‘Van elke 100 terroristen zul je er 10 à 20 deradicaliseren’

CHRISTOPHE BUSCH: 'Er is bijna een markt voor deradicalisering ontstaan.' © FRANKY VERDICT

Voor Christophe Busch, directeur van Kazerne Dossin en radicaliseringsexpert, was 2016 het jaar van de radicalisering. ‘We moeten mensen met elkaar verbinden. Met een contract dat je asielzoekers laat ondertekenen, zal dat niet lukken.’ Hoe dan wel? Dat legde hij uit aan Knack.

Volgens de Staatsveiligheid zitten vandaag in de Belgische gevangenissen ongeveer 450 gedetineerden die de gewelddadige jihad of de radicale islam aanhangen. De meesten van hen komen vroeg of laat op vrije voeten, maar ons land heeft voor hen geen doordacht exitprogramma, in tegenstelling tot Duitsland of de Scandinavische landen. Om die leemte op te vullen, richtte Chris-tophe Busch, die als criminoloog lang werkte met psychisch gestoorde daders van zware misdrijven en het gevangeniswezen door en door kent, Ufungu op. Dat is een netwerk van individuele experts die zich over radicalisering en polarisatie buigen in alle betrokken private en publieke diensten. Samen willen ze een exitprogramma uitwerken om geradicaliseerden therapeutisch te begeleiden. ‘Om niet afhankelijk te zijn van één departement, kiezen we voor een publiek-private samenwerking.’ Daarover is Ufungu nu in gesprek met politieke verantwoordelijken.

We beginnen bij het begin: hoe definieert u radicalisering?

CHRISTOPHE BUSCH: Als een proces waardoor individuen en groepen afglijden naar extremisme en terrorisme. Een heel kleine minderheid eindigt ook bij terreur.

Wanneer ben je radicaal? Als je het oneens bent met de manier waarop de samenleving is georganiseerd, en een compleet ander model aanhangt. ‘Voer de sharia in’ is een radicaal standpunt, maar begin twintigste eeuw was vrouwenstemrecht eisen dat óók. Een democratie heeft zelfs radicale standpunten nodig om te evolueren. Het echte probleem begint bij extremisme. Extremisten zijn niet langer bereid om hun radicale visie via democratische weg te realiseren. Dat is een eerste gevaarlijk scharnierpunt bij radicalisering. Het tweede is de stap naar geweld.

Is de islam een radicale religie die tot extremisme leidt?

BUSCH: Nee. De zogenoemde ‘moslimterreur’ is een complex samenspel van factoren – van belabberde huisvesting, onvoldoende scholing en werkloosheid over stigmatisering en discriminatie tot geopolitieke kwesties. Terreurgolven komen en gaan. De huidige golf is de vierde sinds het begin van de twintigste eeuw. In de eerste had je anarchistische terreur tegen de nieuwe natiestaten. Na de Tweede Wereldoorlog en in de jaren tachtig kregen we zowel een golf van extreemrechtse als één van extreemlinkse terreur. En vandaag zien we een religieus geïnspireerde golf. Die is gestart in 1979, met de val van de sjah van Iran en de komst van ayatollah Khomeini. Pas na 9/11, toen het geweld op onze stoep kwam, is het Westen wakker geschud. Met Al-Qaeda zagen we voor het eerst een doordachte samenwerking tussen centraal aangestuurde terreur en wereldwijde netwerken. Wie denkt dat de oplossing ligt in de vernietiging van het centrale organisme van de IS in Syrië, maakt zich illusies. Als je met een knuppel op een wespennest klopt, verspreidt de zwerm zich in alle richtingen. Dat doen we nu wereldwijd met de IS-terreur.

Pas op, het wespennest laten zitten waar het zit, is ook niet verstandig. Dan wordt het alleen maar groter. De oorlog in Syrië is geen zuivere terreurbestrijding tegen één duidelijke vijand. Rusland, Turkije en het Westen hebben allemaal een andere agenda.

Hoe komt het dat ons land, in verhouding, zo veel geradicaliseerde Syrië-strijders levert?

