Vrije Tribune

‘Niet iedereen profiteert mee van grote sportevenementen in ontwikkelingslanden’

Vrije Tribune Hier geven we een forum aan organisaties, columnisten en gastbloggers

Met het organiseren van grote sportevenementen zoals de Olympische Spelen willen steden in ontwikkelingslanden hun status als ‘moderne wereldstad’ versterken. Maar wat ‘werelds’ en ‘modern’ is, wordt vooral bepaald door het Westen, stelt Melissa Tandiwe Myambo, onderzoeker aan de Universiteit van de Witwatersrand in Johannesburg.

In de hele wereld doen metropolen in ontwikkelingslanden hun best om hun status van ‘wereldstad’ te versterken. Deze metropolen beconcurreren elkaar omdat ze belangrijke culturele en economische knooppunten willen worden in onze globaliserende wereld.

Wetenschappers beschrijven het als ‘the modernity game‘. En sport is een van de manieren waarop je kunt laten zien dat je tot de moderne tijd bent doorgedrongen en de titel ‘wereldstad’ verdient.

Wereldtentoonstelling

Vroeger waren westerse landen gastland voor grote evenementen zoals de Wereldtentoonstelling. Ze bevestigden daarmee hun status als moderne wereldstad. Niet-westerse landen konden alleen maar hun best doen mee te komen. En ondanks hun vele pogingen slaagden – naast Japan, Zuid-Korea en Singapore – slechts weinigen daarin.

Niet iedereen profiteert mee van grote sportevenementen in ontwikkelingslanden

Internationale sportcompetities zijn de nieuwe Wereldtentoonstelling en doen steden stijgen op de lijst met belangrijkste wereldsteden. Gastland zijn van de Olympische Spelen (in de zomer of winter, afhankelijk van het klimaat), de Gemenebestspelen of een toernooi zoals het WK-Voetbal, levert steden prestige op.

De Olympische Winterspelen van 2018 worden gehouden in Pyeongchang in Zuid-Korea en Tokio is gastland voor de Zomerspelen van 2020. Voor ‘globaliserende’ steden in opkomende markteconomieën zijn deze spectaculaire evenementen een manier om hun ‘opkomende’ geopolitieke importantie te onderstrepen.

Westerse scheidsrechters

Voor voorstanders van het ‘wereldstadmodel’ is dit reden tot feest. Maar het illustreert ook de voortdurende pogingen van niet-westerse landen om niet alleen op het gebied van sport, maar ook economisch en cultureel te concurreren met de voormalige koloniale machten. Wie houdt in dit spel de score bij? Wie bepaalt wie wint en verliest? Wie bepaalt wat ‘werelds’ is en wat ‘modern’ is?

Op dit moment lijken de scheidsrechters voornamelijk westers in termen van historische, geografische en filosofische oriëntatie. De rankings hebben hun oorsprong in het Westen en worden opgesteld door westerse entiteiten. Dus, of je wint of verliest, het blijft een westers spel. Het Westen bepaalt de regels.

Minderwaardigheidscomplex

Als de elite in opkomende markteconomieën de regels van de hedendaagse moderniteit accepteert en meespeelt, bekrachtigt zij opnieuw een eeuwenoud minderwaardigheidscomplex ten opzichte van de kolonisator. Door de regels te accepteren, heeft zij het spel al verloren.

Ze heeft in meerdere opzichten verloren. Door de (voormalige) kolonisator toe te staan het speelveld te bepalen, heeft zij de mogelijkheid uit handen gegeven om zelf te bepalen wat ‘modern’ en ‘werelds’ is.

Het internaliseren van de regels van de moderniteit houdt in dat geaccepteerd wordt dat een positieve beoordeling gelijkgesteld wordt aan het ‘succesvol’ overnemen van westerse idealen. Dit klinkt abstract, maar concreet betekent het dat geld verkeerd besteed wordt.

Geopolitieke spierballen

Landen gebruiken sportevenementen ter illustratie van hun groeiende geopolitieke invloed. Daar zijn veel voorbeelden van.

China was in 2008 gastland van de Olympische Spelen in Peking. India was in 2010 gastland van de Gemenebestspelen en in datzelfde jaar was het WK-voetbal in Zuid-Afrika. Rusland is later dit jaar gastland van het WK-voetbal en Qatar in 2022.

Het WK-voetbal was in 2014 in Brazilië, dat twee jaar later ook gastland was van de door controverse omgeven Olympische Zomerspelen.

De BRICS-landen – Brazilië, Rusland, India, China, Zuid-Afrika – en andere ‘ontwikkelingslanden’ moesten hun al beperkte middelen aanwenden om dure sportevenementen te financieren, in plaats van sociale projecten.

Hoge kosten

Onder burgers in deze landen heerst steeds meer onvrede over de hoge kosten van deze evenementen. Ze vragen zich af of het wijs is zoveel geld te besteden aan een eenmalig spektakel.

Zowel bij het WK-voetbal in Zuid-Afrika in 2010 als vier jaar later in Brazilië was er sprake van protesten van burgers die liever zagen dat het schaarse geld in hun land beter gebruikt werd. In beide landen bestaat hetzelfde hoge niveau van inkomensongelijkheid. Ook bij de Zomerspelen in Rio de Janeiro was in 2016 sprake van protesten. De regerende elites deden de protesten in alle gevallen af als bijzaak.

Waarom besteden regeringen hun schaarse geld liever aan spelletjes dan aan basisbehoeften van hun burgers? Waarom willen elites in ontwikkelingslanden zo ontzettend graag modern zijn en van hun steden wereldsteden maken?

Dure kunst

Een argument is dat ‘wereldsteden’ investeringen, toerisme en kenniswerkers aantrekken, waardoor de economie groeit. Om professionals aan te trekken doen veel ‘aankomende wereldsteden’ ook grote investeringen in dure kunst. Sportevenementen en kunstbeurzen horen bij wereldsteden met hoogopgeleide werknemers die als consumenten het hogere segment van de markt vormen.

Maar er is in deze ‘wereldsteden’ weinig ruimte voor de werkende, lagere klasse. In dit soort steden is vaak sprake van hogere sociale verdeeldheid en grote ongelijkheid. Wereldwijde sportevenementen verergeren deze problemen: de armere burgers moeten vaak verhuizen om plaats te maken voor nieuwe stadions en andere infrastructuur.

Een koloniale mentaliteit?

Waarom zouden ‘ontwikkelingslanden’ de regels niet veranderen, in plaats van het moderniteitsspel mee te spelen? Uit mijn onderzoek blijkt dat de obsessie van de elite met ‘meekomen’ met het Westen, niet leidt tot vermindering van het minderwaardigheidscomplex ten opzichte van de ‘superieure’ westerse moderniteit. In plaats daarvan wordt de minderwaardigheid die wortel schoot door het kolonialisme, omarmd.

De Japanse filosoof Takeuchi Yoshimi beweerde dat de Japanse moderniseringspogingen na de Tweede Wereldoorlog leken op het willen ‘meekomen met’ de ‘koloniale overheerser’. Dat, zegt hij, is in feite een intensivering van de meester-slaafverhouding tussen de kolonisator en de gekoloniseerde.

Het moderniteitsspel, niet de moderniteit, heeft zijn oorsprong in het Westen. Steden kunnen alleen “winnen” als ze zich houden aan westerse maatstaven. Dat kan positief zijn als het gaat om goede infrastructuur en beschikbaarheid van schoon water en andere basisdiensten – daar kunnen veel mensen van profiteren. Maar als het spel alleen maar resulteert in meer ongelijkheid, wordt het tijd de spelregels te veranderen.

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content