Ewald Pironet

‘Rapport van de Nationale Bank: 10 pijnpunten voor de regering Michel’

In het jaarrapport van de Nationale Bank staan zaken die de regering-Michel en de regionale regeringen niet graag zullen horen. Knack-redacteur Ewald Pironet somt er tien op.

Het jaarrapport van de Nationale Bank is vrij positief over de toestand in België: ‘We zijn op de goede weg’, zegt gouverneur Jan Smets van de Nationale Bank. ‘De obstakels voor economische groei werden uit de weg geruimd, maar we moeten dringend iets doen aan de overheidsfinanciën’. Wie het Verslag 2015 goed leest, ziet dat er nog meer zaken in staan die de regering-Michel en de regionale regeringen niet graag zullen horen. Knack-redacteur Ewald Pironet somt er tien op.

Rapport van de Nationale Bank: 10 pijnpunten voor de regering Michel

1. Economische groei blijft achter.

België kende in 2015 een economische groei van 1,4 procent van het bbp (bruto binnenlands product, wat we met zijn allen aan goederen en diensten vervaardigen). Dat is minder dan Nederland (2 procent) en Duitsland (1,7 procent), maar wel meer dan Frankrijk (1,1 procent). We mogen ons echter niet spiegelen aan Frankrijk want de groei daar is ronduit beschamend slecht. Ter illustratie: de landen die deel uitmaken van de eurozone kenden gemiddeld een economische groei van 1,6 procent. Daar zitten we dus duidelijk onder. Volgens de gouverneur van de Nationale Bank, Jan Smets, komt dat wellicht omdat we bespaard hebben op de overheidsuitgaven en de consumptie ook wat werd afgeremd door de loonmatiging. We moeten opnieuw aanpikken bij de gemiddelde economische groei in de eurozone.

2. Loonkostenhandicap verkleint, maar…

Jarenlang kampte België met een loonkostenhandicap: onze arbeid was in vergelijking met onze buurlanden te duur. Volgens de Centrale Raad van het Bedrijfsleven lag het uurloon in België in 2013 4 procent hoger dan het gemiddelde van onze buurlanden, vorig jaar was dat nog maar 1,5 procent. Gouverneur Smets maakt zich sterk dat ‘in 2016 het loonkostenhandicap helemaal zal verdwijnen.’ Hier hoort toch een belangrijke opmerking bij: onze loonkosten liggen lager dan die in Nederland en Frankrijk, maar ten opzichte van Duitsland blijven we zitten met een groot loonhandicap. De kloof met onze Oosterburen mag dan wel krimpen, maar bedraagt toch nog steeds meer dan 5 procent. Het zal zaak zijn om te zien dat onze lonen niet sneller stijgen dan in onze buurlanden.

3. Taxshift is goed, maar hoe betalen we ze?

De regering-Michel heeft de taxshift doorgevoerd, een verschuiving van de belastingen op arbeid naar belastingen op consumptie, vervuiling en vermogen. Volgens de Nationale Bank zal die operatie vanaf dit jaar bijdragen aan de economische groei, in 2019 moet dat zorgen voor een verhoging van het bbp met 1 procent extra. En ook op de arbeidsmarkt zijn er positieve gevolgen: dit jaar zouden er dat 6100 jobs extra moeten opleveren, in 2019 38.600 bijkomende banen. Het grote probleem is dat de taxshift ‘budgettair niet neutraal is’, meldt de Nationale Bank. Met andere woorden, er is nog geld nodig om die verschuiving van de belastingen te betalen. Daar moet de regering nog aan werken, anders dreigt de taxshift te wegen op de overheidsfinanciën, zegt de Nationale Bank, en dat kunnen we ons niet veroorloven.

De regering-Michel wou bij haar aantreden de ambtenarenpensioenen afstemmen op de stelsels in de private sector. Daar is ze tot nu toe duidelijk in tekortgeschoten.

4. Onvoldragen pensioenhervorming.

De regering-Michel zette zwaar in op de pensioenhervorming. De wettelijke pensioenleeftijd bedraagt vanaf 2025 66 jaar en vanaf 2030 wordt dat 67 jaar. De voorwaarden voor vervroegde pensionering werden verstrengd. Budgettair zijn dat belangrijke hervormingen. De Nationale Bank wijst echter op een belangrijke tekortkoming: er is nog geen zicht op de ruime hervorming van de ambtenarenpensioenen. Dat had de regering-Michel bij haar aantreden nochtans aangekondigd want ze wou de ambtenarenpensioenen afstemmen op de stelsels in de private sector. Daar is ze dus tot nu toe duidelijk in tekortgeschoten.

