Louis Ide (N-VA)

‘Vanaf wanneer mag je het woord populisme gebruiken?’

Louis Ide (N-VA) Algemeen Secretaris van N-VA en arts.

‘Populisme is te vaak een dooddoener die te pas en te onpas wordt gebruikt’, vindt Louis Ide in het Schaduwparlement. ‘Veel hangt af van de bedoelingen van wie er aan het woord is.’

“Populisten winnen de verkiezingen in Polen” kopten de nationale media vorige week. Maar evenzeer titelde de Wall Street Journal eerder op het jaar: “Poland votes for a Populist”, toen respectievelijk bleek dat de partij ‘Recht en Rechtvaardigheid’ de verkiezingen won en Andrzej Duda president van Polen werd. Maar wat is nu een populist, hoe determineer je dat en wanneer mag je de term gebruiken? Populisme is te vaak een dooddoener die te pas en te onpas wordt gebruikt. De krachtterm mist vaak zijn effect niet omdat hij nu eenmaal de aandacht van de lezer moet trekken.

Volgens Van Dale betekent populisme: ‘(minachtend) de neiging zich te richten naar de massa van de bevolking.’ De bedenking die ik mij dan maak, is hoe we moeten meten hoe sterk die neiging is. Stel nu dat we dit konden meten, dan zou je merken dat elke politieke partij zich bezondigt aan populisme. Er is dus een zekere gradatie van populisme. Verder kunnen partijen populistisch zijn, maar ook de mensen actief binnen die partij. Binnen elke partij zijn er mensen waarvan de een al populistischer is dan de andere. Populisme manifesteert zich dus met schakeringen en graderingen binnen een partij en tussen partijen, maar het varieert ook in de tijd. Vijftig tinten populisme als het ware.

‘Vanaf wanneer mag je het woord populisme gebruiken?’

Om te meten hoe populistisch een partij is, moeten we verder weten vanuit welk perspectief we populisme benaderen. Laten we Noord-Korea als casus nemen. Door zijn extreme karakter is dit een eenvoudig geval. Sommigen zouden zeggen dat het regime daar 100% populistisch is. Het regime beweert ook zelf de veruitwendiging van de wil van het volk te zijn. Vanuit een ander perspectief beschouwen we de Noord-Koreaanse politiek absoluut niet als populistisch. Want het is een totalitaire dictatuur die juist de wil van het volk hard onderdrukt.

Populisme is dus duidelijk moeilijk te meten. Het is ook empirisch. Populisme heeft ook zijn eigen bandbreedte. Je merkt dat het populisme stijgt over alle partijgrenzen heen bij het naderen van de verkiezingen. Dit is ook normaal in een democratie. De partijen moeten nu eenmaal naar de gunst van de kiezer dingen. Daarenboven nemen parlementairen ook de rol op zich om de wil van het volk te ver(tegen)woord(ig)en.

Kloof tussen burger en politiek

Volgens mij is de mate waarin een partij al dan niet populistisch is, gelijk aan de mate waarin die partij al dan niet afwijkt van wat leeft in de buik van de samenleving. Als er een bepaald gevoel ontstaat binnen de samenleving, kan een partij er altijd voor kiezen om zich daar diametraal tegen op te stellen. Doet een partij dit systematisch, dan vervreemdt die partij zich misschien van de samenleving. Dan loert de zogenaamde kloof tussen de burger en de politiek om het hoekje. Het kan echter ook zijn dat een partij een standpunt inneemt dat vooroploopt op het gevoel in de samenleving.

Voordeel van de twijfel

Neem nu het veel bediscussieerde gastcollege van N-VA-voorzitter Bart De Wever aan de universiteit van Gent. Hij pleitte toen voor een aanpassing van de Conventie van Genève. Criticasters verweten hem een populistische retoriek te hanteren. Voor het gastcollege plaats vond, was de conventie van Genève zeker geen thema dat de man in de straat kon beroeren. Het thema werd door de spreker zelf aangereikt, waarna het pas veel besproken werd. Maar ook dan kan het verwijt van populisme nog worden gehanteerd. Alles hangt dus af van de intentie van de spreker.

Critici zullen hem verwijten een stelling te poneren waarvan hij hoopt dat dit aanslaat bij de massa in plaats van de massa te overtuigen van zijn eigen standpunt. Maar dit objectiveren kunnen die critici ook niet. Dus moet men iemand – in het algemeen trouwens- in dergelijk geval dus het voordeel van de twijfel gunnen. De realiteit bewijst trouwens, na de stellingname van de EVP, waarbij de Europese Christendemocraten zelf de conventie van Genève in vraag stelden, dat dit voordeel van de twijfel gerechtvaardigd is.

Moeten we dan niet besluiten dat je populisme helemaal niet kunt meten en het dus verduiveld moeilijk is de term correct te gebruiken, net zoals dat voor andere terminologie geldt. Hoogstens zullen historici na verloop van tijd nog het beste kunnen oordelen over de graad van populisme binnen een regering, partij etc. Vandaag echter kan je dus hoogstens trachten aan te voelen of er een graad van populisme is en dit trachten te verwoorden, maar met de nodige nuance dus.

Partner Content