Kees van Kooten over #MeToo: ‘Aan weerskanten staan legers die bij hun geloof blijven en vooral niet twijfelen’

Kees Van Kooten: 'Ik ga nog altijd graag voor een wit blad papier zitten. Benieuwd naar welke woorden mijn hand nu weer achter elkaar zal zetten.' © BelgaImage
Stijn Tormans

‘Ik bleif aan de gang met de sreiffen’, schreef hij op zijn vijfde. Kees van Kooten hield woord. Zoveel jaren later gaat hij met 471 volgeschreven bladzijden tegenover ons zitten, voor het enige gesprek in de Vlaamse media. ‘We hebben niet alles kunnen tegenhouden.’

Na het interview vraag ik hem of hij zijn laatste boek wil signeren. Een klein ritueel. De laatste twintig jaar heb ik het hem een paar keer gevraagd na een of andere lezing, ergens in Berchem of Brussel. Aan een houten tafeltje schreef hij altijd iets geestigs op de tweede pagina, in naam van het leven.

Behalve die 5e januari 2004 in Leuven. Onder Levensnevel krabbelde hij: ‘Blijf er zo lang mogelijk uit, Stijn. Kees van Kooten.’ Dertien jaar later kijkt hij me opnieuw aan, lacht even, en begint dan te schrijven. De levensnevel lijkt deze middag ver weg.

Twee uur eerder, aan een houten tafel in Amsterdam. Buiten regent het oude wijven, maar hij merkt het niet. Hij bladert door een klein notitieboekje. Aan de achterzijde van de kaft plakt een pasfoto van zijn vader. Op de eerste pagina’s heeft hij een lang citaat uit De Toverberg van Thomas Mann geschreven, dat hij graag wil voorlezen.

‘Dat is Kees’, had zijn uitgever me gezegd. ‘Hij heeft altijd een publiek nodig.’

Toch is er iets veranderd. De laatste jaren nam Van Kooten in alle stilte afscheid van zijn publiek. Geen lange voorleesavonden meer. Drie jaar geleden werd hij met een ambulance afgevoerd. Hartaanval. Toen hij later de operatiekamer werd binnengereden, zei hij tegen zijn dochter: ‘Eindelijk met pensioen.’ ‘Meneer van Kooten,’ zei de hartspecialist, ‘u hebt een heel slecht hart. Eigenlijk hebt u al eens een hartaanval gehad. Wist u dat?’

‘Natuurlijk wist ik dat niet’, zegt hij. ‘Ik vroeg me direct af wanneer dat gebeurd was.’

Misschien had zijn hart het wel begeven op het scherm. Toen hij Sjon was, de alleenstaande vandaal. Of de oudere jongere Koos Koets. Of die driftige Cor van der Laak.

‘Als u niet al te gek doet,’ zei de hartspecialist, ‘haalt u de tachtig wel.’ ‘Echt geruststellend was die boodschap niet. Dat is nog duizend dagen. Daarom wilde ik geen deadlines meer, geen voorleestournees.’

Kees Van Kooten

– 1941: geboren in Den Haag

– Carrière: vormt samen met schoolvriend Wim de Bie het duo Van Kooten en De Bie

– Successen: werken even voor de VARA-radio, maar maken vooral furore bij de VPRO met typetjes als Jacobs en Van Es of De Positivoos.

1974: richtten Het Simplisties Verbond op

– 1998: Koot en Bie nemen officieel afscheid, al doken ze later nog weleens op.

– Boeken: o.a. Leve het welwezen, Koot graaft zich autobio en Hilaria

Eigenlijk wilde hij nog maar één ding: zijn archieven opruimen. ‘Mijn eerste vijfenzeventigjaarlijkse balansopruiming’ noemt hij het.

