François Levrau

Hoofddoek bij politie: ‘Openheid voor diversiteit brengt ons niet noodzakelijk op een hellend vlak’

François Levrau Dr. Sociale Wetenschappen, verbonden aan Centrum Pieter Gillis (UAntwerpen)

François Levrau legt uit waarom er volgens hem niks mis is met politieagenten met levensbeschouwelijke tekens. Misschien zijn we als samenleving nog niet ‘rijp’ om politieagenten met dergelijke tekens te zien, maar eerder dan dat iets zegt over de noodzaak om er als overheid ook ‘neutraal’ uit te zien, zegt het vooral iets over onze samenleving die kennelijk nog niet overal diversiteit ‘verdraagt’.

Mogen politieagenten (maar bijvoorbeeld ook gevangenisbewakers en andere beroepscategorieën die macht hebben over andere mensen) zichtbare levensbeschouwelijke tekens dragen? Deze vraag ligt uiteraard volledig in lijn met de vraag of loketbedienden met levensbeschouwelijke tekens mogen verschijnen. Iedereen die zich met de overheid en diens personeel geconfronteerd weet, moet gegarandeerd neutraal worden bejegend. Dit geldt dus voor iedereen, maar wellicht nog het meeste voor overtreders van de wet, verdachten, gevangenen en slachtoffers. Zij moeten zeker gegarandeerd kunnen worden dat ze neutraal en onbevooroordeeld worden bejegend omdat hun lot in grote mate afhangt van de manier waarop ze door het overheidspersoneel worden behandeld. Als het exclusieve standpunt dat een neutraal uniform voor loketbedienden bepleit als redelijk kan worden verdedigd, dan zeker ook voor politieagenten op het terrein.

Stop toch die paranoia

Maar, net zoals dat het geval is voor de loketbedienden, zijn er uiteraard ook goede argumenten voorhanden om een meer inclusieve vorm van neutraliteit te bepleiten. Zo wordt wel eens beweerd dat mensen die voor de overheid werken niet als ‘individu’ horen aanwezig te zijn daar ze slechts het neutrale gezicht en dito aanspreekpunt van een neutrale en dienstbare instantie zijn. Iedereen heeft daar wellicht wel zijn idee over, maar ik verkies een overheid met een gezicht dat net wel enige individualiteit toelaat boven een overheid die – nota bene om de menselijkheid te dienen – geen individualiteit toelaat. Natuurlijk moet een overheid bovenal neutraal zijn, maar wat zegt het eigenlijk over een samenleving en haar burgers als die neutraliteit niet kan en mag gekoppeld worden aan identitaire diversiteit?

Hoofddoek bij politie: ‘Openheid voor diversiteit brengt ons niet noodzakelijk op een hellend vlak’

Diversiteit op straat? Moet kunnen. Diversiteit bij de overheid? Mag niet. Waarom? Wel, neem even het voorbeeld van Jan, een homoseksueel. Wanneer hij een gesluierde moslima ziet, dan denkt hij te maken te hebben met een homohaatster. Volgens hem is er nu eenmaal een erg duidelijke link tussen hoofddoek en homohaat. Omdat Jan niet met homohaat wil geconfronteerd worden, mijdt hij elke moslima met een hoofddoek op straat. Maar, aan het loket van een inclusieve overheid kan Jan niet anders dan te worden geconfronteerd met die (volgens hem) rabiate homohaatster. Dat willen we dus niet, en daarom beslissen we om elke diversiteit aan het loket te weren. U begrijpt waar ik naartoe wil.

Zou het niet kunnen dat door diversiteit aan het loket te weren, vooral diegenen met vooroordelen op nogal gratuite wijze op hun wenken worden bediend? Immers, door de diversiteit te weren, zegt de overheid eigenlijk: ‘Jan had gelijk; gesluierde moslima’s zijn inderdaad homohaatsters. Gezien we niet willen dat homoseksuele burgers aan het loket het vermoeden zouden hebben dat ze niet neutraal worden bejegend kunnen we geen gesluierde ambtenaren toelaten.’

