Jan Nolf

Jonathan Jacob: Wat (niet) onderzocht werd, van Dams tot Liégeois

Jan Nolf Erevrederechter en justitiewatcher

Binnen een maand wordt beslist wie verantwoording moet afleggen voor de dood van Jonathan Jacob. De komende vijf weken krijgt u elke maandag een kritische bijdrage van onze justitiewatcher Jan Nolf. Van parket naar parket-generaal, wat (niet) onderzocht werd van Herman Dams tot Yves Liégeois en er tussenin.

De 11 verdachten werden op 6 november 2014 door de Antwerpse Kamer van Inbeschuldigingstelling doorverwezen naar de correctionele rechbank. In de weken in aanloop naar de zitting van de KI wiepr ere-vrederechter Jan Nolf, justitiewatcher voor Knack.be, in 5 bijdragen een kritische blik op de dood van Jacob en de haperingen in de rechtsgang. Hier de andere vier:

rapport van Commissie P over politie en ‘botinnekes’

van huisdokter naar psychiater in een mislukte collocatie

4 gemiste kansen van het parket-generaal

Jonathan Jacob was geen monster maar een mens

Zeven zijsporen van het Antwerps parket, van Dams tot Liégeois, en ertussenin

U leest het goed: vier en een half jaar na de macabere inval in de Mortselse politiecel weten we nog altijd niet wie voor de dood van Jonathan Jacob vervolgd zal worden. Volgende week leggen we uit waarom dat voorbereidend steekspel op 11 september wellicht géén einde neemt.

Auteur Erwin Mortier noemde dat in een opinie in De Morgen ‘de dans der Maharadja’s’. Denk daarbij aan plechtige, trage bewegingen: de ene danser wijst naar de andere en omgekeerd, maar niemand raakt de andere aan. Zo wijst iedereen de ‘bottinnekes’ met de vinger, maar die wijzen naar de Mortselse politiecommissaris die hen opriep. Die verwijst dan weer naar de weigering van directie en psychiater van de instelling waar Jonathan Jacob in gedwongen observatie moest geplaatst worden.

Maar allemaal wijzen ze in die rondedans rond het lijk van de jonge Jonathan ook buiten naar de grote afwezige buiten hun kring: het Antwerps parket. Alle onderzoeken daarover bleven beperkt tot zijsporen en alle wagons van het onderzoek kantelden daar. Daardoor staat de trein van Justitie op het hoofdspoor stil.

Eerste zijspoor, al op de dag van de dood: 6 januari in het parket Antwerpen

In de loop van de dag van de dood van Jonathan heeft substituut K.D.L. de zaak met korpschef Dams besproken. Dat is overigens volstrekt normaal wanneer zich problemen voordoen of voorgedaan hebben – en dit was geen kleintje. Diezelfde avond heeft K.D.L. onder andere persmagistraat Reyniers en de parketmagistraat, bevoegd voor ’tucht politie’, per mail gebriefd.

Die verwarde en verwarrende mail werd nooit tegen het licht gehouden en vergeleken met wat de latere versie(s) van het parket zou(den) worden.

De interne besluitvorming binnen het Antwerps parket bij het incidentrijk verloop van de collocatie – geen unicum overigens – is ook nooit in kaart gebracht.

Substituut van dienst K.D.L. kan in dat crisisdossier moeilijk alleen beslist hebben. Haar overleg met korpschef Dams lijkt des te evidenter omdat die namiddag de specialiste ‘collocatie’ , eerste substituut C.M., niet telefonisch bereikbaar bleek. Die was nochtans ‘thuis aan het werk‘ – zoals de latere persmagistraat Vantigchelt me op 3 maart 2013 zou bevestigen. Het kan natuurlijk best dat C.M. het die namiddag ook heel druk had als lid van de Hoge Raad voor de Justitie (HRJ): van 2004 tot 2012 was ze er twee vierjaarlijkse mandaten lang lid van de benoemingscommissie.

Zelfs vandaag prijken haar gegevens nog onveranderd op de website van de Antwerpse politiezones als ‘referentiemagistraat collocatie’ met rechtstreekse telefoon en faxlijn.