‘Toen mijn opa stierf, hadden we een halve dag nodig om alles op te ruimen. Hij had een dressoir: daar zat een bijbel in, vier grammofoonplaten en een blokfluit. Dat was zijn hele bezit. Jaren later stierven mijn ouders: toen zijn we twee maanden bezig geweest. Niet omdat er zoveel was, maar omdat ze nooit iets weggooiden. Zelfs vijf jaar na de oorlog likte mijn vader nog altijd zijn bord proper. Zo’n grote opruimactie wilde ik mijn kinderen besparen: in mijn geval waren ze ellendig lang bezig geweest. Tegelijkertijd had al dat opruimen ook wat cynisch. Terwijl ik bezig was, vielen de bommen in Aleppo. De mensen daar hoefden niets op te ruimen, ze waren in een klap al hun bezittingen kwijt.’

Als u niet al te gek doet,’ zei de hartspecialist, ‘haalt u de tachtig wel.’ ‘Echt geruststellend was die boodschap niet. Dat is nog duizend dagen.

De opruiming van zijn archieven leverde het prachtige Karrevrachten Pennevruchten op. Een ratjetoe van nooit eerder gepubliceerde teksten die ergens thuis nog rondslingerden: treitertrends, columns uit Humo, brieven, odes aan vergeten vrienden. Karrevrachten Pennevruchten weegt bijna twee kilo: zo zwaar dat hij zijn pols verrekte toen hij het voor de eerste keer vastnam. ‘Mijn moeder had vroeger een abonnement op Margriet. Elke zomer en winter brachten die zo’n dikke kanjer uit. Waar je het ook opensloeg: overal stond wel een tekening of een verhaal. Zo’n boek wilden vormgever Piet Schreuders en ik maken.’

Het begint allemaal met zijn eigen geboorteadvertentie. ‘Op 10 augustus 1941 werd tot onze groote vreugde geboren onze zoon KEES. Dat het een echte Hollandsche jongen zal worden hopen B. en A. Van Kooten-Snaauw. ’s Gravenhage, Vreeswijkstraat 174.’

‘Mijn vader had die advertentie laten publiceren in Volk en Vaderland, een krant die de kant van de bezetter koos. Eigenlijk was mijn geboorteaankondiging een verstopte vuist. “Komaan, we laten ons niet kisten.” Tientallen mensen uit heel het land hebben daar ook op gereageerd. “We hebben de boodschap begrepen, meneer Van Kooten.” Ze stuurden helaas geen krenten mee.’

Eten was er tijdens de oorlog niet altijd in zijn ouderlijk huis aan de Vreeswijkstraat, zegt hij. ‘Maar wel papier. Mijn vader werkte bij Van Rijmenam, waar ze schoolagenda’s maakten. En mijn moeder leerde me schrijven op dat papier, want de scholen waren dicht. Ze bewaarde ook van mijn eerste zinnen: ‘Ik bleif aan de gang met de sreiffen.’

‘Ik ben haar nog altijd dankbaar dat ze die zinnen niet weggesmeten heeft. Onlangs vroegen ze aan Ilja Leonard Pfeijffer waarom hij schreef. “Om in het plakboek van mijn moeder te staan”, zei hij. Dat herkende ik wel.’

Ook zijn eerste artikels in de schoolkrant Cebrah staan in Karrevrachten Pennevruchten. ‘Daar hebben Wim de Bie en ik elkaar leren kennen. We zaten allebei in het Dalton Lyceum aan de Aronskelkweg in Den Haag. Hij was twee jaar ouder. In de gang keek ik weleens met een bewonderende blik naar die grote jongen. Later werkten we samen voor de VARA-radio: we waren de De Klisjeemannetjes in Uitlaat, een programma dat Wim presenteerde op zaterdagmiddag.’ Elf jaar later richtte hij met De Bie Het Simplisties Verbond op. De rest is tv-geschiedenis.

