Steven Delarue

‘Leerkrachten spreken soms tussentaal in de klas (en dat is absoluut niet erg)’

Steven Delarue Beleidsmedewerker taal & meertaligheid en diversiteit aan de Onderwijscentrum Gent

‘De verdediging van de standaardtaal begint soms erg naar fetisjisme te neigen’, schrijft onderzoeker Steven Delarue (UGent) naar aanleiding van de Week van het Nederlands. ‘Laat leerkrachten toch gewoon spreken zoals ze willen spreken, ook als dat niet altijd Standaardnederlands is. Zolang ze maar goed lesgeven.’

Afgelopen zondag vond in Mechelen het Taalsalon plaats, een initiatief van het Davidsfonds dat kaderde in de Week van het Nederlands (10-17 oktober). Naast lezingen en debatten over onze spelling en de invloed van het Engels op het Nederlands, was er ook een debat tussen Rik Schutz (Taalunie) en barones Mia Doornaert(columniste voor onder meer De Standaard). Dat debat moest eigenlijk over Belgisch en Nederlands Nederlands gaan, en het al dan niet pluricentrische karakter van onze taal, maar Doornaert greep vooral haar kans om voor de zoveelste keer frontaal de aanval in te zetten op tussentaal. Dat taaltje is voor haar “aanstellerig”, “zelfingenomen”, “arrogant”, “lui” en ronduit “dom”.

Ik heb bijzonder veel begrip voor de hartstochtelijke wijze waarop zelfverklaarde taalbehoeders als Doornaert het Standaardnederlands verdedigen, maar bij momenten begint die standaardtaalverdediging wel heel erg naar standaardtaalfetisjisme te neigen. Zinnetjes als Wa vinde gij van mijne nieuwen auto? worden consequent als on-Nederlands weggezet, als uitingen van wartaal en exponenten van taalverloedering. Er wordt echter steeds meer tussentaal gesproken, en de daders van zo veel taalmishandeling zijn snel gevonden: de media en het onderwijs.

‘Leerkrachten spreken soms tussentaal in de klas (en dat is absoluut niet erg)’

Het is vooral dat onderwijs dat me na aan het hart ligt, als lesgever en als onderzoeker aan de UGent. Voor mijn doctoraatsonderzoek heb ik 82 leerkrachten uit het basis- en secundair onderwijs geobserveerd en geïnterviewd, van Ieper tot Hasselt. Mijn vragen waren steevast dezelfde: wat voor taalgebruik hanteren zij in de klas? In hoeverre is dat Standaardnederlands? Vinden ze het zelf belangrijk om aandacht te besteden aan hun taalgebruik, en waarom moet dat taalgebruik al dan niet standaardtalig zijn? Dankzij dat onderzoek heb ik kennis mogen maken met 82 bijzonder geëngageerde en creatieve leerkrachten, die uitstekend lesgaven en de leerlingen konden enthousiasmeren voor hun vak – al was dat op vrijdagnamiddag soms nét iets minder het geval. Alleen: dat gebeurde lang niet altijd in vlekkeloze standaardtaal.

Taalamateurs

Dat de voorvechters van het A.B.N. dat ronduit verwerpelijk vinden, bleek eind vorig jaar nog toen de resultaten van de taaltest Hoe Vlaams is uw Nederlands? werden gepresenteerd. Die lieten zien dat de ruim 3.000 deelnemende taalprofessionals vrij tolerant waren voor wat meer “Vlaamse” (lees: Belgisch-Nederlandse) elementen in de standaardtaal, zoals zich verwachten aan voor verwachten of beroep doen op voor een beroep doen op. Dat leraren daar het meest voor bleken open te staan, werd hen allerminst in dank afgenomen: in de daaropvolgende dagen werden ze door onder meer Jan Hautekiet, Joël De Ceulaer, Geert Van Istendael en Mia Doornaert weggezet als “geen taalprofessionals” maar “taalamateurs”, die “laks”, “slordig” en “onkundig” zijn. Dat staat echter in schril contrast met mijn eigen (onderzoekers)ervaringen met leerkrachten, of het nu over hun taalgebruik, dan wel over hun taalpercepties gaat.

‘Voor die variatie in hun taalgebruik hoeven leerkrachten zich ook allerminst te schamen: het is volkomen natuurlijk dat sprekers hun taalgebruik aanpassen aan de situatie.’

Eerst dat taalgebruik. Ik zei het hierboven al: leerkrachten spreken inderdaad lang niet altijd Standaardnederlands. Het taalgebruik van leerkrachten verandert doorgaans sterk in de loop van een les: van instructies en theoriestukken in een standaardtaliger register, tot een anekdote of vermanende uitroep die tussentaliger klinkt. Dat betekent dat leerkrachten vaak niet voldoen aan die strikte norm, en dat vinden ze zelf ook lang niet altijd nodig: ze doen hun best, waken erover dat ze verstaanbaar blijven, en focussen voor de rest vooral op inhoud en didactiek. Voor die variatie in hun taalgebruik hoeven leerkrachten zich ook allerminst te schamen: het is volkomen natuurlijk dat sprekers hun taalgebruik aanpassen aan de situatie.

