Dimitri Verhulst: ‘Scheiden doe je uit respect voor de liefde’

Eigenlijk zou het in dit gesprek vooral over zijn seniorenroman ‘De laatkomer’ moeten gaan maar de relatiebreuk van Dimitri Verhulst met ‘zijn’ Nathalie na 12 jaar samenzijn besliste er enigszins anders over.

‘De laatkomer’ is het even schrijnende als hilarische verhaal van de gepensioneerde bibliothecaris Désiré Cordier, die om te ontsnappen aan zijn bazige vrouw en zijn liefdeloze burgermansbestaan de ziekte van Alzheimer begint te veinzen. Hij slaagt erin geriaters om de tuin te leiden en zich, gezond en wel, als demente en incontinente bejaarde te laten opnemen in Home Winterlicht.

Het interview kent een valse start. We hadden afgesproken in Huccorgne, het onooglijke en naar men zegt bucolische Waalse dorpje waar de schrijver zich een tiental jaar geleden terugtrok om hout te hakken, schapen te fokken, en zich voorts geheel aan de liefde en de letteren te wijden. Maar de ochtend dat we ons met paard en kar op weg willen begeven, meldt zich al voor dag en dauw een grafstem aan de telefoon: ‘Met Dimitri. Nathalie en ik hebben vannacht besloten uit elkaar te gaan. Ik ben bang dat ik niet in de stemming ben voor een interview.’

Voor nieuws over gebroken harten bestaan gespecialiseerde bladen, maar voor een goed begrip van onderstaand interview kan de relatiebreuk van de schrijver ook in Knack niet onvermeld blijven. Een week later staat hij in Antwerpen bij een van de interviewers op de stoep. Hij sleept een reiskoffer op wieltjes achter zich aan. En stelt zich monter voor als ‘A. den Doolaard.’

Veel van uw boeken hebben een autobiografische achtergrond. Waar haalde u voor uw nieuwe roman de mosterd vandaan?

Dimitri Verhulst: Door omstandigheden – een aantal gevallen van dementie in mijn Waalse dorp en in de familie van Nathalie – heb ik de voorbije jaren opnieuw een aantal bejaardentehuizen bezocht, en het viel me op dat er nog niets veranderd was sinds de jaren zeventig, toen ik voor het eerst in zo’n home kwam. We hebben het dan natuurlijk over de sociale klasse die geen duur rusthuis kan betalen. Het is toch wraakroepend dat mensen anno nu nog altijd met een pamper in hun bed moeten liggen omdat er niemand is om hen op de pot te zetten? Of dat ze om zes uur een slaappilletje gevoederd krijgen omdat er ’s avonds geen personeel meer is? Alsof oud worden een misdaad is. Want zo zien de mensen in het bejaardentehuis eruit: alsof ze gestraft zijn. Op het gevaar af populistisch te klinken: er zijn ongetwijfeld criminelen die een prettiger cel hebben.

Het personeel in Huize Winterlicht is weliswaar onderbetaald en onderbemand, maar ook ongelooflijk betuttelend. ‘Zijn wij vandaag al op het potje geweest?’

Verhulst: Vreselijk. De diminutieven vliegen je om de oren. Veel van die bejaardenhelpers en -helpsters moeten toch serieus getwijfeld hebben tussen een opleiding als kleuterjuf en de geriatrie. Ze bedoelen het wel goed, maar ik erger mij vreselijk aan dat verpleegsters-wij. In mijn wildste dromen zit Jeroen Brouwers binnenkort in een bejaardentehuis en heeft hij ze nog allemaal op een rij. En dan hoor ik hem die verpleegsters uitschijten.

Er werken – excusez le mot – opvallend veel ‘allochtonen’ in Huize Winterlicht.

Verhulst: Dat is de realiteit. Ik wens al die kiezers van het Vlaams Belang ook een prettige dementie toe, want hun kont zal gewassen worden door een Marokkaanse. Dat gaan ze nog meemaken.

‘Sprakeloos’ van Tom Lanoye, ‘Gestameld liedboek’ van Erwin Mortier en nu ‘De laatkomer’. Dementie blijkt een dankbaar onderwerp voor schrijvers van uw generatie.

