‘Onze architectuur werkt de integratie van nieuwkomers tegen’

Kimoura Hauquier , Jonas De Maeyer en Luce Beeckmans © Belga
Ebe Daems
Ebe Daems Freelancejournaliste

Architectuur en stedenbouw zijn cruciaal voor de vlotte integratie voor nieuwkomers, zeggen de bezielers van het Heim-collectief. Deze organisatie wil de migratiearchitectuur radicaal veranderen. ‘We moeten naar een permanente structuur voor tijdelijk wonen, niet enkel voor nieuwkomers’, klinkt het.

Welke impact heeft onze architectuur op de integratie van nieuwkomers? ‘De manier waarop ze wonen, eerst in asielcentra en dan in concentratiewijken, houdt de integratie tegen’, zegt Jonas De Maeyer. De Maeyer is architect bij Endeavour en lid van het HEIM-collectief, een collectief van architecten en stedenbouwkundigen dat de architectuur van migratie radicaal wilt veranderen.

Knack sprak over migratie-architectuur met De Maeyer, Kimoura Hauquier die een thesis schreef over de architectuur van asielcentra en Luce Beeckmans, postdoctoraal onderzoeker in de vakgroep architectuur en stedenbouw aan de UGent. Samen met een ruimere groep van architecten en onderzoekers vormen ze het HEIM-collectief en stellen ze hun ideeën en plannen vanaf 9 november tentoon in de Antwerpse Singel. Om deze plannen uit te werken, kregen ze het Bouwmeester Label, een subsidie van Vlaams Bouwmeester Leo Van Broeck.

Waarom willen jullie af van de huidige vorm van asielopvang?

Jonas De Maeyer: ‘Het beleid dat we nu hebben werkt de integratie tegen. Het gaat hier niet om een links-rechtsverhaal, want het is voor iedereen belangrijk dat integratie goed gebeurt. Bovendien is onze manier om mensen op te vangen duur en niet duurzaam. Telkens de wereld in brand staat, voorziet men tijdelijke oplossingen. Dat is een verloren kost, want je moet die investeringen telkens opnieuw maken.’

Kimoura Hauquier: ‘De afgelopen vijfentwintig jaar waren er jaarlijks minstens 11.000 mensen die asiel aanvroegen in België. Je zit dus met een constante en daarom is het belangrijk om voor die mensen kwalitatieve woningen te bouwen en niet enkel te investeren in noodoplossingen.’

Als je na een jaar in het asielcentrum nog niemand kent, is het veel moeilijker een woning te vinden. Dat gaat makkelijker via een sociaal netwerk.

Jonas De Maeyer

Luce Beeckmans: ‘Nu wordt er enkel over gebouwen van opvang nagedacht in tijden van crisis, terwijl het een vraagstuk is dat niet van de agenda zal verdwijnen, wel integendeel. Daarom moeten we nadenken over structurele oplossingen opdat het geld niet telkens verloren gaat.

We moeten naar een permanente structuur voor tijdelijk wonen, niet enkel voor nieuwkomers. Zij zijn namelijk niet de enigen in onze samenleving die in transit zijn. Het gaat om een brede waaier aan profielen: van expats tot daklozen.’

De Maeyer: ‘We moeten voor hen bouwen zoals we ook voor andere tijdelijke bewoners in de stad bouwen: op een manier die hen toelaat te integreren en stappen te zetten, zodat ze hun tijd niet zitten verdoen.’

Hoe vinden jullie dan het huidige beleid de integratie tegenwerkt?

Hauquier: ‘Momenteel worden ook de secundaire behoeften, zoals werken en ontspanning in de asielcentra ondergebracht. Je kan er voor een heel laag weekloon klusjes doen, er wordt lesgegeven en er zijn ontspanningsmogelijkheden en activiteiten voor de kinderen. Op het eerste zicht lijkt dat positief, maar het houdt mensen ook uit de stad weg, waardoor ze daar geen aansluiting met de maatschappij vinden.’

Beeckmans: ‘Nochtans is het een vreemd idee ontspanningsmogelijkheden specifiek voor nieuwkomers te organiseren. Ze zouden aansluiting kunnen vinden bij bestaande mogelijkheden en zo kunnen ze ook meteen mensen leren kennen, waardoor ze beter integreren. Maar de asielcentra zijn afgelegen en plaatsen de migranten in een isolement. Ze zijn afgesneden van de rest van de samenleving. Het zijn mensen die een gevaarlijke situatie zijn ontvlucht en veel geleden hebben. Het is vreemd dat we hen niet humaner behandelen.