Hij ziet zijn oude trawant nog elke week, zegt hij. ‘Wim voedt ons YouTube-kanaal. We bespreken de actualiteit en vragen ons af of we daar ooit iets over gemaakt hebben. Meestal wel: alles komt ooit weleens terug. En dan posten we dat. Niet dat we er veel aan verdienen. Op het internet betaalt iedereen aan iedereen, behalve aan de makers. Eerst verdient Google geld, dan Apple, dan YouTube, dan de VPRO… Als er nog iets overblijft, krijgen wij het: in een goede maand is dat soms wel 140 euro. (lacht) Maar het is wel fijn om te grasduinen in dat gigantische archief. Wim en ik hebben meer dan 1800 uur televisie en radio gemaakt. Tientallen boeken geschreven, en dan nog al die bescheurkalenders. We waren jong, werkten ook ’s nachts. Aan vier uur slaap hadden we genoeg. Er was ook geen afleiding, geen YouTube of Netflix.’

Als we ooit als onszelf terugkomen, moet het niet over #MeToo gaan, want dan geef je die discussie te veel gewicht. Weldenkende mensen zijn daar namelijk al uit.

Vooral die zondagavonden op de VPRO blijven. Zelfs twintig jaar na hun tv-pensioen worden ze er nog altijd op aangesproken. ‘Vorige week mailde iemand met de vraag of hij een biografie mocht schrijven over Het Simplisties Verbond.’

Hij haalt een ansichtkaart uit zijn agenda – ‘Ik ben nog een man van de posterijen’ – en leest voor:

‘Geachte Heer, brrrr… dat is de spontane reactie van Wim de Bie en mezelf op uw overigens strelende voorstel om een biografie over onszelf te schrijven. We kunnen werkelijk geen enkele reden bedenken om de tijd van leven die ons nog rest ten dele te verdoen aan een project waar we geen zin in, geen tijd voor en geen baat bij hebben. Met vriendelijke groet en discussie gesloten. Kees van Kooten.’

‘Komt aan’, lacht hij. ‘Maar ik meen het wel. Ik heb maar duizend dagen meer. Trouwens, ik heb alles al eens verteld. Omdat ik weinig fantasie heb, heb ik altijd over mijn leven geschreven. Over de dementie van mijn moeder, mijn poezen…. Kleine dingen die iedereen kon navoelen. Er zijn geen grote geschiedenissen in mijn leven.’

Heeft de slogan van Het Simplisties Verbond, ‘Met vlag en wimpel, maar hou het simpel’, de wereld dan niet veroverd? Of de kraker van de Positivo’s: ‘Onze God is de beste, onze God is kampioen’?

‘Sommige woorden en uitdrukkingen hebben voeten aan de bodem gekregen. Hoewel ze destijds alleen platte lol leken. Het programma van De Tegenpartij was: SAMEN VOOR ONS EIGEN. Dat is vandaag de leuze van de PVV. We hebben altijd geprobeerd een spiegel aan de Nederlandse samenleving te geven. Het begon met verontwaardiging of bewondering. Daarna vergrootten we iemands karaktereigenschappen uit. Of we namen zijn argumentatie over en draaiden ze om. Zodat uiteindelijk niemand die persoon nog serieus nam. Maar we hebben niet alles kunnen tegenhouden.’

De Duitse schrijver Kurt Tucholsky zei ooit: ‘De satiricus is een gekwetste idealist. Hij wil dat de wereld goed is, maar de wereld is slecht, en daarom trekt hij tegen alle slechtheid van leer.’

‘Ik geloof nog altijd in de goedertierenheid van de meeste mensen’, zegt Van Kooten. ‘Als je iemand van een brug ziet springen, zullen de meeste mensen zeggen: “Kom, doe dat nou niet.” Maar… Intussen ben ik 76 en emotioneel incontinent. (lacht) Je schiet snel vol, zeker als je een kleinkind van drie hebt. Wanneer moet ik haar vertellen hoe erg het gesteld is met de wereld? Vanmorgen hoorde ik op de radio dat Noord-Korea zegt dat een atoomoorlog onvermijdelijk is. Natuurlijk zal die gek in het Witte Huis niet willen onderdoen.’