5. Werkgelegenheidsgraad blijft achter.

Er zijn vorig jaar 37.500 arbeidsplaatsen bijgekomen en dat is mooi. Daarbij mag echter niet vergeten worden dat de werkgelegenheidsgraad, het aantal personen met een job in procenten van de bevolking op arbeidsleeftijd, verminderde van 67,7 procent in 2007 naar 67,2 procent in 2015. Ter vergelijking: het gemiddelde van de 27 lidstaten van de Europese unie bedraagt 69,9 procent. We presteren dus slechter en we zijn bovendien nog ver verwijderd van de doestelling om tegen 2020 uit te komen op 73,2 procent. Hier is er nog veel werk aan de winkel.

Gouverneur Jan Smets benadrukt dat we de vluchtelingen die in ons land aankloppen goed kunnen gebruiken en dat ze een bijdrage kunnen leveren in de economische groei, als we ze goed begeleiden en inschakelen op de arbeidsmarkt.

6. Aandacht voor laaggeschoolden en vluchtelingen.

Er zijn een aantal groepen die slecht scoren op onze arbeidsmarkt. Vrouwen, jongeren en 55-plussers vinden nog steeds niet zo makkelijk werk. De toestand is zelfs dramatisch bij laaggeschoolden en bij niet-Europeanen. De werkgelegenheidsgraad van de laaggeschoolden in ons land is maar 45,6 procent, in de EU-lidstaten is dat gemiddeld 52,5 procent. Bij ons is de werkgelegenheidsgraad van niet-Europeanen maar 45,5 procent, tegen 56,5 procent als gemiddelde in de EU-lidstaten. Gouverneur Jan Smets benadrukt dat we de vluchtelingen die in ons land aankloppen goed kunnen gebruiken en dat ze een bijdrage kunnen leveren in de economische groei, als we ze goed begeleiden en inschakelen op de arbeidsmarkt.

7. Grote verschillen in werkloosheidsgraad.

Het is al langer een opvallend probleem en het verandert nauwelijks: er zijn grote verschillen in werkloosheidsgraad tussen aangrenzende gebieden. In Vlaanderen bedraagt die werkgelegenheidsgraad 72 procent, in Wallonië 61,4 procent, in Brussel 58,5 procent. Tussen aangrenzende provincies blijft het verschil in werkloosheid groot. In Limburg bijvoorbeeld bedraagt de werkloosheidsgraad 6 procent, in Luik 13,2 procent. In West-Vlaanderen 4,2 procent, in Oost-Vlaanderen 4,3 procent en in Henegouwen 13,2 procent. Het blijft moeilijk om mensen aan de andere kant van de taalgrens aan de slag te krijgen.

8. Te weinig investeringen in infrastructuur.

Overheden moeten investeren in projecten die als voldoende productief kunnen worden beschouwd, zo staat er in het rapport van de Nationale Bank. Dat zijn bijvoorbeeld investeringen in infrastructuur, zowel in nieuwe constructies als onderhoudswerken. In België zijn deze investeringen uiterst laag. De recente verhalen over brokstukken die in de tunnels naar beneden vallen, de vele gaten in de wegen en lekkende daken in musea illustreren dit.

Serieuze begrotingen opstellen en nakomen, het blijft een probleem voor onze regeringen.

9. Begrotingsdoelstellingen niet gehaald.

De aangekondigde begrotingsdoelstellingen werden niet gehaald ‘nadat ze gedurende de voorbije jaren reeds verschillende keren werden vooruitgeschoven’. Over 2014 en 2015 samen wijkt België 1 procentpunt bbp af van de vooropgestelde vermindering van het structureel begrotingstekort. In 2015 werd ‘slechts zeer geringe voortuitgang geboekt in de begrotingsconsolidatie’, staat in het rapport van de Nationale Bank. Serieuze begrotingen opstellen en nakomen, het blijft een probleem voor onze regeringen.

10. Hoge overheidsschuld en vergrijzing.

De overheidsschuld blijft met 106,5 procent van het bbp zeer hoog en zeer ver verwijderd van de 60 procent die het Verdrag van Maastricht hier voor opstelde. De vergrijzingskosten heeft men met de pensioenhervormingen wel wat kunnen drukken, maar de Nationale Bank stipt toch aan dat ‘de houdbaarheid van de Belgische overheidsfinanciën een zorg is’ als je de aanzienlijke vergrijzingskosten in combinatie ziet met de torenhoge overheidsschulden. Het op orde brengen van die overheidsfinanciën moet voor de huidige regering dan ook de grootste zorg zijn.

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content