Afgelopen weekend was ik benieuwd wie we daar aan de lijn zouden krijgen. Het bleek een antwoordapparaat: ‘Onze diensten zijn verhuisd‘. Inderdaad is C.M. al een tijdje gedelegeerd naar het Instituut voor Gerechtelijke Opleiding (IGO), zeg maar de Belgische magistratenschool. Daar weten ze het toch best, nietwaar.

Het tweede zijspoor: daags na het drama, 7 januari 2010, opnieuw in het Parket Antwerpen

Daags na de dood van Jonathan vordert het Antwerps parket de aanstelling van een onderzoeksrechter: een gerechtelijk onderzoek lastens ‘onbekenden’ wegens onopzettelijke doding.

Dat ‘onafhankelijk onderzoek’ wordt door niemand minder gevraagd dan K.D.L., de substituut van dienst. Voor dat dossier zal ze opgevolgd worden door eerste substituut B.T., want die is specifiek bevoegd voor alle tuchtonderzoeken van politie.

Het onderzoek zou zich van meet af aan concentreren op de ‘weigeringen’ van de instelling om Jonathan op te vangen en wie slagen zou uitgedeeld hebben. Die beide elementen liggen echter slechts aan het prille begin en het allerlaatste stuk van het funeste feuilleton van die dag.

Collocatie ingetrokken

De ‘dans van de maharadja’s’ vervolgt bij de eerste ondervragingen, want – o wonder – geen van de bottinnekes heeft slagen zien toebrengen. Bij de Alexianen luidt het dan weer dat substituut K.D.L. haar vordering tot collocatie zou ingetrokken hebben.

Die ‘intrekking’ zou door K.D.L. zelf meegedeeld zijn tijdens de telefonische contacten bij de tweede poging om Jonathan binnen te brengen. Merkwaardig is wel dat K.D.L. toen spontaan net aan de assistent-geneesheer van het psychiatrisch ziekenhuis nagevraagd had of geen kalmerende inspuiting gegeven kon worden. Het antwoord van die dokter luidde formeel ‘nee’. Wisselwerking van dergelijke injectie met amfetamines – zoals bij Jonathan – betekent immers een risico op dodelijke hartritmestoornissen.

In medische termen gaat het om een levensbedreigende ‘ventriculaire febrilatie door QT-intervalverlenging‘. Het QT-interval is een parameter die op het elektrocardiogram het actiepotentiaal van de hartspiercellen weergeeft. In mensentaal: de kortsluiting van het hart.

‘Iets’ doen

Het was dus voorspelbaar dat daarna snel de vraag zou gesteld worden: waarom werd dan toch de dokter van wacht opgeroepen? Ook volgens substituut K.D.L. alvast om ‘iets’ te doen. En zijzelf, noch de politiediensten gewagen van enige ‘intrekking’. Integendeel: het ‘platspuiten’ was net als methode bedoeld om Jonathan een derde keer bij de Alexianen aan te bieden.

Dat iéts dat de substituut dus bevolen heeft: het kan toch niet dat dit een mysterie van woord tegen wederwoord zou blijven? De Kamer van Inbeschuldigingstelling is er op 11 september niet om te veroordelen, maar wel om te zorgen dat het later proces ten gronde volledig kan gevoerd worden. Waar sleutelfiguren uit het proces gehouden worden, wordt echter ook het waarheidsonderzoek geamputeerd.

Derde zijspoor: midden februari 2010, tussen parketchef Dams en PG Liégeois

Substituut K.D.L. is op haar computer al een ontwerp van verslag van die fatale dag gestart, maar er zijn blijkbaar twijfels hoe het aan te pakken. Iedereen voelt steeds meer nattigheid. Korpschef Herman Dams heeft de aanpak van de substituut van dienst altijd gesteund maar maakt zich zorgen over een kettingredenering.

In een betoog dat op vandaag meer actueel is dan ooit, waarschuwt hij het ‘hoog ambt‘ (jawel, zo schrijft een procureur naar zijn eigen grote baas, de procureur-generaal) over het dreigende scenario: het BBT kan voor het gewelddadig optreden verwijzen naar de vraag van de Mortselse politie, die kan verwijzen naar de arts die Jonathan moest platspuiten, en iedereen kan in koor wijzen naar de parketmagistraat die iedereen deed opdraven.

