Liesbet Dhaene (N-VA)

‘Waarom het Franstalig onderwijs in Brussel meer lessen Nederlands moet organiseren’

Liesbet Dhaene (N-VA) Brussels parlementslid voor N-VA

Brussels parlementslid Liesbet Dhaene (N-VA) over de noodzaak van meer aandacht voor Nederlandse lessen in het Brussels onderwijs.

Daar waar in Brussel 9 op de 10 Brusselse werkaanbiedingen de kennis van de twee landstalen vereisen, spreken minder en minder leerlingen uit het Brussels Franstalig onderwijs voldoende Nederlands. De Brusselse regeringspartijen PS en CDH hebben ook in de Franse Gemeenschap de touwtjes in handen, maar toch laat het “Pacte pour un enseignement d’excellence” van de Franse Gemeenschap Brussel links liggen. Om de Brusselse stem toch te laten horen, dient N-VA in het Brussels parlement een resolutie in ten aanzien van de Franse Gemeenschapsregering. De aanbevelingen in deze resolutie moeten ervoor zorgen dat alle Brusselse jongeren op het moment van hun diploma klaar zijn voor de arbeidsmarkt, en niet veroordeeld worden tot werkloosheid.

‘Waarom het Franstalig onderwijs in Brussel meer lessen Nederlands moet organiseren’

Gelet op de specifieke Brusselse arbeidsmarkt is het belang van de kennis van het Nederlands voor de Brusselaars niet te onderschatten. Bedrijven kiezen schrijnend genoeg vaak eerst voor pendelaars en dan pas voor Brusselaars, juist omdat de Brusselaars niet voldoende Nederlands spreken. Dit kan tellen voor een Gewest dat 95.337 werklozen telt en waar één op de vier Brusselse jongeren werkloos is.

Het spreekt voor zich dat het onderwijs een grote verantwoordelijkheid draagt voor de tweetaligheid van haar leerlingen. Ongeveer 80% van de Brusselse leerplichtige jongeren gaan naar een school van het Franstalig onderwijs. Maar de kennis van het Nederlands bij deze leerlingen blijkt dramatisch achteruit te gaan. In 2003 sprak nog 40,2% van de Brusselaars die “goed tot uitstekend” Nederlands spraken, dit omdat ze Nederlands op school als taalvak hadden gehad. In 2013 was dat nog maar 25,1%.

Franstalig onderwijs draagt een grote verantwoordelijk

heid

Nochtans zouden de Brusselse leerlingen “tweetaliger” moeten zijn dan hun Waalse collega’s. Uit een taalwet van 1963 vloeit immers voort dat de Brusselse Franstalige scholen meer uren Nederlands moeten geven aan hun leerlingen dan de Waalse scholen. Brusselse leerlingen moeten in principe al vanaf het derde leerjaar drie uur Nederlands krijgen per week krijgen en vanaf het vijfde leerjaar vijf uur Nederlands per week. Hun Waalse collega’s krijgen maar vanaf het vijfde leerjaar twee uur per week een tweede taal.

Maar hoewel de Brusselse scholen wettelijk verplicht zijn tot meer uren Nederlands, krijgen ze toch maar hetzelfde bedrag aan subsidie als de Waalse scholen. Voor de kost van de Brusselse “extra” uren moeten ze zelf instaan. En het gaat om een groot bedrag van ongeveer 12 miljoen Euro. Het spreekt vanzelf dat deze onderfinanciering door de Franse Gemeenschap niet alleen ten koste van andere schoolse activiteiten van de Brusselse scholen gaat, maar ook ten koste van de kwaliteit van hun lessen Nederlands.

Ook op vlak van immersiescholen, die leiden tot een betere tweetaligheid dan “gewone” scholen, wordt Brussel stiefmoederlijk behandeld ten aanzien van Wallonië. Ironisch genoeg vindt men het minste aantal immersiescholen in Brussel (18 van de 130 immersiescholen Nederlands in het basisonderwijs en 15 van de 66 immersiescholen in het secundair onderwijs).

Alle Brusselse leerlingen krijgen Nederlands in de “tronc commun”. Maar na deze “tronc commun” is er in het Brussels Franstalig beroepsonderwijs een schrijnend gebrek aan lessen Nederlands. Zo kregen in het schooljaar 2013-2014 van de in totaal 10.049 leerlingen in het Brussels Franstalig beroepsonderwijs, slechts 3.756 lessen Nederlands. Meer dan twee derden van de jonge Brusselaars in het Brussels Franstalig beroepsonderwijs (6.293 leerlingen), kregen dus geen enkele les Nederlands meer. Nochtans is het Nederlands zeker voor deze groep jongeren enorm belangrijk.

De kennis van vreemde talen is in onze gemondialiseerde wereld niet alleen voor de Brusselaars, maar voor iedereen een must geworden. Toch voorziet het Pacte d’excellence niet echt in revolutionaire maatregelen. Zo is er van evaluatie van de kennis van de tweede taal door de leerlingen in het kader van de verschillende certificaten (zoals het Certificat d’Etudes de Base) vooralsnog geen sprake. Dankzij het verlengen van de “tronc commun” met één jaar, krijgen alle jongeren in het Franstalig beroepsonderwijs wel één jaar langer Nederlands. Maar dit is nog altijd ruim onvoldoende.

Verder is in het pact ook voorzien dat leerlingen al vanaf het derde leerjaar twee uur per week een tweede taal krijgen, in plaats van vanaf het vijfde leerjaar. Men voorziet hiervoor 24 miljoen euro. Dat geeft reden tot ongerustheid. Twee uur Nederlands vanaf het derde leerjaar is immers nog altijd veel minder dat het aantal uren die de Brusselse leerlingen nu al moeten krijgen door de taalwet van 1963. Deze maatregel zal dan ook geen enkele positieve impact hebben op het Brusselse taalonderwijs. Maar ook het feit dat men voor deze (niet-Brusselse) maatregel 24 miljoen euro uittrekt, daar waar de Brusselse scholen voor hun wettelijk verplicht taalonderwijs al jaren zelf 12 miljoen euro moeten bijleggen, is bijzonder zuur.

Wetende dat de Brusselse regeerpartijen PS en CDH ook in de Franse Gemeenschap de touwtjes in handen hebben, is het nogal vreemd dat de Brusselse belangen in het kader van het Pacte d’excellence niet behartigd werden. Het was nochtans Brussels PS-kopstuk Laurette Onkelinx die in 1996 beloofde “tous bilingues au sortir du secondaire en 2001“. De belofte werd nooit waargemaakt. Dat Pacte d’excellence werd trouwens geïnitieerd door de Brusselse Joëlle Milquet (CDH). Maar ook de oppositiepartijen MR, Ecolo en Défi lijken Brussel te vergeten in hun kritiek op de Pacte.

Om de Brusselse stem toch te laten horen, heeft N-VA een resolutie ingediend bij het Brussels Parlement, waarbij de Franse Gemeenschap opgeroepen wordt om in het kader van de Pacte d’excellence rekening te houden met verschillende aanbevelingen die deze problemen inzake taalonderwijs aanpakken. Zo zullen de leerlingen uit het Brussels Franstalig onderwijs op het moment van hun diploma wél klaar zijn voor de Brusselse arbeidsmarkt en niet veroordeeld worden tot werkloosheid.

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content