Willen ze iets koken naar hun smaak, dan moeten ze makkelijk vijftig kilometer gaan rijden. Hen afzonderen in collectieve centra is niet enkel financieel oninteressant, maar veroorzaakt ook veel psychisch leed en verlies aan energie. Daarna komen ze, omdat de huisvesting daar goedkoper is, terecht in aankomstwijken waar al een hoge concentratie migranten is en ze dus geen interactie met de bredere samenleving hebben.’

De Maeyer: ‘We hebben de situatie in de asielcentra en de woonnood na mensen hun erkenning in kaart gebracht. Het zijn geen aparte verhalen: Als je na een jaar in het asielcentrum nog niemand kent, is het veel moeilijker een woning te vinden. Dat gaat makkelijker via een sociaal netwerk.’

Welke oplossing stellen jullie dan voor?

De Maeyer: ‘We willen huisvesting, ook al tijdens de asielprocedure, koppelen aan secundaire voorzieningen in de stad, zoals werken en ontspanning. De Refugio in Berlijn is een mooi voorbeeld: daar wonen asielzoekers die nog in procedure zijn, erkende vluchtelingen en Berliners samen in hetzelfde gebouw. Beneden is er een koffiebar, waar veel van de bewoners ook werken en er zijn een aantal zalen voor verenigingen die activiteiten organiseren die mensen samenbrengen.

Wij willen ook inclusiever bouwen zodat nieuwkomers kunnen integreren. Het soort projecten dat we voor ogen hebben, zijn niet enkel op nieuwkomers gericht, maar dienen voor de hele stad, zodat er een interactie kan ontstaan.’

Beeckmans: ‘We gaan op zoek naar een win-winverhaal, waar ook de stad van profiteert. De asielcrisis is geen verlies voor de stad. We grijpen de crisis aan als kans om een breder woningvraagstuk te herdenken en een nieuw soort stadsontwikkeling na te streven, die participatiever én collectiever is.’

Hauquier: ‘We willen geen kant en klare ontwerpen voorstellen, maar het opdrachtgeverschap voor de architectuur van migratie opnemen. We geven een bepaalde visie mee, maar geen concept dat overal hetzelfde toegepast kan worden. Elk project moet op elke aparte site op maat bedacht worden.’

De dagprijs voor de opvang van een asielzoeker in een collectief centrum groter dan het leefloon van een erkend vluchteling per dag.

Jonas De Maeyer

De Maeyer: ‘De bedoeling is dat politici en investeerders ruimte ter beschikking stellen waar we samen een project opzetten om iets te doen aan de problemen die ze zien in hun stad. Het is niet de bedoeling dat wij alles zelf gaan bouwen of verbouwen, maar wel dat we mee nadenken over de invulling ervan. We ondersteunen nu al enkele bestaande projecten om meer inclusieve huisvesting te realiseren.

Zo kwam de woongroep Biotope van het cohousingproject Bijgaardehof in Gent bij ons terecht via Vluchtelingenwerk Vlaanderen. Haar woongroep bestond enkel uit de blanke middenklasse en ze wilden ook groepen betrekken die minder kansen hebben. Ondertussen willen de twee andere woongroepen van Bijgaardehof ook een inclusieve unit.’

Wat met het financiële plaatje? Is zoveel bouwen en verbouwen niet te duur?

De Maeyer: ‘We willen net benadrukken dat de financiële kant van migratie op dit moment geen logisch verhaal vormt, welke positie je ook inneemt in het politieke spectrum. Er worden heel veel mensen betaald voor de omkadering van een asielcentrum: ontspanningsactiviteiten, permanent toezicht … Bovendien is de dagprijs voor de opvang van een asielzoeker in een collectief centrum groter dan het leefloon van een erkend vluchteling per dag. Lokale opvang waarbij mensen meer zelfstandigheid aan de dag kunnen leggen, zou veel goedkoper zijn.’

Beeckmans: ‘In het model dat wij voorstellen zouden asielzoekers veel makkelijker kunnen werken en zo bijdragen aan hun eigen opvang. Bovendien zouden we geen voorzieningen bouwen die uitsluitend voor asielzoekers zijn. Ook daar zit dus een besparing, want anderen kunnen er mee van genieten. Door één keer in duurzame infrastructuur te investeren, zit je niet telkens met een verloren kost. En omdat je een langetermijnproject opzet, kan het ook andere investeerders dan de overheid aantrekken.’

