Karel-Willem Delrue

‘Hoe loods ik Hugo Claus mijn lessen Nederlands binnen?’

Karel-Willem Delrue Leerkracht Nederlands-Engels in het Bernarduscollege

’10 jaar geleden sloot Claus voorgoed de ogen, maar dankzij uitgevers, recensenten, boekhandelaren, leraren en lezers is hij nog lang niet dood’, schrijft leerkracht Nederlands Karel-Willem Delrue.

We hebben net samen een scène uit ‘De ingebeelde zieke’ van Molière nagespeeld en we zouden het de volgende les over Stanislavski en Ibsen moeten hebben, maar de chronologie van hun cursus theatergeschiedenis wordt vandaag even opgeschort. Het is immers 19 maart 2018. Precies tien jaar geleden stierf een monument. ‘Michael Jackson?’, vragen ze. ‘Jotie T’ Hooft?’ Ik doe alsof het me niet raakt en geef hen het juiste antwoord. ‘Wie is Hugo Claus?’, vraagt Michael.

Is Hugo Claus dan zo snel uit ons collectief geheugen aan het verdwijnen? Dat kan ik maar moeilijk geloven. ‘De Clausologie draait op volle toeren en de specialisten schrijven en bloemlezen zich het eelt op de vingers’, postte literair recensent Dirk Leyman afgelopen vrijdag, en ook het uitstalraam van de betere boekhandel vlakbij de school kleurt Claus. De Bezige Bij heeft zelfs foldertjes verspreid om de initiatieven op te lijsten die de schrijver dit jaar laten herleven.

10 jaar na zijn dood leeft Claus nog steeds. Is het dan niet mijn plicht als leraar Nederlands om hem deze week ook mijn lessen binnen te loodsen? Maak hoe pak ik dat aan? Hoe pers ik zijn oeuvre tot 50 minuten samen?

Hoe loods ik Hugo Claus mijn lessen Nederlands binnen?

Ik kan beginnen met te vertellen dat ik Claus zelf ooit heb ontmoet, al moet ik er dan eerlijkheidshalve meteen bij vermelden dat de ontmoeting erg kort was en het respect niet wederzijds. Ik zat in het vierde middelbaar. Van onze leraar Nederlands kregen we in kleine groepjes de opdracht een interview af te nemen, een schrijftaak waar ook mijn leerlingen vandaag niet aan ontsnappen. Tijdens een wandeling met mijn ouders en grootmoeder in Oostende zagen we ‘die bekende schrijver’ ter hoogte van de gaanderijen van het Thermae Palace eenzaam, bonkig en mijmerend naar de zee staren. ‘Spreek hem aan voor dat interview’, zei mijn vader. Op die leeftijd voelt men nog weinig schroom en zonder gêne of terughoudendheid stapte ik op de meester af. Of ik hem mocht interviewen voor een schoolopdracht. ‘Als jij naar mijn buitenverblijf in het zuiden van Frankrijk afzakt voor dat interview, komt dat helemaal goed.’ Einde gesprek. Met de staart tussen de benen terug naar mama, papa en bomma. ‘En? Wat zei hij?’ We hebben dan maar Gitte van Ketnet of Honoré d’O geïnterviewd. Ik weet zelfs niet meer wie van de twee. Laat ons zeggen dat een interview met Hugo Claus toen onvergetelijker zou zijn geweest.

Dankzij Absynthe Minded heb ik nu natuurlijk de ideale aandachtstrekker om het over het dichtwerk van Claus te hebben. ‘Wie is Bert Ostyn?”, vraagt Michael. We analyseren ‘Envoi’ en we vragen ons af waarom Claus zo cynisch en neerbuigend was over zijn eigen verzen. Nog twaalf regels lang op dit blad hou ik ze de hand boven het hoofd, dichtte hij. Ze tellen. ‘Het klopt, meneer!’. Nog twaalf regels en dan vliegen ze uit. Hij stuurt zijn verzen weg. Zijn hoofd uit. Naar haar die ik niet ken, eindigt het gedicht. Ik koester stiekem de hoop dat ten minste een aantal leerlingen zich aangesproken voelt.

Nu ze de smaak van Claus’ poëzie te pakken hebben, kan ik er net zo goed ook ‘Ik schrijf je neer’ tegenaan gooien. Het speelse, sensuele scoort meestal goed bij deze leeftijdsgroep. Bovendien kan ik het koppelen aan de turbulente levensloop van de schrijver zelf en aan zijn relatie met Sylvia Kristel. ‘Wie is Emmanuelle?’, vraagt Michael.

Ik besef dat ik te weinig tijd heb om hen ten volle te laten kennismaken met het werk van Hugo Claus. Wat had ik graag klassikaal ‘Een zachte vernieling’ gelezen nu we op het punt staan zelf naar Parijs te vertrekken of toch ten minste een aantal hoofdstukken over Louis Seynaeve.

We eindigen met een andere leesoefening. Ik schotel hen het interview van Piet Piryns voor. ‘Ik, ridder van rare woorden’. Daarin is de gelatenheid al voelbaar van iemand die weet dat het einde nadert. ‘Je mag de dood niet laten winnen’, vertelde Claus toen aan zijn interviewer. ‘Ik kan nog altijd bepalen wanneer ik ga.’

Tètitatutis‘, moet hij zelf hebben gezegd. 10 jaar geleden sloot Claus voorgoed de ogen, maar dankzij uitgevers, recensenten, boekhandelaren, leraren en lezers is hij nog lang niet dood.

Karel-Willem Delrue is leerkracht Nederlands-Engels in het Bernarduscollege in Oudenaarde. Bloggen doet hij als ‘Meneer Delrue‘.

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content