Knack waarschuwde in 2008 al voor Fouad Belkacem

Al in 2008 waarschuwde Knack voor Fouad Belkacem. Straathoekwerker Peter Calluy getuigde over de infiltratie van moslimfundamentalisten in de integratiesector. Hij vond toen bij politici geen gehoor met zijn aanklacht.

Peter Calluy wou als straathoekwerker in Boom bruggen bouwen tussen allochtonen en autochtonen. Al snel merkte hij dat ze er in het lokale jeugdhuis wel erg vreemde opvattingen over inburgering opna hielden. ‘De integratiesector is geïnfiltreerd door moslimfundamentalisten’, zegt hij. Minister Marino Keulen reageert geschokt en kondigt maatregelen aan.
Dit is het verhaal van ex-straathoekwerker Peter Calluy. Bruggen slaan, dat probeerde hij jarenlang te doen in Boom en omstreken. De dialoog stimuleren tussen autochtonen en allochtonen, moslims en andersdenkenden. Maar na een bewogen periode op het terrein gaf hij er ontgoocheld en vooral bezorgd de brui aan. Hij zag te veel mensen in de integratiesector met oogkleppen, te veel bange bestuurders en politici – bang voor ‘het Blok’ en zijn boze, verbitterde kiezers, bang voor opgefokte Marokkaantjes op straat. En hij zag allochtone ‘jeugdwerkers’ die tieners ‘hersenspoelen met fundamentalistische en antidemocratische waarden’.

Peter Calluy wil zijn verhaal doen, voor hij er definitief een streep onder trekt. Zaak gesloten. Een schone lei. Calluy: ‘Ik heb totaal geen probleem met de islam, maar wel met mensen die vanuit dat geloof de fundamenten van de democratische rechtsstaat ter discussie stellen. En zeker als ze dat doen bij jongeren. Daarmee bemoeilijken ze hun integratie in België in plaats van ze te bevorderen.’

Boom, februari 2004. Het plaatsje van amper 15.000 inwoners heeft een ‘grote’ markt. Het gemeentebestuur kreeg klachten binnen dat er groepjes allochtone jongeren rondhangen die mensen lastigvallen. Het Vlaams Belang haalde in het sociaaleconomisch kwetsbare Boom 30 procent van de stemmen, dus het probleem negeren was geen optie. De klassieke roep om camera’s op de markt weerklonk – een discussie die ook binnen de SP.A werd gevoerd. Calluy, toen lid van het SP.A-partijbestuur, was veeleer een buitenbeentje. Hij had een alternatief.

Calluy: ‘Je moet daar gewoon een levende mens op afsturen.’
Partijkrokodil: ‘Wie gaat dat doen?’
Calluy: ‘Ik!’
Partijkrokodil: ‘Gij gaat die gasten nooit kunnen veranderen, dat zijn gangsters!’
Calluy: ‘Ik weet waarover ik spreek, ik ben vroeger ook een gangster geweest. Ik ken heel veel mensen in Boom, en heb ook in de Marokkaanse gemeenschap veel oude vrienden.’

Calluys idee werd goedgekeurd en hij begon out of the blue als lid van het team preventiewerkers. ‘Ik ging de straat op met als doel een dialoog met de Marokkaanse jongeren op gang te krijgen, onder het motto van de onderliggende beleidsnota: Zacht waar het kan, hard waar het moet .’ Tot hun stomme verbazing groette Calluy de jongeren wanneer hij hen op straat tegenkwam. Hij stak niet snel de straat over, zoals zo vele bange blanke mannen (en vrouwen) haast instinctief deden. De toenadering begon.
Simultaan startte SP.A-gemeenteraadslid Saïd Touhafi het jongerenproject El Islaah. Bedoeling was ‘de mannen van ’t straat houden’.

Al snel werd overeengekomen dat ze op zaterdagen konden beschikken over jeugdhuis Den Dijk. Calluy: ‘Ik adviseerde Saïd om geen voorzitter te worden, omdat hij ook een politicus was. Ene Fouad Belkacem werd dan voorzitter van El Islaah. En al snel doken er nogal negatieve berichten op over die man. Maar in de integratiesector stelt men liefst niet te veel vervelende vragen.’
Die ervaring had Calluy al eerder opgedaan bij het Provinciaal Integratiecentrum voor culturele Minderheden Antwerpen (Prisma): ‘Ik voelde daar een vreemde sfeer, waarbij men zich uitput in tegemoetkomingen om de nieuwkomers vooral niet voor het hoofd te stoten. Míjn uitgangspunt is een democratische basislijn, en daar ga ik niet onder. Zeg duidelijk aan mensen hoe onze samenleving in elkaar zit. Ik vind dat integratiewerkers de plicht hebben om ons democratische bestel uit te leggen aan nieuwkomers, zodat ze zich kunnen inpassen. Maar dat gebeurt niet. Integendeel.’