Hoofddoek bij politie: 'Openheid voor diversiteit brengt ons niet noodzakelijk op een hellend vlak'
© istock

Maar, neem nu Piet, een financieel minderbedeelde man die sinds de bankencrisis ‘keurig, formeel geklede mensen’ associeert met mensen die op ‘het gewone volk neerkijken en zonder enige vorm van fatsoen omspringen met de menselijke en financiële kwetsbaarheden’. Herinner dat een overheid elke vorm van partijdigheid (ook in haar verschijning) moet achterwege laten. In dat geval zou het betekenen dat ook keurig en neutraal geklede mensen achter het loket moeten worden geweerd, omdat ze bij bepaalde cliënten het vooringenomen beeld oproepen van mensen die ‘sjofel geklede mensen’ zullen benadelen. U begrijpt dat dit soort denken finaal tot de stelling leidt dat de enige neutrale overheid een overheid zonder mensen is. Snel, een pilletje voor de neutrale samenleving; ze lijdt aan een ernstige vorm van paranoia. En wat erger is, wie ziek is, is eigenlijk de arts, want het is net de overheid die haar burgers zou moeten leren omgaan met vooroordelen. Een overheid die ‘verschijningsneutraliteit’ aan haar ambtenaren oplegt, die bevestigt en versterkt net de stereotypen.

Hoezo: voor antidiscriminatie, maar tegen multiculturalisme?

Iedereen is het erover eens dat mensen omwille van hun geloof, afkomst, geslacht niet mogen worden gediscrimineerd. Waarom is er dan zoveel commotie rond multiculturele maatregelen? Laat mij vooreerst duidelijk maken dat het multiculturalisme – beleid dat dus aandacht vraagt voor etnisch-culturele diversiteit – vooral complementair is aan de antidiscriminatiewetgeving. Daar waar de antidiscriminatiewetgeving zich richt op de bestrijding van discriminerende toepassingen van de wetgeving, ijvert het multiculturalisme ervoor om de wetten, regels en instituties zodanig te wijzigen dat de diverse noden en aspiraties van etnisch-culturele minderheden erin worden gereflecteerd.

De logica van de antidiscriminatiewetgeving veronderstelt bijvoorbeeld dat moslima’s bij een vacature voor een politieagent evenveel kans hebben om aangeworven te worden wanneer zij over de gevraagde vaardigheden beschikken. De logica van het multiculturalisme veronderstelt daarentegen dat wanneer de moslima is aangeworven, zij bijvoorbeeld ook het recht heeft om de hoofddoek te dragen. Mensen kunnen immers een formele godsdienstvrijheid hebben, maar in de feiten door arbeidsverplichtingen verhinderd worden om met die vrijheid effectief iets te doen. Dit zou dan kunnen betekenen dat het politie-uniform moet aangepast worden zodanig dat bijvoorbeeld moslima’s hun hoofddoek kunnen blijven dragen.

Jij mag er zijn; maar laat je vooral niet zien

In een tijd waar die grondwet door legio wetten, regels en praktijken sterk is ingekleurd volgens de schrale kleurpatronen van de meerderheidsgroep, is het multiculturalisme vooral een poging om individuen een grondwettelijke bescherming te garanderen. Godsdienst mag dan misschien wel op sociologisch niveau wat op de achtergrond geraakt zijn in het geseculariseerde Westen, maar de godsdienstvrijheid is geen recht dat door die sociologische verandering van een samenleving ook maar wat op de achtergrond moet worden geplaatst. En, tot nader order, houdt dit recht in dat iedereen vrij is om enerzijds te geloven wat hij wil (‘Mijn buur gelooft in God; mijn overbuur gelooft in Allah; mijn bakker gelooft in ‘iets’ en de plaatselijke groetenboer gelooft in niks’.) en om anderzijds zijn geloof ook te veruitwendigen (‘Mijn buur draagt een kruisje; mijn overbuur een hoofddoek; mijn bakker draagt niks en de groenteboer draagt de door de Richard Dawkins Foundation bedachte scharlakenrode cursieve A met extra lange linkerpoot als symbool voor mijn atheïstische overtuiging’.). Het zijn twee kanten van eenzelfde medaille. De samenleving anno 2017 worstelt vooral met die tweede kant. Maar, wie zegt dat men mag geloven wat men wil en tegelijk aangeeft dat men zijn geloof niet mag tonen, is inconsequent. Het is alsof je zegt: ‘Jij mag er best zijn, maar laat je toch maar vooral niet zien!’ Diversiteit wordt op die manier vooral iets verdachts, jammer. De sociale cohesie is er in elk geval niet mee gebaat.

Why is everything neutral?

Waarom zouden moslima’s atheïsten eigenlijk niet neutraal kunnen behandelen en vice versa? Het respecteren van burgers is ten andere een wezenlijke functioneringsvereiste van overheidsambtenaren en al zeker van politieagenten. Mogelijks is het huidige klimaat nog niet van dien aard dat de bevolking ‘ontvankelijk’ is voor het beeld van agenten met religieuze tekens. Het huidige vooroordeel, dus de schijn van partijdigheid, zou ertoe kunnen leiden dat de politionele macht zou verminderen als er agenten zouden komen met bijvoorbeeld hoofddoeken. Het is en blijft daarom een bijzondere opdracht om burgers met diversiteit te laten omgaan. En, zoals gezegd, dit omgaan wordt echt niet bevorderd door de diversiteit uit het zicht van de overheid te halen.