‘De satire heeft de realiteit ingehaald, ja. Hoewel. Acteur Alec Baldwin die Donald Trump parodieert in Saturday Night Life: dat is toch geweldig? Zo goed kan satire zijn. In die smerige verkiezingscampagne hebben de Democraten een geweldige kans gemist. Toen dat grab them by the pussy-filmpje boven water kwam, hadden ze een lekker wijf moeten inhuren, om het in het plat Haags te zeggen. “Ik heb het met Trump gedaan”, had ze moeten zeggen voor de camera. “Zo’n kleintje heeft hij. In erectie.” Hoe zou hij dan gereageerd hebben? Zou hij zijn lul getoond hebben? Ik ben zeker dat hij na zo’n filmpje de verkiezingen verloren had. Onvoorstelbaar dat niemand daaraan gedacht heeft.’

Kees Van Kooten: 'Ik erger me aan de zogenaamde spontaniteit van De Slimste Mens. Verschrikkelijk. Dat is nepklep. En het publiek: nepbek.'
Kees Van Kooten: ‘Ik erger me aan de zogenaamde spontaniteit van De Slimste Mens. Verschrikkelijk. Dat is nepklep. En het publiek: nepbek.’© BelgaImage

Hij is zelf ook iets vergeten, zegt hij. In Karrevrachten Pennevruchten had een interview moeten staan met Garrison Keillor. ‘Jaren geleden heb ik hem geïnterviewd voor de VPRO-radio over de Amerikaanse humoristen. De kracht van de humor van the little man. Geweldig man, Keillor. Iemand voor wie ik mijn hand in het vuur steek. Nu wordt hij aangeklaagd in de nasleep van #MeToo voor iets wat dertig jaar geleden gebeurd is. Bij de opnames van de radioshow A Prairie Home Companion versprak een actrice zich. Het was een warme zomerdag. Keillor aaide een paar keer over haar blote rug en zei: ach, geeft niet. Daarvoor wordt hij vandaag verbannen van de radio. Ze zijn gek geworden. Ik vond het ook schandalig dat Humo Bart De Pauw op de cover aan de schandpaal nagelde. Iemand die ze twintig keer op de cover hebben gezet en op het schild gehesen hebben.’

‘Op mijn 76e doe ik natuurlijk allang niet meer mee aan de ratrace. Als je vroeger een poging deed om een meisje te versieren en ze kapte het af, dan had je een blauwtje gelopen. Dat heeft men ons, mannen, afgenomen. We kunnen ons niet eens meer permitteren om een blauwtje te lopen. Laatst vroeg Wim: “Hebben wij eigenlijk ooit iets #MeToo-achtigs gedaan?” “Misschien hebben we weleens iemand omarmd na een scène”, antwoordde ik. “Oooh zo fout”, riep Wim. “Dat zou vandaag niet meer kunnen.”‘

Het had een scène kunnen zijn voor Keek op de Week, bedenkt hij plots: ‘Koot en Bie zitten voor de camera met een berg betacam-banden. Ze zoeken uit waar ze #MeToo-achtigs bezig zijn geweest. Of ze niet eens hebben geknipoogd naar een of andere vrouw.’ Lachend gaat hij naar het toilet. Twee minuten later komt hij triest terug: ‘Stop de persen. Schrap die scène. Stel je de reacties eens voor. Vrouwelijke columnisten zouden schrijven: “Jaja, ze maken er wel grapjes over, maar wij zijn wel degelijk aangerand.” En anderen zouden daarop reageren: “Nee, nee, Koot en Bie bedoelen dat satirisch.” Er mag geen lucht meer in. Aan weerskanten van de kloof staan er twee legers die bij hun geloof blijven en vooral niet twijfelen.’

We want it all, and we want it now. We laten de onderschriften door anderen maken, door smileys. We laten onze muziek kiezen door onze smartphone.

‘Als we ooit als onszelf terugkomen, moet het hout snijden. Dan moet het over een zwaarder en pijnlijker onderwerp gaan. Niet over #MeToo, want dan geef je die discussie te veel gewicht. Weldenkende mensen zijn daar namelijk al uit.’