Op dat moment wil niemand de indruk geven dat de substituut van dienst al ondervraagd wordt over haar rol. Het parket-generaal dat het monopolie bezit om die procedure van ‘voorrecht van rechtsmacht’ op te starten, laat gewoon toe dat zij haar relaas in een proces-verbaal formuleert.

Geen verklaring

In verband met de ondertussen ontbrande discussie over het ‘bevel tot platspuiten’ zal dat proces-verbaal, gedateerd 4 maart 2010 op een pleidooi pro domo (ter eigen verdediging) neerkomen: ‘mijn ambt heeft geen bevoegdheid daarvoor‘.

De onderliggende redenering luidt: ‘vermits ik het niet mag doen, heb ik het niet gedaan‘. Dat is geen verklaring over feiten, maar een redenering. Let wel: een verdedigende redenering die we nog vaker zullen horen tijdens de dans van de Maharadja’s.

Vierde zijspoor: voorjaar 2012, de eerste zoektocht naar dat ander ‘relaas’ van de substituut

Niet alleen die opmerkelijk verdedigende zinsnede, maar heel de titel en lay-out van dat ‘proces-verbaal’ brengt de ouders van Jonathan Jacob, evenals hun begeleidster van slachtofferhulp onmiddellijk in alarm wanneer zij het dossier op 12 oktober 2010 voor de tweede keer mogen inzien.

Volgens alle drie stemt dat document met titel ‘proces-verbaal’ niet overeen met het – weliswaar inhoudelijk vrij gelijkaardig – document met titel ‘relaas der feiten’ dat (ook) zij bij hun eerste inzage begin april gezien hebben.

Tricolore koordje

In een later verhoor anno 2013 zal J.D. (de griffier van onderzoeksrechter B.D.H.) bevestigen dat zij dat ‘proces-verbaal’ van 4 maart toen nooit gezien heeft. Inderdaad: pas nadat zij in juni 2010 met ziekteverlof ging, heeft de opvolgende griffier K.D. dat document gevonden, manueel genummerd en met het Belgisch tricolore koordje verbonden. De beveiliging van processtukken anno 2010: het leest inderdaad negentiende-eeuws.

Jan Jacob, vader van Jonathan Jacob
Jan Jacob, vader van Jonathan Jacob© .

Na die onthutsende ontdekking van oktober 2010 zijn de ouders van Jonathan beduusd, bijna ontredderd. De tekstuele verschillen tussen het ‘relaas’ en het ‘proces-verbaal’ mogen dan al gering lijken, de wissel op zich en het bijvoegen van o.a. dat verdedigend pleidooilijntje is verontrustend.

Een van hun advocaten kaart de kwestie aan bij procureur-generaal Yves Liégeois himself begin februari 2011.

Het zal nog een volledig jaar duren – en een finale, maar discrete bevestiging erbij – tot de ouders Jacob uiteindelijk toch alle moed bijeenscharrelen en in januari 2012 een klacht neerleggen. Die klacht vermeldt overigens niet alleen de verwisseling van het ‘relaas’ in een ‘proces-verbaal’, maar ook voor het cruciale bevel tot ‘platspuiten’: de medische bevoegdheid die de substituut van dienst in geen enkel geval had.

Omdat net die gladder geformuleerde verdediging van parketmagistrate K.D.L. voor de ouders van Jonathan Jacob verdacht voorkomt, hechten zij ook belang aan dat eerder technisch aspect van het onderzoek: werd een ‘kladje’ (het ‘relaas’) verwisseld met het officieel proces-verbaal ?

Wanneer het parket-generaal het onderzoek lastens substituut K.D.L. (voor een eerste keer) opstart en aan de voorzitter van het Antwerps hof van beroep de aanstelling van een raadsheer-onderzoeksrechter vraagt, is de enige opdracht het onderzoek in verband met mogelijke verduistering (van het ‘relaas der feiten’) en de valsheid in geschrifte (van het proces-verbaal).