‘Een anekdote. De scheiding van Kerk en Staat en de vrijheid van godsdienst zijn voor ons essentieel. Zeg dan ook dat het niet normaal is dat bedrijven als General Motors meedoen aan de ramadan. Maar bij Prisma kwam het er wel op neer dat ik tijdens de ramadan in een kamertje apart mijn boterhammen moest gaan opeten. Een islamitische medewerkster – zonder hoofddoek – stapte boos op tijdens een bijeenkomst omdat ik in het vuur van een betoog de uitdrukking “het is naar de kloten” gebruikte. De collega’s bij Prisma begrepen volkomen dat ze opgestapt was: ik had genitaliën benoemd. Ik moest mijn uiterste best doen om het weer goed te maken.’

‘Ik heb altijd mijn mond opengedaan als het ging om fundamentele basiswaarden. In een Marokkaans café vroegen ze mijn mening over de brief van minister Patrick Dewael (Open VLD) over de hoofddoek, en ik zei: “Dat zijn mijn en jullie zaken niet. Die meisjes hebben een mond en zullen hem wel opentrekken als ze dat nodig vinden. Ze zullen op den duur wel protesteren. De meisjes halen gemiddeld 80 procent op school en jullie 20 procent.” Ik ben recht voor de raap, ik spaar ze niet, en dat dwingt respect af. De moslimgemeenschap in Boom is heel conservatief en heel gesloten, maar toch had en heb ik er veel goede contacten.’

‘Een voorbeeld. Ik werkte een tijd als opbouwwerker in de Gandhiwijk in Mechelen. Er was daar overlast op een pleintje. Ik was aanwezig bij overleg met de coördinatoren en andere actoren in het wijkhuis, nota bene met uitzicht op dat pleintje. Daar zat zoals zo vaak een groepje van ongeveer vijftien allochtone jongeren. “Wie zou toch die overlast veroorzaken?” vroegen ze zich schaapachtig af. Ik zei: “Ik zal het jullie laten zien.” Ik liep naar buiten, naar het groepje en vroeg op de man af waarom ze zo zenuwachtig en lastig deden. Ik was snel aanvaard bij die jongens. Ik heb toen samen met mensen van Buurtsport elke woensdag sportmiddagen georganiseerd, en de problemen namen snel af.’

Terug naar Boom. Het liep niet goed met El Islaah in Den Dijk. De andere jongerengroepen die van het jeugdcentrum gebruik maakten, werden getreiterd en bedreigd. Calluy: ‘Ik ving steeds vaker uitspraken op als “alle homo’s tegen de muur”. De leiding van El Islaah in het jeugdhuis zei: “Jullie, Belgen, beschermen de homo’s, zodat onze jongeren ook het risico lopen homo te worden. ” SP.A-raadslid Touhafi stond te grinniken.’

Uiteindelijk zijn de andere jongerenverenigingen, inclusief de holebivereniging Eksit, er na vele pesterijen uit getrokken. De verklaringen van Calluy over die episode kunnen worden gestaafd met de notulen van de Boomse gemeenteraad, artikels uit de lokale pers en diverse andere brieven. Knack heeft die in zijn bezit.
VLD-gemeenteraadslid Christian De Sterck zei destijds in een regionale krant: ‘Ik kan na gesprekken met enkele mensen van Eksit bevestigen dat er een totaal gebrek aan respect is en dat er een onwil tot integratie heerst. Stenen gooien, deuren barricaderen en vandalisme werden regelmaat. Dit kan voor de VLD niet meer.’ Maar de meerderheidsfracties SP.A en CD&V stemden voor een verhuur aan El Islaah.

Calluy: ‘Ik ben in die tijd vaak rechtstreeks de confrontatie aangegaan. Zowel met de jongeren als met Belkacem en Touhafi, die de jongeren tegen de westerse wereld aan het ophitsen waren. Ik herinner me zware discussies ten tijde van de aanslag in Madrid – die vonden ze “goed gelukt” – en de dood van sjeik Yassin (Hamasleider, nvdr) . De jongeren gingen demonstreren met de Arabisch-Europese Liga (AEL). Ik zei: “Ken toch uw geschiedenis! Jullie zijn Berbers. Jullie zijn altijd onderdrukt door de Arabieren! Ik legde de jongeren met tekeningetjes uit wat democratie is.

