François Levrau

‘Is het schudden van de hand een uiting van respect voor de gelijkheid van man en vrouw?’

François Levrau Dr. Sociale Wetenschappen, verbonden aan Centrum Pieter Gillis (UAntwerpen)

François Levrau bekijkt de ‘zaak Aron Berger’ en stelt dat vooral de context bepaalt of en in welke mate kan worden verwacht of iemand in de werksfeer de hand schudt met iemand van het andere geslacht.

De ‘affaire Aron Berger‘ laat zien dat er in de werkcontext soms verzoeken worden geformuleerd die worden geacht te raken aan de gendergelijkheid. De claim om personen van het andere geslacht niet de hand te moeten schudden is zeker niet enig in zijn soort; denk bijvoorbeeld aan claims om niet in dezelfde ruimte te moeten werken met mensen van het andere geslacht of aan claims waarbij mensen de hiërarchie van een vrouwelijke chef niet aanvaarden. Deze en soortgelijke wensen zijn vaak religieus geïnspireerd, maar vloeien soms ook gewoon voort uit bepaalde macho-opvattingen. De vraag is hoe hierop moet worden gereageerd gezien niet alleen de gelijkheid van man en vrouw, maar ook de vrijheid van gedachte, geweten en godsdienst in het geding zijn.

Rechtspraak

In Nederland is er omtrent het hand schudden interessante jurisprudentie voorhanden. Uit die rechtspraak blijkt hoe de proportionaliteits- en subsidiariteitstest wordt ingevoerd om te verdedigen waarom de accommodatieclaim kan worden aanvaard of moet worden verworpen.

We vermelden kort twee zaken:

De eerste zaak (Rechtbank van Rotterdam, 6 Augustus 2008; LJN: BD9643) gaat over de vraag of de gemeente Rotterdam tot de beslissing mocht komen om een orthodoxe moslim een baan als klantmanager niet te geven omdat deze kandidaat, op grond van zijn geloofsovertuiging, niet bereid was om vrouwen de hand te schudden. De gemeente verdedigde haar beslissing door aan te geven dat vrouwen door een man die de stad representeert niet mogen worden geconfronteerd met seksediscriminatie.

Is het schudden van de hand een uiting van respect voor de gelijkheid van man en vrouw?

De Nederlandse Commissie Gelijke Behandeling – een onafhankelijk en gezaghebbend landelijk college dat zich buigt over kwesties die met gelijke behandeling te maken hebben, maar niet bevoegd is om juridisch bindende oordelen te formuleren – wees erop dat de gemeente onvoldoende in overweging had genomen dat er een manier kon worden gevonden waarop de man de beide geslachten op een gelijkaardige wijze kan begroeten zonder dat hij daarvoor de handen moet schudden.

De Rechtbank van Rotterdam volgde deze redenering echter niet en stelde dat de gemeente wel degelijk het recht heeft om de gebruikelijke Nederlandse begroetings- en beleefdheidsvormen door te voeren. De weigering een ander de hand te geven, in het bijzonder de weigering ten opzichte van een persoon van het andere geslacht, kan als kwetsend en/of onbeleefd worden ervaren. Het merendeel van de klanten ziet volgens de Rechtbank het handen schudden, ook van mensen van het andere geslacht, als een passende begroeting en fatsoenlijke beleefdheidsvorm.

Met dit verdict gaf de Rechtbank aan dat de weigering om in te gaan op de claim van de moslimman een beslissing was die de proportionaliteits- en subsidiariteitstest doorstond en derhalve noodzakelijk was.

De tweede zaak (Centrale Raad van Beroep, 7 Mei 2009, LJN: BI2440) betreft een vrouwelijke leerkracht die in een openbare school in Utrecht mannen niet de hand wilde schudden en daarom werd ontslagen. De Commissie Gelijke Behandeling stelde dat er sprake was van indirecte discriminatie. De leerkracht was immers bereid om mannen en vrouwen op een andere wijze te begroeten. Het ’tonen’ dat er andere begroetingsvormen bestaan is bovendien een manier om leerlingen zicht te geven op wat een multiculturele samenleving behelst.

De Centrale Raad van Beroep gaf echter aan dat de school wel degelijk een legitieme beslissing had genomen, temeer omdat de school vele leerlingen en leerkrachten had met een diverse etnische achtergrond. Het belang van de openbare school, gelegen in het voorkomen van segregatie en het bevorderen van de duidelijkheid over omgangsvormen in een multiculturele schoolgemeenschap woog volgens de Centrale Raad, in de gegeven omstandigheden, veel zwaarder door dan het door de betrokkene nagestreefde belang bij verscheidenheid. De voorgeschreven begroetingswijze, te weten het schudden van handen, zag de Centrale Raad derhalve als passend en noodzakelijk. Leerlingen moeten worden voorbereid op een samenleving en arbeidsmarkt waar het gebruikelijk is dat mensen van een ander geslacht elkaar begroeten en respect betonen door elkaar de hand te schudden.

Een kwestie van interpretatie en contextuele analyse

Wat de twee voorbeelden leren is dat er steeds contextuele analyses worden gemaakt waarbij de belangen en rechten die in het geding zijn op een pragmatische wijze tegenover elkaar worden afgewogen. De vrijheid van geweten/godsdienst overtreft nu eenmaal niet bij definitie andere rechten en principes, waardoor men soms terecht kan beslissen om af te zien van de accommodatie.