Mededaderschap

Wat geen voorwerp van onderzoek is, is het eventuele mededaderschap van de parketmagistrate bij de onopzettelijke doding. Met name als gevolg van het ‘bevel tot platspuiten’, waar zij daarenboven inderdaad sowieso niet bevoegd voor was.

Half juni 2012 vindt de aangestelde raadsheer onderzoeksrechter C.J. dat hij alle nuttige onderzoek heeft gevoerd. Hij suggereert aan het parket-generaal geen nieuwe vragen die hij dan zou mogen stellen aan de betrokken substituut. Nochtans mag een raadsheer-onderzoeksrechter dat: het is in die bijzonder beschermende procedure van ‘voorrecht van rechtsmacht’ aan het parket-generaal om te beslissen of de onderzoeksrechter zijn opdracht mag uitbreiden. Nogmaals: de procureur-generaal oordeelt in dat geval wel degelijk zowel over de ‘bandbreedte’ van het onderzoek tegen een ondergeschikte parketmagistraat als vervolgens over de afloop daarvan.

Prompt wordt de klacht geseponeerd door procureur-generaal Liégeois: zonder één woord motivering, in een multiple choice-formuliertje waar het bolletje aangevinkt wordt: ‘onvoldoende bewijzen’. Een bolletje en een handtekening volstaan daarbij dus. Case closed.

Jonathan Jacob: Wat (niet) onderzocht werd, van Dams tot Liégeois
© Belga

Tegen de beslissing van de proceureur-generaal om een eigen ondergeschikte magistraat van het parket niet te vervolgen, bestaat naar Belgische recht geen enkele mogelijkheid van verzet, beroep of Cassatie. Slachtoffers kunnen zich tegen een magistraat evenmin burgerlijke partij stellen bij de onderzoeksrechter om een gerechtelijk onderzoek af te dwingen.

Dit is een schreeuwend onrecht dat dateert uit de Napoleontische tijden waar magistraten beschermd werden. Niet toevallig stond de hervorming daarvan (zoals sinds 1936 al in bv. Frankrijk) in de 10 prioriteiten voor Justitie voor de volgende regering. Enkel de minister van Justitie zou het parket-generaal tot vervolging kunnen verplichten via het ‘positief injunctierecht’.

Napoleontische tijden

Een minister van Justitie kan geen vervolging tegenhouden, maar hij kan ze dus wel bevelen in het belang van een goede rechtsbedeling. Dergelijk bevel dreigt natuurlijk wel als een kleine oorlogsverklaring gezien te worden: zowel door de magistraat die eerst een collega niet wou vervolgen, als door diegene die via het positief injunctierechter vervolgd zou worden.

Nochtans bevestigt Yves Liégeois het als voorzitter van het college van procureurs-generaal in de Omzendbrief 3/2012 van 18 april 2012 inzake het voorrecht van rechtsmacht: ‘de minister van Justitie kan in geval van duidelijke inertie (van de procureur-generaal) gebruik maken van zijn positief injuctierecht‘.

Tot mei 2014 blijven op vraag van het Antwerps parket enkel directeur en psychiater van de instelling in Boechout in het vizier. Het Antwerps parket vraagt zelfs de buitenvervolgingstelling van de Mortselse politiecommissaris en de anonieme bottinnekes.

Het parket zelf blijft met substituut K.D.L. helemaal buiten de procedure.

Vijfde zijspoor: voorjaar 2013, de zelfverklaarde vergissing van procureur Dams

De bom ontploft op 21 februari 2013 met de ondertussen met internationale persprijzen gelauwerde Panorama-reportage. De verontwaardiging is enorm en weergalmt tot in het parlement, waar vragen worden gesteld over het functioneren van het Antwerps parket en parket-generaal.

Wanneer procureur Herman Dams kort daarna toegeeft zelf in het dossier van Jonathan Jacob tussengekomen zijn, is het hek helemaal van de dam. Tot dan was er in dat dossier geen speld tussen de beleidslijn van het parket en het parket-generaal te krijgen: opmerkelijk als we de animositeit van de Diamantoorlog kennen.

