Vrije Tribune

‘Over de despotische trekken in ons Vreemdelingenrecht’

Vrije Tribune Hier geven we een forum aan organisaties, columnisten en gastbloggers

Benoit Dhondt, advocaat bij Antigone Advocaten, blikt terug op het gerechtelijk jaar 2016-2017. ‘Het is aan ons om te weten te komen waarom we de vreemdeling als concept nodig hebben.’

Het gerechtelijk jaar gaat zo dadelijk zijn laatste week in en wat het vreemdelingenrecht betreft is het een hoogst bewogen jaar geweest. Dit is het gerechtelijk jaar geweest waarin de drempels tot het bekomen van een verblijfsrecht gevoelig werden verhoogd, de bevoegde staatssecretaris menig advocaat én rechter de mantel heeft uitgeveegd, het procederen op zich werd bemoeilijkt, en het jaar waarin een nieuwe wet het licht zag die veel vreemdelingen met verblijfsrecht tot tweederangsburgers gedegradeerd heeft.

‘Over de despotische trekken in ons Vreemdelingenrecht’

Het is ook het jaar geweest waarin twee Syrische visumdossiers erg veel aandacht hebben gekregen. Beide dossiers draaiden om de vraag of de Dienst Vreemdelingenzaken zich gedwongen kon zien om een visum af te leveren, of een echte ongebonden of absolute bevoegdheid geniet in dergelijke zaken. Volgens de bevoegde staatssecretaris kan de rechterlijke macht de uitvoerende macht niet opleggen op een bepaalde wijze te handelen. De staatssecretaris riep dit in om geen gevolg te geven aan de arresten en vonnissen van de betrokken rechtscolleges, wat ons bij een maatschappelijk debat rond de scheiding der machten heeft gebracht en ons het wel en wee van de rechtsstaat in het gerechtelijk jaar 2016-2017 deed bevragen. Tijd om enkele conclusies te trekken.

Despotisme vindt volgens Montesquieu plaats indien er geen fundamentele wetten de autoriteit van de heerser beperken. Traditie, zeg maar normen en waarden, neemt de plaats van grondrechten in.

Het was Montesquieu die de theoretische onderbouw van de scheiding der machten voorzag in zijn magnum opus van 1748, Over de geest van de wetten. De scheiding der machten is echter maar één pijler van Montesquieu’s rechtsstaat. De tweede pijler bestaat uit bescherming van burgers tegen het bestuur door de principes van proportionaliteit, het vermoeden van onschuld en het recht op een eerlijk proces. De recente hervormingen in het vreemdelingenrecht knagen aan die principes. Het vermoeden van onschuld wordt op de helling gezet, de proportionaliteitscontrole van de Commissie voor Advies van Vreemdelingen werd afgeschaft en gezien de rechterlijke toets pas na verwijdering gebeurt en soms zonder enig strafrechtelijk proces, wordt ook een eerlijk proces bemoeilijkt. Maar een tweede thema in Montesquieu’s boek, de classificatie van politieke systemen van een republikeins tot een despotisch model, is mogelijks nog relevanter om te begrijpen welke richting het vreemdelingenrecht uitgaat.

Despotisme vindt volgens Montesquieu plaats indien er geen fundamentele wetten de autoriteit van de heerser beperken. Traditie, zeg maar normen en waarden, neemt de plaats van grondrechten in. Onderdanen van een despotisch model kennen geen politieke deugd, en leven in angst voor de heerser. De heerser ontleent zijn macht aan het feit dat hij zijn onderdanen het leven kan ontnemen. In een despotisch bewind valt er niet te onderhandelen en de wil van de heerser is wet. Naar het buitenland toe worden in Montesquieu’s despotisch model de grensstreken tot onherbergzame buffers van woestenij herschapen zodat het centrum van de macht onbereikbaar wordt. De gelijkenis met de migratiepolitiek ten opzichte van Turkije, de beveiliging van de Balkanroute, de detentie-eilanden in Griekenland, de plannen met betrekking tot Libië en de terugname-akkoorden is duidelijk, maar het is vooral bij het binnenlandse bestuur van vreemdelingen dat de interessantste parallellen met dit despotisme terug te vinden zijn.

Joachim Pohlmann, de woordvoerder van N-VA-voorzitter Bart De Wever mag in De Morgen van 10 maart 2017 dan nog provoceren dat we diep vanbinnen verlangen naar een rechtse zak die over ons heerst als een koning, voor vreemdelingen is dit reeds een feit. Vreemdelingen, zeg maar de onderdanen van de Dienst Vreemdelingenzaken, kennen inderdaad geen politieke deugd. Of ze nu belasting betalen of niet, politiek worden ze niet vertegenwoordigd. Meestemmen over het beleid dat enkel hen raakt kunnen ze niet. Het recht dat hen beschermt is administratief recht, wat impliceert dat bestuursdaden die hun leven raken slechts op wettigheid en nooit op opportuniteit kunnen getoetst worden. De overheid is enkel door minimale bestuurlijke principes gebonden in het bestuur van vreemdelingen. Dit gebrek aan representatie en het feit onder een rechtstak te vallen die wel je bestaan regelt, maar daarbij de overheid min of meer vrije hand geeft, laat zeker ruimte voor despotisme. De vraag is nu hoe deze ruimte concreet wordt ingevuld.