BUSCH: België ligt centraal in Europa, Brussel speelt een cruciale rol in de Europese Unie, de NAVO is hier gevestigd, we zijn een rijk westers land waar grote internationale migratiestromen passeren: dat speelt allemaal een rol, naast de maatschappelijke factoren die ik al aanhaalde.

Nóg een factor: we hebben het salafisme, geïmporteerd uit Saudi-Arabië, decennialang de vrije hand gegeven. Onze economische belangen waren altijd prioritair, en dus lieten we toe dat salafistische imams naar hier werden gestuurd. We veroordelen de IS, maar de bron van hun extremistische gedachtegoed zit wel bij de Saudi’s. We zijn het stadium voorbij dat België iets tegen die funeste Saudische invloed kan doen. Het zal Europees moeten gebeuren. Maar daar is weinig animo voor, want er hangt een miljardenbusiness aan vast – olie, wapens en veel banen.

Met Ufungu wilt u een exitprogramma op poten zetten. Voldoen de maat-regelen van ministers Koen Geens en Jan Jambon niet?

BUSCH: Met Ufungu willen we geen kritiek geven op mensen of departementen, maar: er is geen centrale regie voor deradicalisering.

Om te beginnen lijden onze politici haast permanent aan verkiezingskoorts en profileringsdrang. Voorts heb je onze ingewikkelde structuren. Er is een Vlaams en een federaal plan tegen radicalisering. De onderwijs- en de welzijnssector zijn ermee bezig, net zoals politie, justitie en de lokale besturen. En dan zijn er nog particuliere initiatieven. Er is bijna een markt voor deradicalisering ontstaan. Allemaal met de beste bedoelingen, maar vooral los van elkaar. In Nederland hebben ze één hulplijn voor moslimradicalisering, bij ons stroomt de informatie niet door en ontbreekt een gemeenschappelijke visie. Dat is bijna dramatisch.

Al die barrières moeten weg, en daar kan Ufungu mee voor zorgen – door te verbinden. We willen inzichten rond deradicalisering en polarisatie verzamelen en doorspelen aan de juiste echelons. Die echelons willen we vervolgens onderling met elkaar laten communiceren. Zoiets kan het departement van minister Geens niet organiseren. Voor elk echelon zal de aanpak van deradicalisering verschillen. Iemand die vanuit de criminaliteit geradicaliseerd is, moet je anders aanpakken dan iemand die via het internet of door toedoen van een haatprediker in extremisme verzeild is.

Kunt u dat concreet maken?

BUSCH: Neem de achtjarige Ahmed uit Nice. Na de aanslag tegen Charlie Hebdo vroeg de leraar in zijn klas: ‘Zijn jullie Charlie?’ Ahmed antwoordde: ‘Nee, want zij hebben een karikatuur gemaakt van de profeet. Ik ben voor de terroristen.’ De schooldirecteur diende een klacht in bij de politie en waarschuwde de kinderbescherming, omdat Ahmed radicale ideeën zou verspreiden. De jongen werd verhoord en wel weer vrij- gelaten, maar hij en zijn familie lopen nu met dat radicale etiket rond. Is dát de rol van onderwijs tegen radicalisering? Uiteraard niet. Onderwijs moet een veilige ruimte zijn. Kinderen moeten zulke dingen kunnen zeggen, en leraren moeten er alert op kunnen inspelen met een ander verhaal. De politie hoef je daar niet bij te halen. Daar is gedeelde expertise en informatie voor nodig. Je zult pas resultaat boeken met een diverse aanpak, aangepast aan de voedingsbodem van het radicalisme. De beste basis daarvoor is een gezamenlijk screeningsmodel.

Bestaat zo’n model?

BUSCH: Wonderprogramma’s voor deradicalisering bestaan niet, maar er zijn talloze internationale ervaringen waarvan we kunnen profiteren. Het gevangeniswezen werkt bijvoorbeeld met het VERA 2-model, een op Europees niveau wetenschappelijk uitgewerkt model om de risico’s in te schatten. Daarvoor moet je méér doen dan turven: draagt iemand een nikab of djellaba, laat hij plots zijn baard groeien, gaat hij vaker naar de moskee? Het zou een enorme stap vooruit zijn als we dat model op alle niveaus zouden gebruiken, met het wijdvertakte netwerk van Ufungu als schakelbord.

