Othman El Hammouchi

‘We moeten ook onze eigen dogma’s in vraag durven stellen als we dat van anderen verwachten’

Othman El Hammouchi Filosoof en opiniemaker, auteur van 'Lastige waarheden' (Polis)

Opiniemaker Othman El Hammouchi neemt de liberale rechtsstaat en democratie kritisch onder de loep: ‘Er bestaan wel degelijk alternatieven die hun strepen al verdiend hebben.’

L’homme est né libre, et partout il est dans les fers.(De mens wordt vrij geboren, maar overal is hij geketend, nvdr.) Met deze legendarisch geworden woorden opent de Zwitsers-Franse filosoof Jean-Jacques Rousseau zijn Du contrat social uit 1762. Het zou een van de hoofdwerken van de Verlichting worden, een intellectuele stroming in Europa die de rede hoog in het vaandel droeg.

In het werk vraagt Rousseau zich onder andere af wat het betekent om vrij te zijn. Deze vraag ligt op het kruispunt tussen de ethiek en de politieke filosofie, omdat ze zowel betrekking heeft op de aard van menselijk geluk als de optimale ordening van menselijke samenlevingen.

We moeten ook onze eigen dogma’s in vraag durven stellen als we dat van anderen verwachten.

Bij ons in het Westen bieden het verlichte individualisme en de liberale rechtsstaat al geruime tijd een antwoord op deze vraag. Deze twee doctrines zijn sterk met elkaar verbonden en veronderstellen een welbepaald beeld van de menselijke natuur.

Maar vandaag wil het duo aanspraak maken op een buitensporige universaliteit en vanzelfsprekendheid. Discussie en kritiek – die niet noodzakelijk tot verwerping van beide principes leiden – lijken steeds moeilijker. Maar we moeten wel degelijk ook onze eigen heilige koeien durven bekritiseren als we dat van anderen verwachten. Het denken mag zich tenslotte, naar het dictum van Poincaré, nooit onderwerpen aan dogma’s of vooroordelen.

De aard van de mens

Bij een eerste oogopslag lijkt de maatschappij, om Marx te parafraseren, niet meer dan een opeenhoping van individuen die voortdurend in interactie treden. Het individu, zijn handelingen en relaties vormt de kerneenheid. Men doet er dus goed een maatschappelijke beschouwing vooraf te laten gaan door een studie van de menselijke natuur.

In mensen openbaart ‘het handelen’ zich steevast aanvankelijk als niets meer dan een reeks ongecoördineerde doch zeer gedreven pogingen van ‘de wil tot leven’ om zichzelf te objectiveren, van eenzelfde soort die we zien bij lagere levensvormen. Instinct en daad vallen samen.

Wanneer het leven zich verder ontwikkelt (samen met de geest en de autonomie), ontstaat er ook een ‘geestelijke ruimte’ waarin verschillende subjectieve, transcendentale ervaringen naast elkaar mogelijk zijn. Eerst gaat het om impulsen, later is er ook plaats voor voorstellingen en gedachten.

Het is pas op dit ogenblik dat ‘de wil tot leven’ het gedrag van de mens werkelijk zal proberen te sturen, en wel door verlangen en bevrediging. Verdere ontwikkeling verzwakt de greep van ‘de wil tot leven’ tot het zelfbewustzijn en denken tot volle bloei komen en er een volwaardig autonoom individu ontstaat.

De menselijke geest bevindt zich voortdurend in een toestand van flux en anarchie, waarbij talloze impulsen de bovenhand op elkaar trachten te halen. Het is daarom gepaster om bij de beschrijving van mentale toestanden niet te spreken over welbepaalde gedachten of gevoelens, maar over een stream of consciousness. Te midden van deze chaos bestaat er echter toch een zekere vorm van orde, belichaamd door gewoontes en neigingen. Dit geestelijke proces heeft een fysiologisch equivalent, namelijk de creatie en versterking van neuronale patronen in de hersenen. Telkens men toegeeft aan een verlangen wordt het versterkt, wanneer men eraan weerstaat wordt het verzwakt. Gewoontevorming is het mechanisme dat handelingen makkelijker en aangenamer maakt door herhaling.

Zodra de mens zich handelend opstelt, wordt hij in zijn gedrag dus bepaald door een combinatie van vrije beslissingen en gedetermineerde verlangens. Het zonder externe dwang tot stand komen van beslissingen en daden is dus geen garantie voor hun vrijheid. Echte vrijheid kan slechts bereikt worden door de geest verder te ontwikkelen en te emanciperen van aangeboren en ontwikkelde verlangens.