Die afwijzing mag echter geen principiële zaak zijn. Het moet het gevolg zijn van een in concreto analyse. Wat wordt er concreet gevraagd en wat is er concreet mogelijk in deze concrete situatie? Zo is bijvoorbeeld de vraag van een verpleegster om geen mannen te wassen organisatorisch zo goed als onhaalbaar. De vraag van een vrouwelijke arts om geen mannelijke patiënten te verzorgen kan dan weer als een inbreuk op de eed van Hippocrates worden beschouwd. Het ziekenhuis kan in dat geval ook aangeven dat het aansprakelijk gesteld kan worden voor het niet verlenen van bijstand aan noodlijdende patiënten.

‘Als de wil om te luisteren en oplossingen te vinden er is, is er soms toch meer flexibiliteit en accommodatie mogelijk dan aanvankelijk gedacht.’

Los daarvan moet duidelijk zijn dat als de wil om te luisteren en oplossingen te vinden er is, er soms toch meer flexibiliteit en accommodatie mogelijk is dan aanvankelijk gedacht.

Veel lijkt af te hangen van hoe men dat schudden van de handen eigenlijk begrijpt. Als het kan worden voorgesteld als een wezenlijk onderdeel van een functie dan kan men van iemand inderdaad eisen dat hij/zij de hand van mensen van het andere geslacht schudt. In het geval van de klantenmanager, maar bijvoorbeeld ook in het geval van Aron Berger die als gemeenteraadslid wou opkomen en als zodanig een front office taak zou vervullen, kan men denken dat de functie een bepaald gedrag veronderstelt en daarbij hoort een welomschreven handelingspatroon en dito etiquette.

In het geval van de leerkracht zou men kunnen inbrengen dat er in een multiculturele samenleving weldegelijk mensen zijn die er andere begroetingsconventies op nahouden en dat het belangrijk is dat leerlingen dit ook op school aangeleerd krijgen. Een leerkracht die een ander begroetingsritueel in de praktijk brengt zou alvast de daad bij het woord voegen. Een accommodatie had hier dus mogelijks wel gekund.

‘Het tumult dat de kwestie heeft veroorzaakt, lijkt aan te tonen dat voor nogal wat mensen het ritueel van het hand schudden veel meer is dan een cultureel gebruik.’

Het is echter niet altijd duidelijk of iets nu al dan niet kan of moet worden bestempeld als een wezenlijk onderdeel van een functie. Daarbij komt dat de Verlichtingswaarden het over gelijkheid en respect hebben, maar ze schrijven uiteraard niet voor dat iedereen elkaar een hand moet geven. Het geven van een hand is tot nader order vooral en eigenlijk ook alleen maar een cultureel gebruik. Waarover het in essentie gaat is dat er steeds een gelijk respect voor man en vrouw moet zijn. Of men dat gelijke respect betoont met een handdruk of met een hand op het hart en een vriendelijke lach, lijkt daarbij van ondergeschikt belang.

Sociale conventies

Het tumult dat de kwestie Aron Berger heeft veroorzaakt, lijkt aan te tonen dat voor nogal wat mensen het ritueel van het hand schudden veel meer is dan een wat contingent cultureel gebruik. Dat is tot op zekere hoogte begrijpelijk.

Bepaalde gedragingen maken nu eenmaal deel uit van een bepaald repertoire dat kenmerkend is voor een bepaalde groep/cultuur. Wie daar dan iets wil aan veranderen, die lijkt te willen pulken aan het DNA van die groep/cultuur. Ook al weet men niet altijd goed waarom dat ‘ritueel van het hand schudden’ nu zo fundamenteel is – opnieuw, het is slechts een sociale conventie – ze ressorteert krachtige effecten door de mate waarin dat ritueel zich met de tijd collectief in onze cultuur heeft weten in te kapselen als een blijk van welwillendheid en eerbied ten aanzien van andere individuen (mannen en vrouwen).

Het handen schudden lijkt dus op het eerste zicht iets triviaal (het kan ook anders en het was vroeger ook anders), maar het is in de loop van de tijd toch verworden tot een krachtig symbool; een soort formele veruitwendiging van gelijk respect ten aanzien van elke persoon.

Nu kan dat laatste toch ook wel wat worden genuanceerd. Zo voel ik me uiteindelijk toch nog altijd meer op mijn gemak bij een vrouw die me bijvoorbeeld aan het begin van een vergadering enkel een vriendelijke glimlach schenkt of die even vriendelijk naar me knikt, dan bij een vrouw die me nogal kil een formele hand drukt of die me slechts een ‘pannenkoekenhandje’ geeft.

In het eerste geval voel ik me welkom en gerespecteerd. Ik hoef niet te weten waarom ze me de hand niet drukte – haar glimlach heeft me gerustgesteld: er is niks aan de hand. In het tweede geval lijkt het alsof ze nog iets achter de hand heeft: ik moet me klaarblijkelijk eerst nog bewijzen alvorens ik (eventueel) haar respect verdien.

Iemand als lid van een minderheid toestaan dat hij/zij op een andere manier dat gelijke respect veruitwendigt, moet op zich mogelijk zijn, maar tegelijk kan het hem/haar net daardoor wel apart zetten. ‘Daar heb je de man/vrouw die enkel knikt en geen hand wil geven.’

In het geval van Aron Berger is daar ongetwijfeld ook de vrees aan gekoppeld dat zijn weigering van het schudden van de hand exemplarisch is voor een conservatisme dat in de vele wijzen waarop dat tot uiting kan komen moeilijk kan worden verzoend met de liberaal-democratische kernpunten van een beleidspartij als de CD&V. Mogelijks heeft de CD&V dit toch wat onderschat.

Los daarvan wordt in de beste van de mogelijke werelden een ritueel gevonden dat voor iedereen onproblematisch is of wordt er voorbij de concrete gebruiken (de vriendelijke knik, het schudden van de hand, etc.) gekeken en gepeild naar de intentie en warmte waarmee iemand een ander mens begroet.

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content