Jonathan Jacob: Wat (niet) onderzocht werd, van Dams tot Liégeois
© Belga

Een ziedende procureur-generaal Liégeois himself (en niet zijn persmagistraat) geeft op 26 februari 2013 een vlammende persconferentie waarin hij de heropening van het onderzoek aankondigt. Opmerkelijk is zijn pleidooi voor de heraanstelling van dezelfde raadsheer-onderzoeksrechter van het hof van beroep – een bevoegdheid die nochtans niet aan Yves Liégeois behoort, maar aan de eerste voorzitter van het Antwerps hof van beroep. De voorheen aangestelde raadsheer-onderzoeksrechter is dan overigens ziek, maar wordt op de persconferentie door Liégeois spoedig herstel gewenst.

In het kielzog van die heropening wordt een tuchtonderzoek naar Herman Dams gevoerd maar in alle stilte laait ook de Diamantoorlog weer op: ook fiscaal substituut Van Calster krijgt door Liégeois een nieuw tuchtonderzoek aangesmeerd, nadat eerdere op een sisser uitdraaiden.

Het onderzoek naar de rol van Dams implodeert echter als de tijdelijk opzij gestapte korpschef (en doorwinterde ex-kabinetchef van Justitie nota bene) doodleuk verklaart zich vergist te hebben. Hij zou verward hebben met een eveneens mislukte collocatie van eind 2010, weliswaar een volgens de feiten totaal verschillend dossier.

Het lijkt wel te waanzinnig om waar te zijn, maar het feuilleton Jonathan Jacob keert daarmee helemaal terug in de irrationaliteit en de verwarring van de fatale eerste dag.

Zesde zijspoor: het mislukte herexamen van het Antwerpse Parket-Generaal

Opnieuw maakt echter het parket- generaal dezelfde fout – of moeten we het een keuze noemen? Opnieuw wordt het onderzoek tegen K.D.L. en ‘X’ enkel van onder het stof gehaald om de ‘verduistering’ van het ‘relaas der feiten en de valsheid in geschrifte met betrekking tot het verdedigend proces-verbaal te onderzoeken’.

Opnieuw is er geen sprake van enig onderzoek naar mededaderschap van Antwerpse parketmagistraten inzake onopzettelijke doding: het onderzoek naar het wederrechtelijk ‘bevel tot platspuiten’.

Opnieuw acht dezelfde – ondertussen genezen – aangestelde raadsheer-onderzoeksrechter het niet nodig om bij het parket-generaal een ruimer onderzoekmandaat taan e vragen.

Ingrid Pira (Groen)
Ingrid Pira (Groen)© Belga

Dat belet Ingrid Pira (tot 2012 Groen-burgemeester van Morsel) niet om opnieuw in haar notaboekjes te duiken. In haar verhoor over de tussenkomsten van Dams bevestigt ook zij alvast dat een parketmagistraat de opdracht tot verdoving gaf. Haar debriefing van de ondertussen mee vervolgde Mortselse politiecommissaris laat daar niet de minste twijfel over bestaan.

Een raadsheer-onderzoeksrechter verzamelt slechts getuigenissen maar adviseert en oordeelt niet. De beslissing tot vervolging van een magistraat ligt enkel bij het parket-generaal. In die geprivilegieerde procedure van voorrecht van rechtsmacht heeft de top van het parket de bevoegdheid van de Raadkamer of de Kamer van Inbeschuldigingstelling.

Ons kent ons

Jonathan Jacob: Wat (niet) onderzocht werd, van Dams tot Liégeois

Parketmagistraten die over de vervolging van de eigen parketmagistraten moeten oordelen: het is hier ook een oordeel over het eigen beleid, want het parket-generaal liet in 2010 toe dat substituut K.D.L. niet verhoord zou worden, maar haar eigen verklaring – of verdediging – in een proces-verbaal zetten. De zeer ongeruste vraag van procureur Dams aan procureur-generaal Liégeois illustreerde het hele klimaat van in het prille begin en legt daardoor ongewild ook perfect de vinger op de wonde.

Om deze tweede keer die perceptie van ‘ons kent ons’ tegen te gaan, en vooral om de zaak niet uit Antwerpen te moeten laten vertrekken, werd voor de afsluiting van het tweede onderzoek een unieke constructie opgezet.