Deze vrijheid kan dan aangewend worden, zoals Aristoteles voorstelt in zijn Ethica, ten bate van het ontwikkelen van nieuwe gewenste gewoontes (en het verzwakken van bestaande) die het op lange termijn eenvoudig maken om het gedrag te laten overeenstemmen met de wensen. Aristoteles schetst zo een ideaal; de mens die zijn karakter boetseert.

De rol van de maatschappij

De bovenstaande conclusie lijkt een van de steunpilaren van de liberale ideologie onderuit te halen, namelijk het geloof dat alle mensen rationeel zijn. Door het bestaan van allerhande onopzettelijke en niet-rationele drijfveren wordt een mens voor een groot deel bepaald door zaken waar hij geen grip op heeft. In een liberale samenleving ben je vrij om te doen ‘wat je wil’, maar de invulling gebeurt niet geheel vrij en zelfstandig.

Het kapitalisme is in essentie gestoeld op het vermogen om nieuwe verlangens te creëren die door industriële goederen bevredigd kunnen worden.

De tweede pilaar waarop de liberale ideologie steunt, hangt sterk samen met de eerste: het vermeende vermogen van elk mens om zijn eigen levenspad uit te tekenen. Deze doctrine vormt de motivering voor het handhaven van een strikte neutraliteit van de staat ten aanzien van opvattingen over de aard van het goede leven.

Waar Aristoteles en Plato de staat en maatschappij beschouwden als instrumenten om menselijk geluk te verwezenlijken, kiest de liberale samenleving (die misschien wel haar beste formulering kreeg in het werk van Rawls) er bewust voor geen voorkeur te uiten voor een bepaalde visie op het goede leven.

De scepsis van Aristoteles en Plato lijkt de waarheid aan haar kant te hebben. In de praktijk halen biologische en sociaal ontwikkelde verlangens vaak de overhand op de vrije wilskracht van de mens, zodat het gedrag overwegend gedetermineerd is.

Zoals vele communisten en socialisten hebben ingezien is het eigen aan een kapitalistisch systeem misbruik te maken van deze verlangens in het eeuwige streven naar meer winst. Het kapitalisme is in essentie gestoeld op het vermogen om nieuwe verlangens te creëren die door industriële goederen bevredigd kunnen worden.

Meer nodig dan onderwijs

Men zou daarom kunnen argumenteren dat het noodzakelijk is om zowel op cultureel als statelijk niveau een vorm van benevolente dwang uit te oefenen (van de soort die op scholen aangewend wordt) om het karakter en de voorkeuren van mensen van buitenaf op positieve wijze te vormen. Uiteraard moet de gemeenschap, maatschappij en staat in een dergelijk geval dan wel over een substantieel autoriteitsmandaat beschikken.

Het volstaat hier niet om te verwijzen naar de rol van het onderwijs in het vormen van kritische burgers en consumenten die zich niet om de tuin laten leiden. Het gaat hier namelijk in eerste instantie niet om bedrog, maar om het exploiteren van het gedetermineerde aspect van het menselijk handelen. Teneinde dat uit te schakelen moet er aan karaktervorming gedaan worden, wat intrinsiek ethisch is van aard, en dus wel een bepaald beeld van het goede leven nodig heeft.

Een dergelijk een proces bestaat uit het verzwakken van de natuurlijke biologische impulsen en het vormen van goede gewoontes. Want handelingen worden niet voornamelijk gestuurd door gedachten, maar wel door neigingen en disposities. Hoewel het individu in de liberale samenleving wel formele vrijheid heeft, staat dit dus geenszins gelijk met échte vrijheid.

Het volk heerst?

Een laatste punt van kritiek betreft de democratie. Alweer volg ik hier Plato die in de democratie geen heil zag. Hij was getuige van de moord op zijn leermeester (als we aannemen dat Socrates daadwerkelijk heeft bestaan) door een regime dat veel democratischer was dan het onze vandaag. Gemotiveerd door demagogie en fanatisme stemden de Atheners ervoor om een van de vaders van de filosofie te executeren wegens ‘het corrumperen van de jongeren’.

Ook vandaag is het duidelijk dat de heerschappij van het volk lang niet altijd wenselijk is.

Ook vandaag is het duidelijk dat de heerschappij van het volk lang niet altijd wenselijk is, zoals de verkiezing van een Amerikaanse president die volgens alle maatstaven inadequaat is aantoont. Voor wie nog niet overtuigd is, volstaat het zich in te beelden dat het land bestuurd werd via referenda om de vermeende wijsheid van de man in de straat optimaal te benutten.

