Het duel Di Rupo – Michel

© SERGE BAEKEN

‘Zo’n slechte regering heb ik nog nooit gezien’, zei PS-voorzitter Elio Di Rupo over de regering-Michel. Dat gevoel wordt steeds algemener. Is deze ploeg wel de herstelregering die ze beweerde te zijn? Knack doet de test. ‘Di Rupo gaf de voorzet, Michel kopt ‘m binnen.’

De regering-Michel heeft het niet onder de markt. In het begin werd ze onthaald als een politiek experiment dat in een land dat werd beheerst door grauwe compromissen eindelijk heldere, ideologische keuzes zou durven te maken. Maar ze vervelde al gauw tot een weinig productief kibbelkabinet. Sinds de vermogenswinstbelasting, een eis van de CD&V, als een bom onder deze regering ligt, zijn voorspellingen over een vroegtijdige ontbinding niet van de lucht. Dezer dagen betwijfelen sommigen zelfs of deze regering het wel beter doet dan de ‘marxistische belastingregering’ die eraan voorafging.

Is het echt zo slecht gesteld? De terroristische aanslagen in Brussel en de vluchtelingencrisis slorpten meer energie en middelen op dan premier Charles Michel (MR) bij zijn aantreden had kunnen voorzien. Maar de regelmaat waarmee de N-VA, de machtigste regeringspartner, blijft wijzen op de kracht van verandering, doet vermoeden dat deze regering haar ambities niet wil bijstellen. Een vergelijking met de regering-Di Rupo moet dus lukken, en is bij het begin van 2017 zeker zinvol. Premier Elio Di Rupo (PS) moest er na tweeënhalf jaar alweer mee ophouden, premier Charles Michel (MR) heeft er vandaag iets meer dan twee jaar opzitten. De huidige, ongewone coalitie (MR, N-VA, Open VLD, CD&V) had ongeveer evenveel tijd als de vorige klassieke tripartite (PS, SP.A, MR, Open VLD, CD&V, CDH) om de boekhouding op orde te brengen en de sociaaleconomische hervormingen door te voeren die ze nodig achtten.

Zo’n vergelijking is natuurlijk nooit ideaal. Europa kreeg in 2009 een economische crisis te verwerken waarvan ook België moeilijk herstelt. Dat weegt op de resultaten van elke regering, en maakt het soms nog moeilijker om te zeggen welke effecten het beleid precies heeft opgeleverd. Daarom klopte Knack aan bij experts van verschillende universiteiten: Wim Moesen (KU Leuven), Luc Sels (KU Leuven), Michel Maus (VUB), Ive Marx (UAntwerpen), Lieven Annemans (UGent) en Herman Matthijs (UGent en VUB). Zij schetsen een opvallend vergelijkbaar en ontnuchterend beeld van de situatie. Het begrotingstekort dat Charles Michel maar niet onder controle krijgt, is daarvan misschien wel het beste voorbeeld. Na twee jaar heeft de realiteit deze regering en haar beloftes stilaan ingehaald.

Begroting en overheidsfinanciën: ‘Slechter dan de regering- Di Rupo’

Onze regeringen hebben het altijd moeilijk om de begroting te doen kloppen. Dat was onder Di Rupo en Michel niet anders. Toen die eerste er in 2011 aan begon, had België een feitelijk begrotingstekort van 4,1 procent van het bruto binnenlands product (bbp, wat we met z’n allen aan goederen en diensten vervaardigen), aan het eind van zijn regeerperiode was dat 3,1 procent. Onder Di Rupo kromp het tekort dus met 1 procentpunt. Charles Michel begon met een tekort van 3,1 procent, en vandaag bedraagt het 3 procent. Tijdens de eerste twee jaar van de huidige regering kromp het tekort met slechts 0,1 procentpunt.

