Een Andere Joodse Stem

‘Hoe doe je dat, reageren op microagressies?’

Een Andere Joodse Stem Diverse gemeenschap van Joden die ijvert voor waardigheid en gelijkheid voor alle mensen

‘Hoe kunnen we weerstand bieden tegen de (al dan niet) subtiele vormen van racisme of seksisme’, schrijft Anya Topolski van een Een Andere Joodse Stem.

De strijd voor politieke verandering wordt op twee fronten uitgevochten. Het ene front is dat van de politiek, de regeringen, de wetten en het beleid. Het andere is dat van het volk, met zijn harten en zielen, zijn favoriete cafés en zijn discussies aan de keukentafel. Gekluisterd aan onze tv-schermen of onze twitter- of facebookaccounts nemen we, in shock en met een krop in de keel, de nieuwsflitsen waar die de wereld in ijltempo veranderen: het nieuwe Trump-tijdperk, de Brexit, de controversiële wetten van Theo Francken, en zo veel meer.

Het tweede front riskeert hierdoor uit het oog verloren te worden, het is dat front waar we allen een plicht hebben om op te staan en weerstand te bieden aan de destructie van onze gemeenschappelijke wereld. De veranderingen op het wereldpodium hebben nu al repercussies op het tweede front. De voorbije maanden hebben we allen de toename van microagressies in onze cafés en woonkamers mogen voelen. Microagressies zijn stille, vaak onbedoelde racistische of seksistische opmerkingen die maken dat iemand zich minderwaardig voelt op basis van een groepskenmerk (bijvoorbeeld kleur of gender). Belangrijk daarbij is dat de microagressor veelal een ‘goedaardige’ persoon is, iemand van wie we een racistische of seksistische belediging niet zouden verwachten.

Pesten of plagen, blikken en roddels

Om het fenomeen van microagressies beter te begrijpen, volstaat het om kinderen te vragen naar hun eigen ervaringen hieromtrent – al zouden zij veeleer de woorden pesten of plagen in de mond nemen. Microagressies sijpelen vaak op subtiele wijze onze gesprekken binnen, in de vorm van grapjes, ongevraagde opmerkingen, blikken of roddels. De impliciete aard van het beestje bemoeilijkt sterk een adequate reactie, ongeacht of het zich voordoet bij kinderen of volwassenen. De microagressies maken het slachtoffer immers onzeker: “Ben ik niet aan het overreageren?” of “Ben ik overgevoelig?” De pester wint want de ander ‘beslist’ om niets te zeggen of te doen – conflicten worden niet geapprecieerd in onze maatschappij – en dus blijven veel van deze opmerkingen onbeantwoord. Waar het begrijpelijk is dat de geviseerde persoon/groep zich niet altijd veerkrachtig of sterk genoeg voelt om te kunnen repliceren, is er – naar onze mening – geen excuus voor de anderen, de zwijgzame meerderheid, om stil te blijven.

‘Hoe doe je dat, reageren op microagressies?’

Maar hoe doe je dat dan, reageren op microagressies? Hoe weerstand bieden tegen de (al dan niet) subtiele vormen van seksisme of racisme? Dat het ons overvalt op onbewaakte momenten, zal volgende getuigenis van lezeres Ruth duidelijk maken. Zij stuurde ons recentelijk een brief, waarin ze haar ontmoeting met een oudere Belgische man in een café in Anderlecht uit de doeken deed:

[…] Op een bepaald moment begon de man een zin met “Ik ben geen racist…” en ik verwachtte dat hij zijn gedachten zou vervolgen met “maar…” zoals ik al veel mensen hem heb horen voordoen. Hij verraste me echter door dat niet te doen en hij voegde toe dat hij in een klein appartementje woont in een gebouw waar veel verschillende nationaliteiten samenkomen. Hij legde uit dat het niet altijd makkelijk is om met zoveel verschillende mensen samen te leven, maar dat hij zijn best doet om tegen iedereen vriendelijk te zijn.

Ik weet niet wanneer het gesprek veranderde, maar plots vertelde hij dat hij ooit nog gevochten had en dat hij Brussel tijdens de Tweede Wereldoorlog had meegemaakt. Hij kwam terug op het idee dat de stad toch wel veel veranderd was en voegde er dit keer aan toe dat “Hitler a fait la faute de persécuter les juifs et pas les arabes“.

Ik denk niet dat hij me wou choqueren. Hij leek zich er onbewust van te zijn dat hij iets verwerpelijks gezegd had. Hij vroeg me niet naar mijn mening, hij verwachtte geen discussie, hij deelde gewoon een gedachte. […]

Ik wist niet wat daarop te zeggen, op zoveel manieren wou ik hem meedelen dat ik zijn uitspraak verwerpelijk vond, maar het had me verrast en ik zag geen ruimte voor dialoog. Ik weet niet waardoor ik meer geschrokken was: doordat hij die zin zomaar durfde denken, uitspreken en delen of doordat hij zomaar veronderstelde dat ik ermee instemde.

Het is nu een week later en mijn gedachten blijven er nu en dan naar terug gaan.

[…] Had ik hem moeten terechtwijzen met meer dan mijn blik? Zou hij zijn achteloze woorden teruggetrokken hebben als ik hem mijn exacte mening erover had verteld? […]

Er bestaat natuurlijk geen wetmatigheid over de ‘juiste’ aanpak bij situaties van microagressies: elke situatie is anders en daarenboven zitten we ook allemaal anders in elkaar. Maar niet reageren lijkt ons uit den boze. Niets doen handhaaft de huidige status quo waarbij seksisme en racisme meer en meer aanvaardbaar worden in onze maatschappij.