Laten we kijken hoe de democratie scoort op twee punten; efficiëntie en stabiliteit. Wat efficiëntie betreft is het duidelijk dat de democratie een slecht rapport kan voorleggen. Het proces van voortdurende beraadslaging en trage besluitvorming zorgt ervoor dat het vaak veel te lang duurt voor dringende kwesties worden aangekaart. Bovendien moet men zich daarbij in hoge mate schikken naar de wil van mensen die helemaal geen verstand hebben van hoe goed beleid gevoerd moet worden. Dat is natuurlijk niet verbazend gezien de complexiteit van de maatschappij en het staatsbestel en de (gezonde) desinteresse die de meeste mensen tonen voor dit soort zaken. Het lijkt dan niet erg slim om toch aan te dringen op een sturing van het publieke beleid door een verkozen segment van de bevolking dat niet over de vereiste capaciteiten beschikt. De mogelijke gevolgen hiervan worden afdoende geïllustreerd door zogenaamde ‘nieuwe democratieën’, staten waar de democratische regeringsvorm een nieuw fenomeen is. Vaak worden ze gekenmerkt door armoede, corruptie, incompetentie en een socialistische weggeefcultuur.

Wat stabiliteit betreft zou men op het eerste gezicht denken dat een systeem waarin macht verspreid is over een grote groep mensen minder vatbaar is voor desintegratie. Maar vandaag bewijst China dat dit niet noodzakelijk het geval is. Een ongelooflijke groei van welvaart, vooruitgang en socio-culturele bestendigheid is er in gang gezet door een regering van niet-verkozen, op basis van meritocratie geselecteerde, competente bureaucraten. De reden hiervoor zou zijn dat, zoals Hans-Hermann Hoppe heeft beargumenteerd in zijn Democracy: The God That Failed, heersers die de staat beschouwen als bezit er beter zorg voor zullen dragen dan verkozen politici die helemaal niet zeker zijn van hun herverkiezing. Bovendien kan er ook binnen het bestek van die kleine groep een verspreiding van de macht worden bewerkstelligd, die samen met de inherente macht van het volk als reusachtige massa een waarborg vormt voor de stabiliteit van het land.

Alternatieven

Hoewel het vandaag ongebruikelijk is hierover te spreken, bestaan er wel degelijk alternatieven voor de liberale rechtsstaat die hun strepen al verdiend hebben. Ik herhaal dat een samenleving die voortdurend het vaandel van de vrije gedachte hoog wil houden niet mag terugdeinzen voor het beschouwen van dergelijke alternatieven.

Men kan op rationele gronden het idee van een autonome, rationele, op zichzelf staande mens verwerpen ten voordele van een visie die de nadruk legt op gemeenschappelijke verbondenheid en identiteit op vele verschillende niveaus. Dit is wat de Franse socioloog Emile Durkheim aanduidde als intégration sociale: de inbedding van het individu in een familie, een lokale gemeenschap, een wijk, een stad, een provincie, een land, een beschaving, een religie… Volgens deze visie zou de gemeenschap een meer uitgebreid mandaat kunnen krijgen om het individu te leiden, zowel door sociale druk als met behulp van karaktervormende processen. Vrijwel alle traditionele (zowel premoderne als moderne) samenlevingen volgden en volgen dit pad.

Ten tweede kan je de capaciteit van de mens om een levenswandel te kiezen in twijfel trekken, en de staat en maatschappij toestaan de mens te helpen. Hoewel deze rol traditioneel werd ingevuld door religies, zou hierbij elk ernstig moreel systeem gebruikt kunnen worden. Dit betekent overigens niet dat men mensen van staatswege moet dwingen een bepaald ethisch systeem aan te hangen: dat zou zelfs contraproductief zijn. Neen, de samenleving moet eerder haar culturele hulpbronnen (soft power), voornamelijk in de vorm van de media en onderwijs, gebruiken om het karakter en de preferenties van mensen zo te vormen dat ze vrijwillig conformeren aan de processen die hen van een goed leven moeten voorzien. Opnieuw zou men hier alle traditionele maatschappijen kunnen noemen als voorbeeld, die ten aanzien van deze zaak allemaal platonisch waren: het Chinese Keizerrijk, de Europese christelijke koninkrijken, het Ottomaanse Rijk…

Tot slot is er nog de kwestie van democratie. Hier stapelen de alternatieven zich op: platonische aristocratie, confucianistische meritocratie, verlicht despotisme, traditionele monarchie… Allen hebben ze gemeen dat ze er meestal toe leiden dat publiek beleid gevoerd wordt door competente bureaucraten met kennis van zaken en langetermijnperspectief. Men moet niet vinden dat een van deze alternatieven inderdaad superieur is aan ons huidig stelsel. Maar laten we in godsnaam de discussie niet met holle frasen en slogans stopzetten.

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content