Brendan O'Neill

‘Pamela Anderson heeft gelijk: er is te veel porno’

Brendan O'Neill Hoofdredacteur van de geopinieerde nieuwssite Spiked, medewerker van de nieuwsbrief Tegengeluid.nl.

Porno is overal. En veel, heel veel mannen zitten er op internet naar te kijken. Pamela Anderson, of all people, keert zich tegen die trend. Bravo!, schrijft Brendan O’Neill, want de kritiek op porno verdient alle steun. De recente opmars van het fenomeen is niet zozeer het gevolg van de porno-industrie, beweert hij, maar van een crisis van intimiteit.

Er is een probleem als je kritiek hebt op de wildgroei van porno: mensen denken dat je preuts bent. Wat een opluchting dus, dat een ware losbol – niemand minder dan Pamela Anderson (uweetwel) – beweert dat porno “voor losers” is. In een opiniestuk in The Wall Street Journal omschreef Anderson vorige week de alomtegenwoordigheid van porno op het internet als een teken van onze moderne weigering om met een ander een gezonde seksuele relatie aan te gaan.

Jazeker, de voormalige ster van Baywatch, die bij miljoenen tieners hun seksuele fantasie heeft geprikkeld, is uit de kast gekomen als een pornoscepticus. En ze doet dat bovendien op een manier waarmee de kritiek op porno een verdiende injectie van eerbiedwaardigheid krijgt.

Anderson trekt samen op met Shmuley Boteach, een orthodoxe joodse rabbi en auteur van Kosher sex, een boek waarin hij uitlegt hoe je passie en intimiteit in je seksleven kunt brengen. Hun boodschap is duidelijk: mannen (en vrouwen), kijk niet zoveel porno!

Uitlaatklep voor luie mensen

Naar mijn smaak brengen ze hun verhaal met teveel pseudo-wetenschappelijke angstzaaierij. Porno zou “verslavende gevaren” hebben – terwijl zelfs een puber met een lamme pols er mee zou kunnen kappen als ie echt zou willen – en zou de samenleving “verwoesten”. Maar denk dat soort overdrijvingen even weg en ze hebben een paar sterke punten. Porno, beweren ze, is een “saaie, tijdverspillende, doodlopende uitlaatklep voor mensen die te lui zijn om te genieten van gezonde seksualiteit”.

Ze hebben gelijk. Het oprukken van porno vertegenwoordigt een terugtrekkende beweging in onze werkelijke interactie met anderen. Het is een teken dat we ons ongemakkelijk voelen bij intimiteit en dat we zijn gaan geloven dat het een gevaarlijke, risicovolle aangelegenheid is om ons sterk te verbinden met een ander, fysiek of emotioneel.

Mijnenveld

We leven in een tijd dat seksuele intimiteit wordt behandeld als een mijnenveld, als iets waar je ziek van kan worden of waar je mentale gesteldheid een deuk kan oplopen. Van de grote paniek over aids – met haar afschildering van “onveilige seks” (ofwel, de meest intieme vorm van seks) als een soort ranzige Russische roulette – tot volksgezondheidscampagnes die ons vertellen dat we maar beter waakzaam moeten zijn voor al die leuke, mooie, interessante mensen om ons heen, omdat ze wel eens wandelende broedmachines van chlamydia en gonorroe kunnen zijn: ons wordt voortdurend aangeraden om seks te zien als een risico dat je maar beter niet kunt lopen.

Overheidsexperts, onderwijzers, popsterren, feministen: ze bombarderen ons met de boodschap dat intimiteit schadelijk kan zijn, vooral voor vrouwen en vooral voor jongeren. Dus houd maar beter afstand.

De verheerlijking van masturbatie

Die allergie voor “de ander” zie je ook terug in de promotie van masturbatie. De NHS, de Britse nationale gezondheidsdienst, legt aan jongeren uit dat masturbatie “eigenlijk seks met jezelf” betekent (wie dat denkt, heeft, wellicht al een tijdje behoorlijk slechte seks gehad) en dat er “weinig risico’s aan verbonden zijn” en dat het zo “veel gemakkelijker is om een orgasme te beleven”. Er zijn complete bestsellers over “zelfliefde”, waarbij zowel je genitaliën als je eigenwaarde worden gestreeld. Dit kan ik niet anders zien dan een manier om weg te vluchten van de mensheid.

En dan zijn we nu verbaasd dat zo veel mensen porno kijken? Het zou volledig verkeerd zijn om de porno-industrie te zien als een perverse buitenstaander, die de samenleving overspoelt met haar viezigheid. Nee, het is eerder de commerciële vleugel van een volstrekt geaccepteerde angst voor seksuele intimiteit die handig inspeelt op de anomie in het Westen.

Crisis van intimiteit

Porno is in het gat gesprongen – als dat niet een al te grafische metafoor is – dat is achtergelaten door de crisis van intimiteit. Anderson en Boteach hinten hierop als ze schrijven dat pornogebruikers “te lui” zijn om “de vruchten te plukken” van échte seks. “Lui” is misschien nog een verkeerd woord. “Bang” was beter geweest. Lafheid in onze relaties is de brandstof van de porno-industrie.

Ironisch genoeg hebben juist feministen bijgedragen aan de populariteit van porno. Zij hebben voorop gelopen om initimiteit te demoniseren en angst te zaaien over seksuele relaties tussen mannen en vrouwen. Daarin zijn ze zo succesvol geweest, dat ze de basis hebben gelegd voor een florerende porno-industrie, waar je in een handomdraai bevrediging kunt vinden zonder “de pijn en het lijden” dat kennelijk gepaard gaat met een echte relatie.

Dat is ook waar Anderson en Boteach ernaast zitten: het probleem is niet zozeer dat porno de samenleving corrumpeert, maar eerder dat de corrumpering van onze samenleving, inclusief het verval van het ideaal van intimiteit, de porno-industrie in het zadel heeft geholpen.

Emotionele afzondering

De intimiteitscrisis leidt tot een fetisjering van seks, zoals cultuurcriticus Christopher Lasch al in 1979 opmerkte in zijn klassieker The culture of narcissism. Westerse samenlevingen “maken van emotionele afzondering een deugd”, observeerde hij, en dit kan leiden tot een “verlangen om seks te beroven van de emotionele intensiteit die er onlosmakelijk bij hoort”. Bijna veertig jaar later lijkt het erop dat hij, mede geholpen door het internet, gelijk heeft gekregen.

Luister naar Pamela Anderson: dit is niet goed. Om het te herstellen, is het niet voldoende om tegen porno te ageren of om het te verbieden. We moeten ons wapenen tegen de culturele oorlog tegen intimiteit en haar onbewuste creatie van een leger van wankers.

Met dank aan Tegengeluid, de nieuwsbrief voor dwarsdenkers. Dit artikel verscheen eerder op de website van Spiked, waarvan Brendan O’Neill hoofdredacteur is. Vertaling: Marco Visscher.)

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content