Zowel de regering-Di Rupo als de regering-Michel kon profiteren van de daling van de rentelasten en had te maken met een lage economische groei – al trekt die de laatste tijd wel wat aan. Hoe komt het dan dat de regering-Di Rupo het tekort wél wist te verminderen, en de regering-Michel niet? Begrotingsexpert Wim Moesen: ‘Onder Di Rupo bestond het gros van de saneringsmaatregelen uit belastingverhogingen, al nam hij ook een paar kleine structurele maatregelen om bijvoorbeeld de werkloosheidsuitgaven te beperken en de spontane groei van de gezondheidsuitgaven te matigen. Michel voerde een taxshift door, een verschuiving van de belastingen op arbeid naar consumptie, milieuvervuiling en vermogen. Dat is een van de beste maatregelen van deze regering. Alleen klopte haar berekening niet: de vermindering van de belastingen op arbeid wordt niet gecompenseerd door inkomsten uit de andere belastingen. De taxshift is dus niet budgetneutraal, en daardoor neemt het begrotingstekort onder de regering-Michel niet af.’

Een vergelijking met Nederland maakt nog duidelijker dat onze regeringen tekortschoten in de afbouw van het begrotingstekort. In 2011 was het begrotingstekort daar met 4,3 procent iets groter dan bij ons, maar in 2014 was het al verminderd tot 2,4 procent, en 2016 werd afgesloten met een tekort van een 0,5. Nederland wist ook zijn overheidsschuld af te bouwen tot 63,5 procent, terwijl die in ons land steeg van 102,3 procent in 2010 tot 106,5 procent in 2014. In 2016 bedroeg onze overheidsschuld nog altijd 106,5 procent.

De conclusie van Moesen: ‘Ondanks de lichtjes betere conjunctuur presteerde de regering-Michel duidelijk slechter dan de regering-Di Rupo op het vlak van onze overheidsfinanciën. 2016 was een verloren jaar. De regering-Michel liet de verdere gezondmaking van onze overheidsfinanciën uit handen glippen, en dat kwam ons in november op een bolwassing van Europa te staan. Het opstellen van de begroting verliep onder de regering-Michel ook slechter dan onder Di Rupo. Daarom eisen Europa, het IMF en de OESO nu dat België realistische en geloofwaardige ramingen van de inkomsten en uitgaven maakt. Terecht, want de begrotingsopmaak was onder Michel niet ernstig en niet professioneel.’

Belastinghervorming: ‘Goede intenties, slechte uitwerking’

De regering-Di Rupo verhoogde de belastingen, de regering-Michel verlaagt ze, zo wil de huidige bewindsploeg ons doen geloven. Het klopt dat de belastingdruk onder Di Rupo steeg: een gemiddeld gezin gaf in 2011 43,1 procent van zijn inkomen aan de overheid, tegen 2014 was dat 45 procent. De regering-Di Rupo morrelde bijvoorbeeld aan de fiscaliteit op bedrijfswagens, en ze verhoogde de roerende voorheffing van 15 naar 25 procent. De regering-Michel lanceerde de taxshift, waardoor de lasten op arbeid daalden: de werkgeversbijdragen werden verlaagd en de personenbelasting wat hervormd, zodat iedereen aan het eind van de maand een ietsiepietsie meer loon krijgt. Om dat te betalen, werden bijvoorbeeld de accijnzen op alcohol en tabak verhoogd, werd een speculatietaks ingevoerd (ze werd alweer afgeschaft) en de roerende voorheffing werd opgetrokken tot 30 procent. In 2015 daalde de belastingdruk tot 44,8 procent. Dat is nog steeds een van de hoogste percentages in Europa.

