Vrije Tribune

‘Moeten we bang zijn voor een pensioensysteem met punten?’

Vrije Tribune Hier geven we een forum aan organisaties, columnisten en gastbloggers

professoren Kris Boudt en Guido Van Limbergen (VUB) over de geplande omschakeling naar een pensioen met punten.

Belgen zijn harde werkers. En dat loont op het vlak van het pensioen. Per loopbaanjaar stijgt ons verhoopt pensioenbedrag met een aantal euro’s. Bij de berekening en verdere uitbetaling van ons pensioen worden nog bijkomende euro’s toegevoegd om pensioengerechtigden een vergelijkbare koopkracht als de beroepsactieve bevolking te garanderen. De pensioenwetgeving legt het pensioenbedrag dat wij later zullen ontvangen dus reeds vast terwijl we nog werken. Volgens de pensioencommissie 2020-2040 is dat op termijn niet houdbaar. Onze pensioenen worden immers betaald door de actieve bevolking en de gestegen levensverwachting leidt tot een minder gunstig evenwicht tussen het aantal actieven en het aantal gepensioneerden.

Moeten we bang zijn voor een pensioensysteem met punten?

De minister van pensioenen heeft daarom het voornemen om een systeem met punten in te voeren, zoals de pensioencommissie 2020-2040 voorstelt. Terwijl we werken zullen we dan niet meer weten hoeveel euro’s pensioen we aan het verdienen zijn, maar zullen we dan pensioenpunten krijgen voor elk gewerkt jaar. We krijgen meer of minder punten, naargelang ons arbeidsinkomen hoger of lager is dan het gemiddeld arbeidsinkomen. Hoe hoger ons eigen arbeidsinkomen, hoe meer punten we krijgen. En vice versa, onder het voorbehoud dat wie werkt aan een laag arbeidsinkomen, een minimumaantal punten krijgt. Dat aantal moet voldoende hoog zijn om pensioengerechtigden in verhouding tot de duur van hun loopbaan en hun daarin geleverde arbeidsinspanningen een volwaardig minimumpensioen te garanderen.

Wanneer we met pensioen gaan, wordt elk pensioenpunt dat we hebben verworven, omgezet in een aantal euro’s. Hoeveel euro’s we voor een punt zullen krijgen, ligt nog niet vast terwijl we werken, maar komen we pas te weten aan het einde van onze loopbaan. De waarde van een punt wordt dan uitgedrukt als een percentage van het gemiddeld arbeidsinkomen van de actieve bevolking op dat ogenblik. Hoe hoog dat percentage precies is, wordt eveneens dan bepaald, zodat rekening kan worden gehouden met de demografische evoluties. Het percentage moet volgens de commissie wel voldoende hoog zijn om ons een fatsoenlijk pensioen op te leveren en de gepensioneerden toe te laten hun levensstandaard te handhaven in de samenleving waarin zij dan leven.

Ingebouwde rem op ontsporingen

Het grote voordeel van het puntensysteem is een ingebouwde rem op ontsporing van de pensioenuitgaven. Als blijkt dat het aantal punten sneller stijgt dan het budget, wordt de waarde van het punt vastgeklikt en worden de pensioenbedragen in mindere mate aangepast aan de evolutie van de welvaart. Dit gebeurt automatisch. Wel kan de wetgever op dat ogenblik nog steeds ingrijpen om via een aanpassing van de parameters in het puntensysteem, de fiscaliteit of inhoudingen op pensioenen, het pensioenbudget op te trekken en zo een verhoging van de waarde van het punt en dus van de pensioenen te verhogen om voldoende koopkracht aan de gepensioneerden te blijven garanderen. Een volledige delegatie van het pensioenbeheer aan een algoritme is dus niet aan de orde.

Punten of euro’s – wat maakt het uit, zolang we maar hetzelfde (of een hoger) pensioen krijgen? Daar wringt het schoentje, als de verandering, zoals thans wordt gepland, budgetneutraal moet gebeuren. In dat geval leidt het hogere pensioen van de ene tot een lager pensioen van de andere. Als het puntensysteem echt vernieuwend wil zijn, zullen de pensioenbedragen veranderen. Eén werknemer op 10 verliest 6% of meer, zo becijfert het Planbureau in een van zijn simulaties. Vooral mensen met korte loopbanen, volbracht op latere leeftijd, verliezen aan pensioen. Men kan deze effecten echter neutraliseren door aan iedereen een startpakket aan punten toe te kennen op het ogenblik van de invoering van het puntensysteem. Dat startpakket is gelijk zijn aan het pensioenbedrag dat we elk afzonderlijk dan reeds hebben opgebouwd onder de tot dan toe geldende pensioenwetgeving, gedeeld door de waarde van het punt in het jaar van de invoering van het puntensysteem.

Pensioenen opbouwen met punten. Andere landen doen het ons al voor. De principes klinken goed, maar de evaluatie van het puntensysteem zal afhangen van de concrete implementatie van het puntensysteem. We pleiten hierbij voor behoedzaamheid en voor een regeling waarbij de pensioenbedragen onder het huidig systeem en het puntensysteem op het ogenblik van de transitie gelijkaardig zijn. Dat laat toe grote winnaars en verliezers te vermijden en tegelijk een extra veiligheid in te bouwen in het pensioensysteem om ontsporingen in toekomstige pensioenuitgaven te voorkomen.

Kris Boudt en Guido Van Limbergen zijn professor financiën respectievelijk socialezekerheidsrecht aan de Vrije Universiteit Brussel. Zij hebben in opdracht van het Algemeen Beheerscomité voor het Sociaal Statuut der Zelfstandigen (ABC) een uitgebreide studie uitgevoerd over de omzetting van de huidige pensioenregeling voor zelfstandigen in een puntensysteem voor deze categorie van de beroepsbevolking.

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content