De Maeyer: ‘We zijn geen naïeve dromers. Het financiële plaatje kan kloppen. We zitten samen met financiële experts om een economisch model te ontwikkelen zodat onze plannen ook echt uitgevoerd kunnen worden.’

Is er binnen de huidige stadsontwikkeling dan zo weinig ruimte voor ontmoeting?

Beeckmans: ‘De huidige logica is volledig op directe en meetbare winst gericht. Elke vierkante meter moet opbrengen en daarom bouwt men zo veel mogelijk woningen: die kan je verkopen of verhuren, in tegenstelling tot openbare ruimtes die er voor ons allemaal zijn.

Alle voorzieningen in een asielcentrum onderbrengen? Het houdt mensen ook de stad weg, waardoor ze daar geen aansluiting met de maatschappij vinden.

Kimoura Hauquier

In de sluimerperiode, de periode voordat zo’n stadsvernieuwingsproject effectief van start gaat, is er vaak een enorme dynamiek.

Bij de Oude Dokken in Gent bijvoorbeeld, zitten veel Afrikaanse kerken die het verloederde industriële terrein een nieuwe boost gaven: ze voorzien accommodatie en maaltijden voor nieuwkomers en vullen zo leemtes op die de stad niet opvult. Zij zijn de ontdekkers van die sites, maar ze zijn de eersten die er niet meer zullen thuishoren. De meest kwetsbaren worden met stadsvernieuwing nog meer uit stad geduwd.

Door hun activiteiten zag de stad het potentieel van die site en plant ze er ‘de Nieuwe Dokken’, gericht op huisvesting. Vraag je wat er dan met de bestaande projecten gebeurt, dan zeggen ze dat ze een sociale mix proberen te genereren. Dat is een planningstool waarbij men appartementen in verschillende prijsklassen aanbiedt om mensen met verschillende achtergronden samen te brengen. Maar eigenlijk zijn zelfs de goedkoopste al duur zijn. Bijna alle studies erop wijzen dat dit amper impact heeft en zelfs tot gentrificatie zou leiden. Wonen behoort tot de private sfeer, dus het is een vreemd idee die mix via huisvesting te willen creëren. Door allemaal naast elkaar te gaan wonen heb je niet noodzakelijk meer interactie en diversiteit.’

Jullie ideeën richten zich op de stad, maar veel lokale overheden willen nieuwkomers daar net weghouden omdat de steden volgens hen al zo zwaar onder druk staan. Hoe denken jullie hen mee te krijgen?

De Maeyer: ‘Het is zeker niet verkeerd dat kleinere gemeentes ook woningen aanbieden, maar de grote uitdaging ligt in de steden. Net omdat de druk op de sociale huisvesting in de steden al zo groot is, moet er nagedacht worden over andere modellen. De superdiversiteit valt niet tegen te houden. Het antwoord dat we nu bieden, is eigenlijk absurd; we proberen namelijk iets te voorkomen, wat niet tegen te houden valt. Een stad als Brussel heeft zich bij die superdiversiteit neergelegd en heeft beslist eraan te werken. Maar in veel andere steden bestaat nog een spanningsveld.’

Beeckmans: ‘Veel stadsbesturen zien er niets in omdat ze migratie als een verliesverhaal beschouwen en die perceptie willen we ombuigen. We zijn bereid met alle partijen en besturen samen te werken en hopen dat ze het als een kans gaan bekijken. Ook al denk je anders over migratie, het kan toch een win-win verhaal voor je stad zijn.

Doe je niets aan de huidige infrastructuur van migratie, dan krijg je dat terug in je gezicht.

Luce Beeckmans

Het momentum waarop ook beleidsmakers in hun plannen het ruimtelijke aspect van migratie niet langer kunnen negeren, is bereikt. Doe je niets aan de huidige infrastructuur van migratie, dan krijg je dat terug in je gezicht. Die infrastructuur gaat zichzelf dan ontwikkelen, zal minder kwalitatief zijn wat uiteindelijk tot spanningen zal leiden. Onze grote ambitie is nu beleidsruimte creëren voor dit vraagstuk.’

De Maeyer: ‘Momenteel worden er soms erg onlogische keuzes gemaakt zoals de afbouw van de Lokale Opvang Initiatieven (LOI). In de LOI’s werden vooral mensen met een hoge erkenningsgraad gehuisvest, zoals Syriërs en erg kwetsbare gezinnen. Hoewel de LOI’s vaak ook afgelegen liggen en de perfectie nog niet benaderen, zijn ze wel beter dan de collectieve centra. De keuze van de overheid om ze af te bouwen is onbegrijpelijk.’