Verhulst: Op heterdaad betrapt! Ik heb daar niet zo bij stilgestaan, maar literatuur gaat waarschijnlijk een beetje in golven. Je hebt een tijdje homoliteratuur gehad, daarna ging het vooral over drank, en nu blijkbaar over dementie. Het zal wel met de vergrijzing te maken hebben: de lezers van Plus Magazine zijn nu onze voornaamste doelgroep. Je mag mij van grootspraak verdenken, maar zoals Cervantes zijn dolende ridder ten tonele voerde om afscheid te nemen van de middeleeuwse hoofse literatuur, zo laat ik in ‘De laatkomer’ een demente bejaarde rondspoken die ik Kampcommandant Alzheimer noem, een oude nazi. Misschien heeft het te maken met de dood van Harry Mulisch, maar ik denk dat we nu echt afscheid aan het nemen zijn van onze oorlogsliteratuur. Er is intussen een meer burgerlijke generatie schrijvers opgestaan: we schrijven nu over onze moeders in het bejaardentehuis.

Het huwelijk is een gevangenis. Is dat de onderliggende boodschap van ‘De laatkomer’?

Verhulst: Een gevangenis waar we vrijwillig in stappen: we zijn vaak elkaars gevangenisbewaarders. Dat kan prettig zijn als je daarvoor gekozen hebt. Hoewel, ik vrees dat ik nu wel een heel raar interview aan het geven ben. In vroegere interviews predikte ik altijd het geloof in de liefde, als het over de liefde ging was ik de grootste lyricus van allemaal. Maar kijk – de liefde tussen mij en Nathalie is op. Ik heb dat zelf niet zien aankomen, maar als ik ‘De laatkomer’ nu herlees, dan weet ik dat ik het wist.

Het boek was dus slimmer dan de schrijver?

Verhulst: Dat is in mijn geval wel duidelijk. Als ik schrijf heb ik kennelijk een soort eerlijkheid en een soort openhartigheid die ik in het dagelijks leven niet altijd tentoonspreid. Wat zou anders ook het nut van schrijven zijn? Op het moment dat ik schrijf heb ik geen scrupules. Ik denk nu, achteraf, dat ik met ‘De laatkomer’ een grote metafoor bedacht heb voor mijn eigen leven. Ik heb naar oude mensen gekeken, en ik zag mezelf.

Il n’y a pas d’amour heureux?

Verhulst: Dat weet ik zo nog niet. Ik heb met Nathalie twaalf jaar lang een buitengewoon gelukkige liefde gekend. Ze is niet blijven duren, maar misschien moeten we de liefde durven te zien als iets tijdelijks. Alleen zo kan ik mezelf beliegen dat de liefde bestaat. Alleen zo kan ik het spel spelen dat ik speel: als de liefde er is, dan wil ik geloven dat het de enige, echte, ware, schone enzovoort is. Maar als het spel uitgespeeld is, moet je niet nog eens de kaarten willen schudden. Zoals abortus er is om de kwaliteit van het leven te verbeteren, zoals euthanasie er is om de kwaliteit van het leven te verbeteren, zo is echtscheiding er om de kwaliteit van de liefde te verbeteren. Scheiden doe je uit respect voor de liefde.

Zult u uw Waalse dorp niet missen?

Verhulst: Ik ben heel goed in het achterlaten van dingen. Dat heb ik geleerd van mijn moeder, die mij buitengesmeten heeft toen ik twaalf was. Ik heb me toen omgedraaid, ik ben weggestapt en ik heb niet meer omgekeken – uit zelfbehoud. Ik had me heilig voorgenomen: ik zal je niet missen, ik zal hier niet aan kapot gaan. En ik héb mijn moeder ook nooit gemist. Veel mensen, vooral vrouwen, kunnen dat moeilijk geloven, maar ’t is wel zo. Ik kan goed weggaan, maar ik ben heel slecht in afscheid nemen. Als ik ooit voor euthanasie kies, wil ik niet dat mijn vrienden of mijn geliefde aan mijn sterfbed zitten. Ik zal misschien wel een briefje op de keukentafel achterlaten, maar voor ik de pijp uitga wil ik toch liever nog even alleen zijn met mezelf. Zoals de meeste beesten, als ze hun einde voelen naderen.

Piet Piryns en Hubert van Humbeeck

(Het volledige interview staat in Knack nr. 20 van woensdag 15 mei 2013)


Dimitri Verhulst, ‘De laatkomer’, Atlas Contact, 144 blz., 19,95 euro.

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content