Bij Ufungu zijn we geïnteresseerd in het Aarhus-model. Aarhus, een Deense stad zo groot als Gent, heeft vrij veel Syrië-strijders zien vertrekken en terugkeren. Politie, gemeente en hulpverleners gaan samen na hoe ze jonge jihadisten konden re-integreren. In vergelijking met bijvoorbeeld België en Nederland krijgen jihadstrijders in Denemarken een warm welkom. Er wordt gekeken naar hun kansen op een baan of opleiding – ook dat hoort bij deradicalisering. Alleen als bewezen is dat ze crimineel actief waren, worden ze vervolgd.

De eerste Belgische Syrië-strijders zijn bijna vijf jaar geleden vertrokken, en sommige extremisten zitten al lang in de cel. Komt Ufungu niet hopeloos te laat?

BUSCH: We moeten nú actie ondernemen. Als 2016 het jaar van de radicalisering was, wordt 2017 het jaar van de polarisatie. Extremisten van links en rechts kapen het debat over islam, jihad, terreur, deradicalisering. Daardoor dreigt ook in de politiek een machtsverschuiving. Ik mag er bijvoorbeeld niet aan denken dat in Frankrijk Marine Le Pen aan de macht komt, of in Duitsland Alternative für Deutschland. Ook in Italië en Nederland scoren populistische extremisten. In Vlaanderen klimt Vlaams Belang weer. Die ruk naar rechts is een reactie op snelle evoluties waarin mensen een gevaar zien. ‘Als we een sterke man de macht geven, krijgen we weer greep op de situatie’, denken ze. Maar dat is een simplistische redenering.

Wat kunnen we daartegen doen? We moeten geen counter-narrative verzinnen, maar een connecting narrative. We moeten mensen met elkaar verbinden. Dat zal niet lukken met grote verklaringen over onze normen en waarden, een preambule bij de Grondwet, of een contract dat je asielzoekers laat ondertekenen. We moeten mensen overtuigen van de positieve kanten van ons systeem, en onze seculiere rechtsstaat beschermen. We moeten de door radicalisme veroorzaakte problemen erkennen, en beseffen dat ze complex zijn. En we moeten er vooral mee ophouden het extremisme van links én rechts te voeden.

Hoe doen we dat?

BUSCH: Schematisch kun je zeggen dat aan extreemrechtse kant Filip Dewinter van alles roept, en aan extreemlinkse kant Dyab Abou Jahjah zijn gelijk uitschreeuwt. Hun volgers kwamen oorspronkelijk uit de grote gematigde middengroep. Jarenlang hebben we, met de beste bedoelingen, geprobeerd om tussen die extremen in te staan, en zelfs de kloof te dichten. Dat is zinloos. Abou Jahjah noch Dewinter zal één centimeter van zijn positie wijken, maar ondertussen staan hun standpunten wel centraal in het maatschappelijke debat. Denk maar aan futiele discussies over de hoofddoek, de boerkini of een kerststal. De middengroep ziet een cocktail van angst, onveiligheid, islamofobie en radicaliseringsverhalen die worden uitvergroot in de media. Zo stijgt de druk om voor het ene of andere extreme standpunt te kiezen. Resultaat: de middengroep krimpt. Dát is het grote gevaar van polarisatie.

Extreme standpunten mogen gehoord en gepubliceerd worden, binnen de wettelijke grenzen, maar overheden, politici, opiniemakers en media moeten veel meer aandacht geven aan wat de middengroep denkt – dat is nog altijd de meerderheid van de bevolking, hè.

De overheid moet bijvoorbeeld uitgaan van haar professionalisme. Ik zal dat illustreren met een voorbeeld. In een Nederlands dorp werd een vluchtelingencentrum geopend. Er kwamen agressieve reacties die in geweld ontaardden. De politie kwam tussenbeide. Wat toeterden de extremisten in de media? ‘De politie neemt het op voor de vluchtelingen.’ Wel, daar heeft de politie alert op gereageerd: ‘We nemen het niet op voor de vluchtelingen, maar tegen iedereen die geweld gebruikt.’ Ook al zien veel politiemensen de vluchtelingen misschien liever vertrekken: dat is hun privémening. Professioneel treden ze op tegen elke vorm van geweld – punt. Zo versterk je én bescherm je de middengroep.