‘Voor welk ‘verdriet’ is men het meest gevoelig: dat van de veroordeelde die vreest partijdig behandeld te worden, of dat van de agent die het symbool van zijn identitaire binding moet thuis laten als hij in functie is.’

Het is dus veeleer wenselijk dat meer leden van etnisch-culturele minderheden bij de politie werken. Ook deze institutie moet immers een weerspiegeling zijn van de superdiverse samenleving. Zo kan men denken dat de politie als instituut net minder de schijn van partijdigheid uitstraalt wanneer er in haar korps een grote diversiteit aanwezig is die zich ook als zodanig mag manisfesteren. In sommige gemeenschappen leeft nu al de idee dat de politie vooral een blanke organisatie is die het heeft gemunt op bepaalde minderheden. Door meer diversiteit toe te laten, toont de politie net haar openheid voor diversiteit, waardoor de slachtoffers/overtreders de boodschap krijgen dat ze niet te maken (zullen) hebben met een rigide en vooringenomen instelling die identitair verschil niet erkent. Eigenlijk komt het erop neer dat anno 2017 neutraliteit veelal niet neutraal is, maar veeleer het gezicht waarachter zich één groep kan schuilen. Met een knipoog naar ‘Why is everything white?’ – de hilarische, maar tevens tragische litanie van Mohammed Ali – zou men zich kunnen afvragen: ‘Why is everything neutral?’

Het hellend vlak van de angst vs. de rede als trede

Dat betekent dat de regel die het dragen van een uniform aan de politie oplegt behouden kan blijven, met dien verstande dat het mogelijk moet zijn dat er in dat uniform ruimte is voor persoonlijke elementen. Het idee dat dan het hek van de dam is, lijkt me overroepen. Er zijn nog steeds heel wat redelijke argumenten voorhanden die het spreekwoordelijke kaf van het koren kunnen scheiden: denk aan functionaliteit (de job moet kunnen blijven uitgevoerd worden), ‘constitutieve bindingen’ (we hebben het dus niet over een persoonlijke smaak), hygiëne, veiligheid, geen directe en opzichtige boodschappen gericht naar anderen (een hoofddoek is niet gelijk aan een t-shirt met daarop de boodschap dat homoseksualiteit abject is; een boodschap als ‘Meat is murder’ is duidelijk gericht naar vleeseters). Een openheid voor diversiteit brengt ons dus niet noodzakelijkerwijze op het hellend vlak, daar de rede een aantal treden kan inbrengen die ervoor kunnen zorgen dat we niet over die diversiteit uitglijden. Toegegeven, soms zal daarover worden gediscussieerd en ‘grijze zones’ zullen blijven bestaan, maar kijk… ook bij een algemeen verbod wordt er gediscussieerd.

De normalisering van diversifiëring

Natuurlijk kan het voor de veroordeelde in de perceptie een verschil uitmaken of hij door een agent met/zonder religieus teken wordt opgepakt, maar de vraag is of de absentie van godsdienstvrijheid voor de agent voldoende kan worden onderbouwd door een verwijzing naar een subjectieve perceptie van de veroordeelde. Anders gesteld, voor welk ‘verdriet’ is men het meest gevoelig: dat van de veroordeelde die vreest partijdig behandeld te worden, of dat van de agent die het symbool van zijn identitaire binding moet thuis laten als hij in functie is.

Voor de beide opties lijkt iets te zeggen, maar de inclusieve lijkt mij toch verkiesbaar. Het vooroordeel dat men ten aanzien van agenten met een religieus teken heeft, is mogelijks te vergelijken met het vooroordeel dat eertijds bestond tegenover vrouwelijke politieagenten. Ook toentertijd was er het vooroordeel dat een vrouw niet/minder in staat zou zijn objectief te handelen. Indien de overheid destijds geen inspanningen had gedaan om ook vrouwen tot die functies toe te laten, hadden we anno 2017 wellicht nog steeds geen vrouwen in het politiekorps.

We moeten die weg op; ik denk niet dat er een andere mogelijkheid is voor het welslagen van onze samenleving. Diversiteit en religie zijn immers geen zaken die snel zullen verdwijnen. Of nog, de diversifiëring moet genormaliseerd worden, liefst overal, dus ook bij overheidsdiensten zoals het politie-apparaat.

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content