We zouden nooit zo goed zijn als in de herinnering, zegt hij dan. ‘Wim en ik zijn opgegroeid met de humor van de grote drie: Wim Kan, Wim Sonneveld en Toon Hermans. Het wonder van ons leven is dat we hen later ontmoet en gekend hebben. We hebben ook gezien dat ze alle drie te lang zijn doorgegaan. Die fout wilden wij niet maken. Fysiek zou het trouwens onmogelijk zijn. We hadden de beste grimeur van de wereld, Arjen van der Grijn. Toen we veertig waren, kon hij van ons een zeventigjarige politicus maken. Maar het omgekeerde gaat niet.’

‘De tv-wereld is ook veranderd. De VPRO was onze speeltuin. Onze bazen waren geen jobhoppers maar intellectuelen: mensen die vijftien, twintig jaar op hun stoel bleven zitten. Ze wilden zelfs niet weten wat we gingen doen, want dan was de lol ervan af. Op een dag kwamen er netmanagers en werden kijkcijfers belangrijk.’

‘De artistieke vrijheid is ook minder groot dan vroeger. Niet door censuur van bovenaf, wel door de Twittergemeenschap. Kijkers denken altijd dat ze bij je op de bank zitten. Dat was veertig jaar geleden al zo. Ze stuurden dan een gele briefkaart naar Het Simplisties Verbond. “We hebben gisteren een prachtige lamp gezien in uw interieur. Mogen wij hem hebben? Die zou ook wel passen in ons interieur.” Wim en ik beantwoordden die briefkaarten ook allemaal. Zo waren we opgevoed. Beleefde Haagse jongens. Maar stel je voor dat we vandaag op al die tweets zouden moeten reageren. We zouden gewoon niet rusten voor we aan iedereen uitgelegd hadden wat we nu juist bedoelden.’

‘Kijkt u nog veel televisie?’ vraag ik.

‘Jawel. Er worden fantastische series gemaakt. Mijn vrouw en ik vinden het zo erg dat Pablo Escobar dood is in The Sopranos. (lacht) Ik erger me wel aan de zogenaamde spontaniteit van De Slimste Mens. Verschrikkelijk. Het is allemaal gelogen, allemaal voorbereid: de grappen zijn op voorhand uitgeschreven. Op zich is dat niet erg, maar pretendeer dan niet dat je het allemaal ter plekke verzint. Dat is nepklep. De mensen in het publiek weten dat ze gefilmd worden en doen alsof het allemaal echt is: nepbek. Zo’n achteruitgang van het amuseurschap. Terwijl ik zo graag bewonder. Niets is zo mooi als zeggen: “Hé bloemist, wat heb je een fantastisch boeket gemaakt.” Ik wil de rest van die 1000 dagen vullen met bewonderen. En ook een beetje schrijven, in het geniep.’ Zoals hij op zijn vijfde al voorspelde in de Vreeswijkstraat. ‘Ik ga nog altijd graag voor een wit blad papier zitten. Benieuwd naar welke woorden mijn hand nu weer achter elkaar zal zetten. Zit ik in mijn eentje wat te gniffelen in de ochtend. Ik schrijf ook nog met een potlood. “Doe niet zo nostalgisch”, zeggen mensen dan. Maar dat is niet zo. Soms is het goed als dingen verdwijnen, soms ook niet.’

Kees van Kooten over #MeToo: 'Aan weerskanten staan legers die bij hun geloof blijven en vooral niet twijfelen'

Ergens in het boek schrijft u: ‘Wim en ik lijden aan een eeuwigdurend jeugdsentiment.’