De media zouden, op hun beurt, meer constructieve journalistiek moeten bedrijven in plaats van zich te laten meeslepen in debatjes over Zwarte Piet, omwille van de clicks. Ze moeten geen rozige verhaaltjes brengen, maar op een gebalanceerde manier omgaan met feiten, gebeurtenissen, opinies. Na de aanslagen in Brussel heb ik soms radio en tv uitgezet omdat er helemaal geen balans was. Er werd alleen meer angst en onveiligheidsgevoel ge- creëerd, er werd alleen over de daders bericht. Maar goed, niet alle media zijn hetzelfde, en ik zie – in deze post-truth-tijd – ook een kentering naar meer nuance en verhalen die ook over slachtoffers gaan.

Neem Gill Hicks, een vrouw die bij de aanslag op de Londense metro in 2005 haar benen verloor en nu met haar verhaal de wereld rondreist. Na de explosie was ze dodelijk gewond en kon ze alleen roepen: ‘Ik ben Gill en ik leef.’ Andere slachtoffers begonnen ook te roepen: ‘Ik ben Richard en ik leef’, ‘Ik ben Louise en ik leef’. Zulke getuigenissen plaatsen de dingen in een veel breder perspectief dan wat je van extreemlinks of extreemrechts te horen krijgt.

Terug naar de 450 radicalen die u wilt deradicaliseren. U vergelijkt die operatie met de denazificatie na de Tweede Wereldoorlog. Die heeft niet gewerkt: doordesemde nazi’s bleven hun ideeën en netwerk trouw tot op hun sterfbed. Geldt dat niet voor moslimterroristen?

BUSCH: De denazificatie in Duitsland was wellicht de eerste grote deradicaliseringscampagne, en die heeft inderdaad gefaald. Er bestaan weinig betrouwbare studies die de effectiviteit van die campagnes meten, maar ik schat dat je van elke 100 terroristen er misschien 10 à 20 zult deradicaliseren. Het slaagpercentage is zeker laag.

Trouwens, wat is een terrorist? Er bestaan ruim 260 definities van terrorisme. Voor de ene ben je een terrorist, voor de andere een vrijheidsstrijder. We hebben vooral te weinig empirische kennis over extremistische geweldplegers: wat denken ze, wat maken ze mee? Uit getuigenissen van voormalige leden van de Italiaanse Rode Brigades, blijkt hoe de mechanismen werken. Hoe die mensen beetje bij beetje in het geweld rolden: in het begin maakten ze molotovcocktails, het eindigde met koelbloedige moord. Het isolement waarin ze verzeild raakten, de paranoia binnen de groep, hoe ze na een paar jaar verlangden naar een vaste vriendin of een gezin en een normaal leven, toen het daarvoor al te laat was. Sommige teruggekeerde Syrië-strijders hebben hetzelfde meegemaakt. Daarin zitten aanknopingspunten voor exitprogramma’s.

Het klinkt bijna alsof ze patiënten zijn. Moeten die strijders worden behandeld zoals geïnterneerden, die niet gestraft worden omdat ze een psychische stoornis hebben waarvan ze zelf het slachtoffer zijn?

BUSCH: Overheden, politie en veiligheidsdiensten zullen sneller de dader zien, terwijl de zorgsector sneller het slachtoffer ziet. Beide perspectieven zijn te beperkt. Syrië-strijders zijn slacht-offers noch geboren misdadigers, ook al zullen er misschien bij zijn met een aangeboren psychische stoornis.