Democratie als een Griekse tempel, met een fundament en daarop zuilen die staan voor waarden zoals de gelijkheid van man en vrouw, de vrijheid van meningsuiting, gelijke rechten voor homo’s, vrijheid van godsdienst enzovoort. Trek daar één zuil tussenuit en de boel stort in. En tegelijk is die basis ook een soort doos van Pandora: het feit dat je hier vrijelijk moslim kunt zijn, is ook te danken aan dat democratische fundament, ondanks het feit dat 25 procent van de mensen op het Vlaams Belang stemmen. Haal je er als moslim bijvoorbeeld de rechten van homo’s uit, dan jaag je ook die andere 75 procent tegen je in het harnas. Doe die doos niet open, zei ik hen.’

‘”Och,” zei Touhafi dan, “het is een kwestie van tijd: ooit zal hier toch de sharia ingevoerd worden.” Een SP.A-gemeenteraadslid dat meehielp om de kop van die jonge gasten zot te maken! Ik kaartte het aan, maar ze vonden overal dat ik spoken zag.’

Ten tijde van de zware aardbeving rond de Marokkaanse kuststad Al-Hoceima in 2004 wou Calluy een benefietactie organiseren. ’80 procent van de Marokkaanse gemeenschap in Boom komt uit dat deel van het Rifgebied. Ik mobiliseer iedereen, van de burgemeester tot de voorzitter van de moskee, het jeugdpastoraal, bewoners, en Belkacem van El Islaah. Een geweldige repons, iedereen hielp mee. Vooraf heb ik er, samen met Belkacem, over gesproken met de voorzitter van de moskee, en die had zijn steun toegezegd. Om problemen te voorkomen zouden de vrijwilligers van het jeugdpastoraal de drank en de Marokkaanse jongeren het halaleten verzorgen. Maar plots trokken Belkacem en El Islaah zich terug, met als argument dat het ingezamelde geld niet goed was voor Marokko omdat er alcohol verkocht werd, en dat er wel sprake mocht zijn van integratie maar niet van assimilatie.’

Calluy wou ingrijpen, maar kreeg geen gehoor. Hij nam contact op met islamoloog Sami Zemni van de Universiteit Gent. ‘Hij adviseerde me om vooral stevig op mijn strepen te blijven staan, in de hoop dat de jongeren wel weer mijn richting zouden uitkomen.’
Maar intussen merkte Calluy de lokroep op van de vzw Jongeren voor Islam in Berchem. ‘Ik was aanwezig op een zaalvoetbaltoernooi, en daar waren ook drie leden van die vzw. Het was in de tijd dat er veel te doen was rond de steniging van vrouwen in Nigeria. De drie heren verklaarden dat die steniging barmhartig was, want dan konden die vrouwen niet meer zondigen. Dát vertellen ze dus aan jonge gasten! Ik was razend. Ik herinner me haarscherp hoe voorzitter Belkacem tegen een jongen van 13 jaar zegt: “Uw vader is een geïntegreerde. Die betekent niets voor zijn geloof, zijn volk en zijn land.”‘

De straathoekwerker stuurde noodkreten naar politici en zelfs de premier. Er kwam geen reactie.
Calluy: ‘Na de incidenten rond Den Dijk was er een SP.A-vergadering. Ik heb Touhafi toen openlijk aangevallen. Ik wees naar hem en zei: “Deze man hier is geen socialist, zelfs geen democraat. Hij is iemand die fundamentalistische praatjes verkoopt onder onze vlag. Touhafi is toen letterlijk en figuurlijk opgestapt. Hij kwam later, net als Belkacem, op voor de Democratische Moslim Partij van Dyab Abou Jahjah. Hij zei nog dat de Vereniging El Islaah moest blijven omdat de jongeren anders naar Abou Jahjah zouden overlopen.’

In een intimiderende mail schreef Touhafi: ‘Islaah staat sterker dan ooit met een achterban die groter is dan je je ooit kan voorstellen, en we zijn klaar voor ieder positief of negatief engagement van wie dan ook.’

