in his head all the way back home, and sometimes, when he was very tired, for the rest of his life”. Dat is pas een bezwaard testament dat hij door zijn eigen schutterigheid moet meedragen. Nu wordt alles helaas weer herleid tot huwelijkstrouw en waar geluk. Trouw, overgave, illusieloosheid. De belofte van elke sekte.

Volmaakte gids

En nog even terloops: het gekozen lettertype, Bodoni Becker, is hoogst onaangenaam om te lezen. Het art deco ontwerp van het omslag daarentegen ziet er even goedkoop uit als een dime novel maar vat perfekt het tijdperk samen, wolkenkrabbers, gangsterwagens, pijp en bril, en een historische titel: “‘I’m a dead man’ was Cult Ritual Cry”. Het prettigste voor mij is dat ik nooit Los Angeles gezien heb, en er zeker van ben dat ik in de oude wijken direct mijn weg zou vinden, zonder dat mij een opdringerig stratenplan door de strot werd geduwd. Kim Cooper is een volmaakte leidsvrouwe.

Kim Cooper, The Kept Girl. Los Angeles, Esotouric Ink Books 2014, 269 blz.

Lukas De Vos

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content