‘De taxshift was een goede maar beperkte stap in het verlagen van de belastingen op arbeid, waar Di Rupo niets aan gedaan heeft’, zegt fiscaal expert Michel Maus. ‘Het probleem is dat de taxshift de overheid geld kost, en dat dus de staatsschuld stijgt. Het fiscale verhaal van de regering-Michel lijkt niet erg doordacht.’ Daar komt nog iets bij: terwijl iedereen het heeft over het vereenvoudigen van de belastingen, veroorzaakte de regering-Michel net het omgekeerde: ‘Nog nooit heeft een regering zo veel koterijen bijgebouwd als de regering-Michel’, zegt Maus. ‘Voor elke fiscale maatregel werden een massa uitzonderingen gemaakt. Dat zorgt niet alleen voor ontzettend veel fiscale regels, maar ook voor fiscale ongelijkheid.’

De regering-Di Rupo maakte met staatssecretaris John Crombez (SP.A) voor het eerst sinds lang echt werk van fraudebestrijding. De regering-Michel nam een valse start door fraudebestrijding onder te brengen bij Elke Sleurs (N-VA), die daar niets van terechtbracht. Ondertussen zit de bevoegdheid bij haar partijgenoot, minister van Financiën Johan Van Overtveldt, ‘maar de resultaten die hij boekt zijn zeker niet spectaculair’, aldus Maus. ‘In de begroting staat dat fraudebestrijding elk jaar 425 miljoen euro moet opleveren, maar daar zit hij nog lang niet aan. Er zullen nog heel veel doorgedreven maatregelen moeten komen als de regering dat cijfer wil halen.’

Maus besluit: ‘De regering-Michel mag er prat op gaan dat ze de belastingdruk wat heeft doen afnemen, en we zullen zien hoe het verder evolueert. In 2010 bedroeg onze belastingdruk 42,6 procent, dus er is nog een hele weg af te leggen. De met veel bombarie aangekondigde fiscale maatregelen blijken echter niet gefinancierd, zodat ze wegen op de overheidsfinanciën. Bovendien zorgen ze voor een nóg complexere fiscaliteit. De intenties van de regering-Michel qua fiscale hervorming waren beter dan die van de regering-Di Rupo, maar de uitwerking liet zeer te wensen over.’

Werkgelegenheid: ‘Een mooi gelijkspel’

‘Jobs, jobs, jobs’: dat waren de drie prioriteiten die premier Charles Michel tijdens de presentatie van zijn regeerakkoord in oktober 2014 naar voren schoof. De regering-Michel wilde dat er vooral banen bijkwamen in de privésector en niet alleen bij de overheid, in de gezondheidszorg, de social profit of dankzij dienstencheques. En dat gebeurde ook. Tussen 2011 en 2013 daalde het aantal loontrekkenden in ons land van 3,411 miljoen naar 3,375 miljoen. Daarna klom het cijfer op van 3,401 miljoen in 2014 naar 3,470 miljoen in 2016. Onder de regering-Michel deed zich dus een belangrijke trendbreuk voor.

‘Je mag een regering niet zomaar evalueren op het aantal jobs dat er tijdens haar ambtstermijn bijkomt’, waarschuwt arbeidsmarktspecialist Luc Sels. ‘De regering-Di Rupo kwam tot stand na een zware crisis. In tegenstelling tot in veel andere landen werd bij ons de werkgelegenheid op peil gehouden door allerlei tijdelijke maatregelen en gesubsidieerde werkgelegenheid. Ondertussen zitten we in rustiger vaarwater, de economie trekt een beetje aan, en de werkgelegenheidsgroei komt op gang. De maatregelen die de regering-Michel nam, hebben zeker bijgedragen tot het ondernemersvertrouwen, maar het is nog te vroeg om te zeggen dat de jobcreatie die we nu zien het gevolg zou zijn van de taxshift. Die zal zeker invloed hebben op de jobcreatie, maar dat zullen we pas over enkele jaren echt merken.’ Sels plaatst ook een kritische kanttekening bij het toenemende aantal jobs: ‘Je ziet ze vooral in Vlaanderen, veel minder in Wallonië en Brussel. En onze jobcreatie loopt ook wat achter in vergelijking met de rest van Europa.’