Uiteindelijk ging schepen van Financiën Anita Ceulemans eens kijken in jeugdhuis Den Dijk. Calluy: ‘Ze werd ter plekke voor “vuile hoer” uitgescholden. Men heeft het jeugdhuis gesloten op basis van het reële feit dat ze de huur niet meer konden betalen.’
In een regionale editie van Gazet van Antwerpen reageerde Belkacem: ‘Het is misschien cru gesteld, maar het gemeentebestuur heeft ons smerig behandeld.’ Waarna hij eraan toevoegde dat ze toch al op zoek waren naar iets anders. ‘Het klikt al goed met jeugdhuis Rzoezi in Mechelen.’

Calluy: ‘Even later viel er een dossier op het bureau van de preventiedienst met de aanvraag om een nieuw jeugdhuis op te richten met de naam Islaah. Het dossier was ingediend door jeugdhuis Rzoezie uit Mechelen en was al goedgekeurd door het kabinet van toenmalig minister van Welzijn Inge Vervotte (CD&V). In het dossier werd vermeld dat er in Brussel een subsidie van 70.000 euro klaarlag indien de gemeente haar goedkeuring zou geven. Degene die de overeenkomst zou ondertekenen voor Rzoezie was Mohamed El Oualkadi, die bij Prisma werkt. In dit dossier werd onder andere geantwoord op de vraag wat men zou doen ter bevordering van de emancipatie van meisjes en vrouwen. Ik citeer letterlijk: “Activiteiten organiseren in de geest van tijd en ruimte. ”

Het was ook dezelfde El Oualkadi die mij aanmaande om tijdens de ramadan maar apart te gaan zitten. Díé man heeft samengewerkt met mensen als Belkacem en Touhafi. Mijn diensthoofd bij Prisma heeft mij toen verboden om contact op te nemen met het kabinet-Vervotte om mijn verhaal te doen.’
Uit mailverkeer tussen Belkacem en de gemeente Boom over de betalingen voor het jeugdhuis Den Dijk blijkt overigens dat niet El Islaah de touwtjes in handen had maar dat – zo schrijft Belkacem zelf – ‘de kern van de organisatie en de bestuurders in Mechelen zijn, namelijk bij jeugdhuis Rzouzie’.

Calluy: ‘Ik zal het maar eens scherp stellen. Ik zie dat veel van die zogenaamde leidinggevende integratiewerkers Arabieren zijn en geen Berbers. En dat zij geïnfiltreerd zijn in de integratiesector om allochtonen een bepaalde boodschap mee te geven. Als het er al zo toegaat in Boom, hoe is het dan gesteld in gemeenten als Sint-Jans-Molenbeek? Hoe wil je in godsnaam dat jonge allochtonen hier kansen grijpen als ze bevestigd worden in hun slachtofferrol en gehersenspoeld worden met fundamentalistische prietpraat?’
Net als het kamp van extreemrechtse kiezers, lijkt ook het allochtone kamp vaker te vervallen in een gewelddadig en extreem discours.

‘Zelfs de gemeenteontvanger van Boom werd bedreigd en geïntimideerd’, zegt Calluy. Dat blijkt ook uit mailcorrespondentie. Net als een andere preventiemedewerker van de gemeente Boom, die uit angst voor represailles niet met Knack durft te spreken.
Calluy: ‘Het gemeentebestuur van Boom heeft het dossier van Rzoezie uiteindelijk niet goedgekeurd. Maar daarmee zijn de problemen van allochtone jongeren natuurlijk ook niet opgelost.

Een algemeen probleem is dat men er wel straathoekwerkers op afstuurt, maar vervolgens weinig met hun kennis en ervaringen doet. Ik moest op een gegeven moment als preventiewerker ook gemeentelijke, administratieve boetes gaan uitdelen. Na alles wat ik had meegemaakt – de onverschilligheid, de onwetendheid, de naïviteit – moest ik nu als straathoekwerker die het vertrouwen van jonge gasten moet winnen, repressieve boetes gaan uitdelen. Toen ben ik opgestapt.’

De moraal, of liever het resultaat van het verhaal is volgens Calluy dat een gemeente als Boom nu wel érg ver van huis is: het Vlaams Belang behaalde een zeer goede score bij de laatste gemeenteraadsverkiezingen, het mozaïekgemeentebestuur voert nu een hard, repressief beleid van zero tolerance . En de kloof tussen de verschillende gemeenschappen is er niet kleiner op geworden.

Hans van Scharen Dit artikel verscheen in Knack op 12 maart 2008

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content