De meesten zijn niet naar Syrië vertrokken om op grote schaal te moorden, maar omdat ze in het kalifaat geloven – vergelijk het met Oostfronters die tijdens de Tweede Wereldoorlog vertrokken om tegen het bolsjewisme te strijden. Een jonge radicale moslim die illusieloos in Molenbeek opgroeit, hou je niet tegen met het verhaal dat we in een democratie leven met rechten, vrijheid van godsdienst en vrije meningsuiting. Hij voelt zich tenslotte niet verbonden met onze welvaartsstaat. Zo’n verhaal zal ook na zijn terugkeer niet werken. Dan zul je andere aanknopingspunten moeten zoeken. Als je ze tegelijk uitzicht geeft op een wat rooskleuriger leven, zul je misschien nog geen modelburgers van hen maken, maar je zult minstens voorkomen dat ze nieuwe slachtoffers maken. Zulke inzichten zijn cruciaal bij de deradicalisering van die 10 of 20 procent.

Hoe dan ook, een pur sang jihadist

die mensen onthoofdde, zul je niet ompraten?

BUSCH: Niet alleen bij de meest gewelddadigen zal dat moeilijk zijn. Ook ideologen en recruiters, zoals Fouad Belkacem, zul je wellicht nooit deradicaliseren. Wie vanuit de criminaliteit is vertrokken, moet je niet deradicaliseren maar als een crimineel behandelen. Als tussen de geweldplegers een kernpsychopaat zit, moet je die niet in een exitprogramma stoppen maar vasthouden. Wie je niet kunt veranderen, moet je blijven controleren.

Is de huidige polarisatie vergelijkbaar met de jaren dertig of de periode net voor de Eerste Wereldoorlog?

BUSCH: Ja. Kijk naar de opkomst van autoritaire machthebbers in de Verenigde Staten, Turkije en Hongarije. Of de potentiële machtsverschuiving in Duitsland, Frankrijk, Italië en Nederland waar ik al naar verwees.

Ik maak die vergelijking met begin jaren twintig en dertig ook op een ander vlak. Toen had je onder Hitler en Mussolini een gigantische informatiegolf, die centraal aangestuurd werd. Er werden massaal propagandablaadjes verspreid. De radio werd intensief gebruikt – het is geen toeval dat onder de nazi’s massaal veel radiotoestellen zijn geproduceerd. En je had druk bekeken bioscoopjournaals. Miljoenen Duitsers zagen films die alle clichés over de Joden als een onbetrouwbaar, lelijk en gevaarlijk ras in de verf zetten. Daarmee werd zorgvuldig het zondebokmechanisme in gang gezet dat tot de Holocaust zou leiden.

Zo’n propagandamachine zie je vandaag ook rond de radicale islam en ander extremisme, maar dan met digitale middelen. Het grote verschil is dat alles niet meer centraal aangestuurd wordt, maar van overal op ons afkomt. Iedereen met een internetverbinding kan kwalijke inhoud creëren en in ijltempo verspreiden. Dat is oncontroleerbaar, tenzij je in een land als China woont, waar de overheid de stekker uit het internet kan trekken. In het Westen met zijn vrije meningsuiting kan dat gelukkig niet. Maar als overheid alleen op die cyber-wereld inzet, is het een verloren strijd. Je kunt ze hooguit in de gaten houden en soms tussenbeide komen.

‘Wir schaffen das’, zei Angela Merkel. Dat standpunt kan haar politiek misschien de kop kosten, maar moreel blijft het van onschatbare waarde. Vergelijk het met de twee agenten die weigerden om deel te nemen aan razzia’s tegen de Joden in Antwerpen. Ze hebben de Holocaust geen halt toegeroepen, net zo min als Merkels standpunt de vluchtelingencrisis kan bezweren, maar ze zijn nog altijd een rolmodel in de strijd tegen polarisatie. En dat is nu dé prioriteit.

Door JAN LIPPENS, foto’s FRANKY VERDICT

‘Als je met een knuppel op een wespennest klopt, verspreidt de zwerm zich in alle richtingen. Dat doen we nu wereldwijd met de IS-terreur.’

‘België heefthet salafisme, geïmporteerd uit Saudi-Arabië, decennialang de vrije hand gegeven.’

‘De denazificatie in Duitsland was wellicht de eerste grote deradicaliserings-campagne.’

Reageren op dit artikel kan u door een e-mail te sturen naar lezersbrieven@knack.be. Uw reactie wordt dan mogelijk meegenomen in het volgende nummer.

Partner Content