Kijk maar naar de recente onthullingen van een racistische WhatsApp-groep bij de Antwerpse politie, en de vaak lauwe en relativerende reacties die daarop volgden. Het is een trieste illustratie van de manier waarop racisme ook vandaag nog gebanaliseerd wordt.

De sociale psychologie levert ons een bijkomende reden waarom niet reageren geen optie is. Talloze studies hebben aangetoond dat, hoe groter de groep omstaanders, hoe minder we geneigd zijn om te hulp te schieten als iemand in nood is (ook wel het omstanderseffect genoemd). Daarom is het net cruciaal om, als getuige van microagressie of racisme, onze verantwoordelijkheid op te nemen en niet te wachten dat iemand anders dat in onze plaats zal doen – want dan gebeurt er niets.

Als Jood in Europa zijn we vertrouwd met het fenomeen van microagressies en met de wijze waarop deze verrassend snel en onbewust ruimte kunnen maken voor macro-agressie. Zo belanden we bij het expliciete racisme en antisemitisme. De brief van Ruth heeft binnen onze vereniging dan ook boeiende discussies opgeleverd rond de vraag hoe om te gaan met dergelijke situaties, en verschillende leden hebben, elk vanuit hun gevoeligheid en ervaringen, een antwoord getracht te formuleren op deze vraag.

Zo herkent Yaël, een Israëlische Jood die in Antwerpen woont, heel goed de frustraties van Ruth. Het meest pijnlijke, zegt ze, is dat dergelijke opmerkingen vaak zo onverwachts opduiken, dat ze aanvoelen als een pijl recht in het hart. Waar aanvankelijk haar gedachten en gevoelens bij dergelijke situaties bevroren leken te zijn, heeft ze vandaag een strategie: “Ik weet nu zeker dat ik, onvoorwaardelijk vriendelijk, de persoon recht in de ogen zal aankijken en vragen of hij het wel echt meent? Wachten op een antwoord. Of hij wel de draagwijde van zijn woorden beseft? Wachten op een antwoord. Of hij wel verantwoordelijkheid neemt voor de consequentie van zijn uitspraak? Wachten op een antwoord. Of hij misschien anders zou spreken moest een familielid, stel maar voor, op een Arabier, Zwart, Geel of een Jood verliefd zou worden?”

Armand, een Belgische Jood uit Kontich, wijst op het feit dat mensen blijkbaar een kort geheugen hebben, waardoor sommige rampen blijven hangen terwijl anderen in de vergeetput belanden. Ook hij beaamt dat men op een punt is gekomen waar we niet meer kunnen zwijgen, en roept daarom op om klare taal te hanteren en de mensen aan te spreken op hun foute uitspraken.

Van haar kant deelt Alison, een Britse expat die al enkele jaren in Brussel vertoeft, twee voorbeelden die illustreren hoe ze op twee verschillende manieren gereageerd heeft op recente situaties. Haar eerste voorbeeld speelde zich af op het perron van een Brusselse metrostation, waarbij een Roma-vrouw zwaar uitgescholden werd door een dronken man. De vrouw zat helemaal ineengedoken en leek volledig hulpeloos. Alison vond de moed om dichterbij te komen en de man aan te spreken op zijn gedrag.

Ze vroeg hem op kalme maar kordate wijze om zijn beledigingen te staken, en bleef bij de vrouw staan totdat de man effectief vertrokken was. Achteraf was ze zelf verschoten van haar assertieve reactie, gezien de dronken toestand van de man. Haar tweede voorbeeld gebeurde recentelijk toen een sportploegmaat die zij al jaren kent, erachter kwam dat ze Jood was. Hij maakte daarop een extreem beledigende antisemitische grap. Alison bleek zo geschokt dat ze amper iets kon terugzeggen. Achteraf bleef ze met een lastig gevoel achter: hoe komt het toch dat noch zij, noch de vrienden die mee aanwezig waren niet beter hadden kunnen reageren? Ze heeft dan ook besloten om het niet hierbij te laten, en verstuurde kort na de feiten een bericht naar de man om hem uit te leggen waarom ze zich zo beledigd heeft gevoeld en waarom ze denkt dat hij deze ‘grap’ beter nooit meer vertelt. Bovenal hoopt ze dat een volgende Joodse persoon die zijn pad zou kruisen niet hetzelfde lot te wachten staat.

Amir, uit Brussel, ziet de nabije toekomst somber in maar blijft terzelfder tijd hoopvol. Hij wijst erop dat er geen andere keuze is dan mensen, zoals die man op café met wie Ruth in gesprek ging, aan te spreken en hen uit te leggen dat zondebokken nooit een oplossing zijn. Door in gesprek te gaan met “die Arabieren” zou die man misschien ontdekken dat hij meer gemeen met hen heeft dan dat hij zelf beseft; dat ze mogelijks dezelfde dromen delen voor een eerlijkere, gelijke en inclusieve maatschappij.

Aanmoediging om zelf te reflecteren

Bovenstaande reacties bieden geen pasklaar antwoord op de vraag hoe om te gaan met microagressies in onze maatschappij. Bovenal zijn het aanmoedigingen voor elk lezer om zelf over deze kwesties te reflectreren. Want we vernemen het graag van u, beste lezer: hoe zou u zelf reageren op de kleine grapjes, de niet mis te verstane blikken en commentaren die dagelijks worden gemaakt – los van de vraag of het nu over joden, moslims, vrouwen of holebi’s gaat?

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content