Beeckmans: ‘Niet enkel vanuit ethisch perspectief, maar ook economisch en politiek is het geen interessante keuze. Het betekent een enorm verlies aan middelen omdat je steeds opnieuw dezelfde investering zal moeten doen. Het bevordert daarnaast de integratie niet. Men kiest er, vanuit een welbepaalde ideologie, steeds voor de opvang zo onaantrekkelijk mogelijk te maken om te ontmoedigen. Dat deden vorige regeringen ook al, maar dat zal niet de doorslaggevende factor zijn voor iemand die zijn thuisland verlaat.’

Architectuur wordt niet direct in verband gebracht met zulke sociaal-maatschappelijke vraagstukken. Wat kunnen architecten hier vanuit hun vakgebied in betekenen?

Beeckmans: ‘De ruimtelijke impact van migratie wordt vaak als bijzaak beschouwd, terwijl die eigenlijk gigantisch is. Architectuur kan verbindend zijn en een mediërende en faciliterende rol spelen. Het middenveld levert fantastisch werk, maar het ontbreekt hen aan financiële middelen en verbeeldingskracht om een sociaal vraagstuk ook ruimtelijk vorm te geven. We willen met onze ontwerpen tonen wat er allemaal mogelijk is als je die verbeeldingskracht gebruikt. Dat kan voor veel mensen een eye-opener zijn. Daarnaast willen we ook architecten oproepen om een bredere maatschappelijke rol op te nemen.’

De Maeyer: ‘Het vergt inderdaad veel verbeeldingskracht. Ook wij zijn oorspronkelijk vertrokken van het concept van een asielcentrum. Geef je studenten de opdracht iets rond asielopvang te ontwerpen, dan zien ze Fedasil als opdrachtgever. Vertrekkend van de bouwnormen van Fedasil proberen ze een asielcentrum menselijker te maken, maar uit het werk van Kimoura, die voor haar thesis asielcentra analyseerde, bleek duidelijk dat het isolement het grootste probleem is van de centra.’

Beeckmans: ‘We moeten de opvangstructuur grondig herdenken zonder daarbij de bestaande logica te volgen. Het ontbreekt vaak aan verbeeldingskracht om buiten de bestaande structuur na te denken. Alsof het zo moet zijn, terwijl het toch wel anders kan.’

Het HEIM-collectief maakte, in samenwerking met de studenten van de Universiteit Gent en de Universiteit Antwerpen, ontwerpen voor een aantal sites in Aalst en Antwerpen om te illustreren wat de mogelijkheden zijn. Er is voorlopig geen overeenkomst om deze voorstellen ook effectief uit te voeren.

Aan het Hoveniersplein in Aalst werken de carnavalisten een half jaar lang in twee grote loodsen aan hun poppen. Er is echter nood aan horecavoorzieningen en kinderopvang. Bovendien vinden de omwonenden het maar niets dat het pleintje waar hun tuinen aan grenzen een nietszeggende parking is. In het ontwerpscenario van HEIM-collectief gaat de parking naar de achterkant van de loodsen, waar er wel plaats voor is.

Het pleintje wordt een markthal omgeven door een lineaire structuur voor tijdelijk wonen die de overgang vormt tussen het plein en de tuinen, op de plaats waar zich nu garages bevinden. Daar kunnen nieuwkomers en andere tijdelijke bewoners, zoals buitenlandse gasten van de carnavalisten of carnavalisten die stevig willen doorwerken, in verblijven. De nieuwkomers kunnen vanuit hun woning producten verkopen op de markt en zouden bijvoorbeeld ook voor kinderopvang en catering kunnen zorgen.

De Gistfabriek is een grotendeels leegstaand oud industrieel pand langs de Dender in Aalst. In het ontwerpscenario stelt HEIM-collectief voor er slaapplaatsen te realiseren, waar onder andere nieuwkomers kunnen verblijven. Daarnaast bevinden zich secundaire voorzieningen, zoals een koffiebar die ook als collectieve living voor de nieuwkomers dient en een repaircafé. Nieuwkomers kunnen eventueel in de koffiebar en het repaircafé aan de slag in een vorm van sociale tewerkstelling.

Markthal
Markthal© Sarah Van de Velde, Marrije Vanden Eynde
Gistfabriek
Gistfabriek© Sarah Van de Velde, Marrije Vanden Eynde

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content