Onder de huidige legislatuur werd zo goed als elk verblijfsrecht aan meer voorwaarden verbonden of werd het beperkt in de tijd. Een onvoorwaardelijk recht op verblijf is de uitzondering geworden, wat een permanente onzekerheid met zich meebrengt. Nieuw is ook dat een verblijfsrecht voortaan afhankelijk wordt van de integratiewil, waarmee normen en waarden effectief de plaats van grondrechten hebben ingenomen. De beslissingsbevoegdheid van het bestuur is ondertussen almaar breder geworden, terwijl zowel de rechterlijke controle als de bijstand van een raadsman steeds meer wordt ingeperkt. Pottenkijkers zijn duidelijk niet gewenst. Het Belgisch Comité voor Hulp aan Vluchtelingen is fondsloos ten onder gegaan, de rol van de Commissie van Advies voor Vreemdelingen is tot niets gereduceerd en rechters en advocaten die intellectuele moed aan de dag leggen worden publiekelijk te kijk gezet. In visumdossiers en regularisatieaanvragen laat het bestuur zich niet ‘dwingen’, ook niet door grondrechten, maar ambieert het ongebonden of absolute bevoegdheid. Onderhandelen met de Dienst Vreemdelingenzaken behoort niet tot de mogelijkheden. Sinds 2 maart 2015 wil de DVZ weigeringen gezinshereniging niet meer herzien, maar dient er telkens een nieuwe aanvraag te worden ingediend, en dienen de retributies telkens opnieuw betaald te worden. De wil van het bestuur is met andere woorden wet.

Vreemdelingen leven ook echt in angst voor de heerser. Ze zijn bang om aangehouden te worden, thuis, op de bus, op hun werk. Ze zijn bang aangehouden te worden wanneer ze een huwelijk aangeven, net voor hun kind geboren wordt of wanneer ze aangifte doen van huiselijk geweld. De minste inbreuk op de openbare orde kan het einde betekenen van alles wat ze hier hebben opgebouwd. Hoewel ze niet dezelfde rechten hebben, moeten ze betere burgers zijn dan Belgen en hebben ze veel meer te verliezen. Uiteraard loopt het zo’n vaart niet dat zij hoeven te vrezen dat de heerser hen het leven ontneemt, maar de macht van de Dienst Vreemdelingenzaken vloeit wel degelijk voort uit de macht over hun leven, een toekomst voor hun kinderen, broodnodige medische zorg of de toelating een oorlogsgebied te verlaten. Binnenkort plant de Dienst Vreemdelingenzaken bij binnenkomst zelfs hun paspoorten in beslag te nemen om vreemdelingen repatrieerbaar te houden.

Het is aan ons om te weten te komen waarom we de vreemdeling als concept nodig hebben.

In het bestuurlijk model ten opzichte van vreemdelingen lijken we dus meer dan ooit een despotische tendens te kunnen waarnemen. De vraag is dan hoe problematisch dit precies is. Voor sommigen vormt dit geen enkel probleem. Juridisch hoeft het ook niet altijd een probleem te zijn. Despotisme staat weliswaar op gespannen voet met het concept rechtstaat en mensenrechten, instellingen stellen zich terughoudend op. Voor het Europees Hof voor de Rechten van de Mens primeert momenteel nog steeds het feit dat het om migranten gaat. Migranten hoeven hier niet te zijn en kunnen ook elders zijn. De Staat geniet daarin verregaande soevereiniteit. Maar evengoed wijzen individuele rechters van het Europees Hof erop dat dit verschil in gelijke rechten het hart van de samenleving raakt en een enorme morele en juridische verantwoordelijkheid met zich meebrengt. Vergis je niet, ook wij als burgers die hier zogezegd ‘horen’ te zijn, worden geraakt door hoe wij hen behandelen waarvan we menen dat zij hier niet hoeven te zijn. Zoals Maximilien Robespierre waarschuwde: ‘Wee ons, als we niet de kracht hebben volledig vrij te zijn. Een halve vrijheid brengt ons zonder twijfel terug naar het despotisme’. Als we toelaten dat een deel van onze bevolking met wie we alles delen van openbare infrastructuur en crèches tot onze menselijkheid, enkel en alleen vanwege het hebben van een andere nationaliteit bestuurd wordt op een wijze die we drie eeuwen geleden al onaanvaardbaar vonden, tast dit niet enkel onze rechtsstaat aan, maar evengoed wie wij menen te zijn. Om James Baldwin te parafraseren, de vreemdeling bestaat niet, maar is als concept door ons bedacht. Blijkbaar hebben we daar nood aan. Het is aan ons om te weten te komen waarom we de vreemdeling als concept nodig hebben. De toekomst van onze beschaving hang af van het feit of we die vraag al dan niet kunnen stellen.

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content