‘Toen we vroeger op reis vertrokken, nam mijn vader altijd een fototoestel van Voigtländer mee. Elk beeld dat hij maakte, was een gebeurtenis. Er konden maar twaalf foto’s op zijn zwart-witfilmpje, dus moest hij goed nadenken over wat hij zou fotograferen. En dan moesten die foto’s nog afgedrukt worden. Volgende week donderdag, zei de man van de fotowinkel. Intussen beleefden we de tussentijd. We konden ergens naar uitkijken. Op donderdag gingen we de foto’s halen. We bekeken ze en natuurlijk was er wel één bewogen. Maar mijn vader gooide die niet weg, hij bedacht een onderschrift waardoor de beweging verklaard werd. “Kees fietste zo hard dat de camera hem nauwelijks kon volgen.” Die tussentijd is weg. We want it all, and we want it now. We laten de onderschriften door anderen maken, door smileys. We laten onze muziek kiezen door onze smartphone.’

Ik heb een Nokia uit 1992. Onverwoestbaar is dat ding. Als ik in een hip grand café in Amsterdam zit, doe ik wel alsof ik scrol. Ik wil niet helemaal voor lul staan.

Hij ook?

‘Nee, ik heb een Nokia uit 1992. Soms vergeet ik hem in de tuin. Na een regenbui denk ik dan dat hij kapot is. Maar dan steek ik hem in het stopcontact en… Onverwoestbaar is dat ding. Als ik in een hip grand café in Amsterdam zit, doe ik wel … (doet met zijn duim alsof hij scrolt op het scherm van zijn oude Nokia). Ik wil niet helemaal voor lul staan.’

Ik moet plots denken aan een gedicht van Billy Collins, dat ik hem een paar jaar geleden hoorde voorlezen in Gent.

‘Ik ben blij dat ik de verleiding heb weerstaan,

Als je al van een verleiding kon spreken toen ik jong was,

Om een gedicht te schrijven over een oude man

Die eenzaam zit te eten aan een hoektafeltje bij de Chinees.’

Van Kooten droeg die zinnen meesterlijk voor, die avond in de Vooruit, maar toch heb ik de clou gemist. De treinen vertrekken veel te vroeg uit Gent.

De vriendin die me die avond vergezelde, kocht na de voorstelling het boek dat Van Kooten schreef over de poëzie van Collins: Zo wordt u gelukkig. ‘Maar zo te zien is Stijn dat al’, schreef Van Kooten aan de houten signeertafel. En ook waarom die Collins zo fantastisch was: ‘Omdat hij met simpele ingrepen fantasie maakt van de werkelijkheid en leven van de dood. Zo werd ik gelukkig.’

‘Ik herinner me weinig van die avond in Gent’, zegt hij. ‘Was het niet heel koud? Maar Collins had wel gelijk.’

Nog een verhaal, voor het licht straks uitgaat. ‘Mijn moeder nam me vaak mee naar Diligentia, het podium voor cabaret en stand-up in Den Haag. Op een avond gingen we naar Wim Kan kijken. Hij had het over de wereld. Er was nog geen Trump, geen Kim Jong-un, maar ook toen ging het niet echt goed. ‘Kan geeft je toch altijd zo’n veilig gevoel’, fluisterde mijn moeder tijdens de conference. Op het einde van de avond zei Kan: “Als elke mens nu één iemand gelukkig maakt op de wereld, zijn we allemaal gelukkig.” Diligentia lachte instemmend, ook mijn moeder. “Hij heeft weer eens gelijk”, zei ze. Waarop Kan: “Tenzij we natuurlijk een oneven aantal mensen hebben.” (lacht) Die grap was voor mij zo’n eyeopener over wat humor kon zijn. Die zin deed de deur open.’

Hij stapt naar buiten. Het regent nog altijd oude wijven, maar hij doet alsof hij het niet merkt. Een echte Hollandsche jongen uit de Vreeswijkstraat.

Aan de tramhalte op het Rembrandtplein lees ik wat hij in Karrevrachten Pennevruchten heeft geschreven: ‘Voor Stijn, na vier jaar eindelijk weer in persoon. Al lach je maar zo’n duizend keer om dit boekske… Met dank voor de verhelderende middag. Kees van Kooten.’

Kees van Kooten, Karrevrachten Pennevruchten, De Harmonie, 471 blz., ?39,99 euro

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content