In een artikel dat binnenkort verschijnt in Dutch Journal of Applied Linguistics, heb ik trouwens (samen met collega Anne-Sophie Ghyselen) het taalgebruik van een aantal van ‘mijn’ leerkrachten tijdens de interviews vergeleken met dat van andere hogeropgeleiden: artsen, tandartsen en advocaten. Daaruit bleek dat er een significant beroepseffect is: de gemiddelde leerkracht sluit veel dichter aan bij de standaardtaalnorm dan de gemiddelde arts of advocaat. Oef.

‘Leerkrachten hechten dan ook veel belang aan correcte taal, zij het vooral in geschreven taalgebruik, en veel minder in gesproken taalgebruik.’

Die taalpercepties dan. Ook daar kan het koor van standaardtaalverdedigers op beide oren slapen: zowat alle leerkrachten zijn zich terdege bewust van hun taalopdracht, en benadrukken tijdens het interview meermaals dat ze het Standaardnederlands erg hoog in het vaandel dragen. Standaardtaal is en blijft hun streefdoel, en de aan Frank Vandenbroucke ontleende slagzin Elke leraar is een taalleraar wordt in de gesprekken meermaals herhaald. Leerkrachten hechten dan ook veel belang aan correcte taal, zij het vooral in geschreven taalgebruik, en veel minder in gesproken taalgebruik. Daar primeert de inhoud op de vorm, en leerkrachten voelen niet altijd de noodzaak om elke ‘afwijking’ meteen te corrigeren.

Is dat een probleem? Neen. En het betekent evenmin dat leerkrachten “laks”, “arrogant” of “zelfingenomen” zijn, of dat ze het kostbare karakter van taal niet zouden erkennen. Taal is voor leerkrachten immers hét middel om zich van hun kerntaak te kwijten: leerlingen de nodige kennis en vaardigheden bijbrengen. Die pedagogische taak staat voorop, en daarbij is taal geen doel op zich, maar een middel.

‘De aanhangers van het standaardtaalfetisjisme blijven zich verkijken op het belang van Standaardnederlands.’

De aanhangers van het standaardtaalfetisjisme blijven zich verkijken op het belang van Standaardnederlands. Hoe luid ze ook mogen verkondigen dat standaardtaalbeheersing alle problemen van meertaligheid en maatschappelijke ongelijkheid zal oplossen: dat is niet zo. Sommigen lijken standaardtaal (onterecht) als een wondermiddel te beschouwen. Zo stelde Doornaert afgelopen zomer nog in een column dat er veel minder gevangenisstraffen zouden worden uitgesproken als iedereen gewoon Algemeen Nederlands zou spreken.

Dergelijke uitingen slaan nergens op, en ook het geroep dat de “nivellering naar beneden” in het onderwijs een pure uiting is van pseudodemocratie, is nergens op gestoeld. In het discours waarmee standaardtaal wordt verdedigd als enige mogelijke (onderwijs)taalvariëteit wordt vaak met het argument van democratie gezwaaid, maar eigenlijk is het niets meer dan een uiting van plat populisme – een discours waarin geen plaats is voor nuance.

Onzeker

Standaardtaalverdedigers hebben het volste recht op hun eigen mening maar het probleem is dat ze veel Vlamingen op die manier (opnieuw) taalonzeker maken. Tijdens mijn onderzoek heb ik bijzonder veel gepassioneerde leerkrachten gezien, die zich op een hoogst professionele wijze van hun taak weten te kwijten, maar enorm gestrest waren omdat ik hun les kwam observeren: zou hun taalgebruik wel voldoende zijn voor die van ’t unief? Dat is het échte probleem: dat die eenzijdige fixatie op het Standaardnederlands leerkrachten (en mensen in het algemeen) weer doet twijfelen aan zichzelf en aan hun taalbeheersing. Dat ze zich moeten verontschuldigen voor hun taalgebruik, en dat ze misschien beter zwijgen in plaats van hun mond open te doen. Dat ze zich maar beter slécht zouden voelen over hoe ze praten, aangezien ze die onaantastbare standaardtaalnorm niet altijd halen.

Nochtans was dat alles net niét de bedoeling van de Taalunie toen ze de Week van het Nederlands lanceerden. Met dat initiatief wil de Taalunie deze week net laten zien hoe creatief en divers onze taal is, niet met hoeveel schaamte onze miserabele-poging-tot-standaardtaal doordrenkt hoort te zijn.

Laat leerkrachten toch gewoon spreken zoals ze willen spreken, ook als dat niet altijd Standaardnederlands is. Zolang ze maar goed lesgeven.

(Steven Delarue is assistent Nederlandse Taalkunde aan de Universiteit Gent. Hij werkt er aan een doctoraat over het taalgebruik en de taalpercepties van Vlaamse leerkrachten uit het basis- en secundair onderwijs, en focust daarbij op het spanningsveld tussen het taalbeleid van de overheid en de taalpraktijk in de klas, en geeft er daarnaast ook les in de opleiding Taal- en Letterkunde: Nederlands.)

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content