Transparantie

De beslissing tot vervolging werd niet – zoals art 479 van het Wetboek van strafvordering formeel voorziet – overgelaten aan de procureur-generaal van Antwerpen, maar aan een ‘commissie’. Een substituut van zowel het parket – generaal van Brussel als van Gent werd bij ministeriele besluiten van 5 april 2013 tijdelijk gedetacheerd. Het zegt iets over de transparantie van deze operatie dat die ministeriële besluiten nooit in het Belgisch Staatsblad verschenen. Het zegt ook iets over hoe heel het opzet van de ‘commissie’ wringt met de wet en flirt met de onwettelijkheid.

Ook die trojka heeft ondertussen de onderzoeksopdracht van de raadsheer-onderzoeker nooit verruimd tot de mogelijke tenlastelegging van mededaderschap aan onopzettelijke doding.

Er was nochtans een evident andere mogelijkheid. In de al geciteerde Omzendbrief 3/2012 van 18 april 2012 inzake het voorrecht van rechtsmacht bevestigt Yves Liégeois ook het ‘monopolie van de procureur-generaal op de strafvordering’ van magistraten. Die functie is fundamenteel iets anders dan een ad hoc aangewezen commissie, die in die Omzendbrief zelfs geen denkpiste waard is.

Wanneer de procureur-generaal zich zelf zou moeten wraken (zoals in het tweede onderzoek met Yves Liégeois uiteindelijk gebeurde), kon het Hof van Cassatie de zaak naar een ander rechtsgebied verwijzen, en in een ander hof van beroep kon een ander raadsheer-onderzoeksrechter aangesteld worden.

In 2013 was de zaak Jonathan Jacob juridisch een ‘cold case‘ waar geen beweging in kwam. Een frisse en kritische – al was het maar meer nieuwsgierige – blik ware zeer welkom geweest. Maar die kwam er dus niet.

Zevende zijspoor: de misser van de trojka

De beslissing van de ‘commissie’ tot niet-vervolging verraste op 28 oktober 2013 met zowel goed en slecht nieuws.

Het goede nieuws in de beslissing was dat de beslissing zich nu niet beperkte tot het aankruisen van een bolletje op een multiple choice-formuliertje. Motivering zou immers inzicht geven in wat die magistraten ertoe beweegt substituut K.D.L. zelfs niet eens terecht te laten staan in het nochtans beperkte debat van de eventuele verduistering en vervalsing van stukken.

Jan Jacob, vader van Jonathan Jacob, en zijn advocaat Peter Callebaut.
Jan Jacob, vader van Jonathan Jacob, en zijn advocaat Peter Callebaut.© BELGA

Het slechte nieuws in de beslissing bleek finaal nog slechter voor justitie dan voor de familie van Jonathan

Niettegenstaande de ‘commissie’ niet over schuld/onschuld moest oordelen, maar enkel over eventuele ‘aanwijzingen van schuld‘ van substituut K.D.L., maakt de commissie enkel gewag van de verklaring van griffier K.D. die het eerste document van maart per definitie in juni niet kan gezien hebben.

Van de verklaring van de voorgaande griffier J.D. die het ‘relaas der feiten’ in maart wél zag, is geen sprake. Evenmin van haar wel heel ‘zekere herinnering’ dat de onderzoeksrechter zelf niet tevreden was met het door K.D.L. eerst geschreven document en haar telefonisch vroeg dit ordentelijk in een proces-verbaal te zetten.

Dat het verdwenen ‘relaas der feiten’ niet overeenstemt met de normaal door het parket gehanteerde stijl, wordt door de commissie nu echter net omgekeerd aangegrepen om het bestaan ervan uit te sluiten.

Een rare selectie van gegevens en een rare redenering.

De grote vraag blijft ondertussen opnieuw: wie heeft wat bevolen?

Er is wel degelijk een mogelijkheid om eindelijk uit die doolhof van zijsporen te raken. Volgende week hebben we het daarover. Justitie is immers niet alleen beoordeling, maar eerst waarheidsvinding. De familie van Jonathan Jacob heeft recht op die waarheid. En u ook. Want Jonathan kon uw zoon geweest zijn.

Jonathan Jacob
Jonathan Jacob© Belga

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content