Op het eind van de regering-Di Rupo waren veel arbeidsmarktspecialisten het met elkaar eens: ze had behoorlijk wat gerealiseerd op het vlak van arbeidsmarktbeleid. Er kwam een eenheidsstatuut voor arbeiders en bedienden, de voorwaarden voor vervroegd pensioen werden verstrengd, en de werkloosheidsuitkering werd afgebouwd. Ook de regering-Michel kreeg flink wat voor elkaar. Sels: ‘Er was de verhoging van de pensioenleeftijd naar 67 jaar. Dankzij de taxshift werd serieus geknabbeld aan onze loonkosthandicap. En ze verstrengde nogmaals de voorwaarden voor wat vroeger het brugpensioen werd genoemd.’

Sels ziet op het vlak van arbeidsmarktbeleid vooral continuïteit tussen de regering-Di Rupo en de regering-Michel: ‘Eén voorbeeld: Di Rupo heeft de verhoging van de pensioenleeftijd aangekondigd, en heeft de bevolking daarop voorbereid door de voorwaarden voor rust- en vervroegd pensioen te verstrengen. Di Rupo gaf dus de voorzet, Michel kopte ‘m binnen. Ik vind hun prestaties op het vlak van arbeidsmarktbeleid evenwaardig, ze behalen een mooi gelijkspel.’

Gezondheidszorg: ‘De Block zal veel verder komen dan Onkelinx’

De populaire minister van Volksgezondheid Maggie De Block (Open VLD) kwam na de begrotingscontrole in november voor het eerst onder vuur te liggen: haar besparingen werden de sector te veel. Nu hoeft een minister van Volksgezondheid niet veel te doen om witte woede op te wekken. Laurette Onkelinx (PS), bevoegde minister onder Elio Di Rupo, kreeg al bakken kritiek toen ze een eerste aanzet deed om het ziekenhuislandschap te hervormen. Ook de andere besparingen die Onkelinx doorvoerde, leverden haar geen vrienden op.

‘Er is een acceleratie bezig’, vindt gezondheidseconoom Lieven Annemans. ‘De Block is vastberaden om de hervorming van de ziekenhuisfinanciering eindelijk door te voeren. En ook in haar onderhandelingen met de farmaceutische sector gaat ze doortastender te werk. Door een vertrouwensrelatie met de sector op te bouwen, weet ze grotere kortingen binnen te halen dan Onkelinx. Het regeerakkoord zette dan ook hoog in. Terugbetaling van medicijnen en behandelingen kon alleen nog als die noodzakelijk, doeltreffend en kosteneffectief waren. Dat zijn strenge criteria, en daar houdt De Block zich aan.’

De inspanningen van De Block moeten de groeinorm in de gezondheidszorg naar beneden halen. Dat cijfer is voor haar departement even belangrijk als het begrotingstekort voor de hele regering. Tien jaar geleden stegen de kosten in de gezondheidszorg jaarlijks met ongeveer 4,5 procent. Onder Di Rupo werd dat al teruggebracht tot 2 procent, en deze regering slaagt er zelfs in om de groei van de kosten nog lager dan de vooropgestelde 1,5 procent te brengen. ‘Dat is eigenlijk geen goede zaak’, vult Annemans aan. ‘Het Planbureau berekende al dat de groei in de gezondheidszorg beter boven de 2 procent ligt. De vergrijzing en innovaties in de gezondheidszorg zorgen ervoor dat het nu eenmaal duurder wordt. Maar verspilling moet worden aangepakt, en dat geld moet geherinvesteerd worden. Besparingen worden nu soms ook nogal rudimentair doorgevoerd: iedereen die antibiotica slikt, moet hoger remgeld betalen, bijvoorbeeld. Dat zal hopelijk het overgebruik temperen, maar voor wie echt een bacteriële infectie heeft, kan de rekening wel hoger oplopen.’

Annemans betreurt ook de (misschien voorlopige) halvering van de voorziene groei in het budget van de wijkgezondheidscentra. Die centra trekken mensen aan die anders naar de spoedafdeling van een ziekenhuis gaan, of zorg uitstellen. ‘Voor deze regering lijkt het aanpakken van de ongelijke toegang tot de zorg niet echt een prioriteit. Dat was anders onder Di Rupo, al moet het gezegd dat zijn regering ook niet veel vooruitgang boekte.’

De conclusie van Annemans: ‘Het regeerakkoord van Michel was ambitieus, en Maggie De Block wil het waarmaken. Ze heeft al een akkoord met de farma-industrie, met de ziekenfondsen en straks ook met de apothekers op zak. Misschien is het een voortzetting van de weg die haar voorgangster schoorvoetend was ingeslagen, maar De Block zal veel verder komen.’

Sociale zekerheid en pensioenen: ‘Absoluut geen trendbreuk’

De regering-Michel nam een historische beslissing: ze verhoogde de pensioenleeftijd van 65 naar 66 en 67 jaar. Die maatregel moet ons pensioenstelsel op de lange termijn betaalbaarder maken, maar treedt pas vanaf respectievelijk 2025 en 2030 in werking, wanneer van deze regering al lang geen sprake meer is. De symboolwaarde is dus hoog. De Europese Commissie is daar niet ongevoelig voor. Het leverde ons land goede punten op, en de huidige kiezers hoeven zich er nog niet meteen druk om te maken.

Daarnaast werd de verstrenging van het brugpensioen, ingezet onder de regering-Di Rupo, onder Michel verder uitgebreid en werd het pensioenstelsel van de ambtenaren gewijzigd. Zij krijgen hun studiejaren niet meer automatisch meegerekend voor hun pensioen, iederéén kan er nu extra voor bijbetalen. Maar voor de rest is arbeidseconoom Ive Marx enigszins teleurgesteld in de regering-Michel. ‘Het is de regering-Di Rupo die onder het ministerschap van Monica De Coninck (SP.A) de wachtuitkering voor jongeren veel strenger en de werkloosheidsuitkeringen degressiever maakte’, zegt Marx. ‘Nu pas wordt de impact van die maatregelen zichtbaar, maar het is niet zo dat de regering-Michel daarna nog veel heeft hervormd. Er is vooral gediscussieerd over het beperken van de uitkeringen in de tijd. Dat is in de eerste plaats een symbooldossier, het werd nooit uitgevoerd.’

Onder meer de verstrenging van de werkloosheidsregels zorgde ervoor dat onder de regering-Michel uitkeringen voor zieke werknemers voor het eerst meer kosten dan werkloosheidsuitkeringen. De coalitiepartijen maakten zich druk over dat probleem, maar er veranderde heel weinig. ‘Zo gaat het altijd’, vindt Marx. ‘Ministers als Kris Peeters (CD&V) lanceren veel ideeën, maar uiteindelijk komt er heel weinig van terecht.’

Een opvallend verschil tussen de regering-Di Rupo en de regering-Michel is de omgang met de sociale partners. De regering-Di Rupo (met de drie traditionele partijen) maakte werk van het sociale overleg, terwijl dat voor de regering-Michel en zeker voor de N-VA niet de prioriteit is. Zorgt die verandering ervoor dat niet alle ambities waargemaakt worden? Marx: ‘Het is opvallend hoe groot het verzet van de vakbonden tegen relatief bescheiden hervormingen van de huidige regering is. Neem de differentiatie van minimumlonen voor jongeren. Dat is altijd zo geweest, werd even afgeschaft, maar als deze regering dat weer wil invoeren, staat iedereen op zijn achterste poten. Zouden de sociale partners instemmen met die voorstellen als ze er meer bij betrokken werden? Ik zou er niet op rekenen.’

‘Ik heb soms de indruk dat onder het socialistische bewind grotere hervormingen mogelijk waren dan onder de centrumrechtse regering’, luidt het eindoordeel van Marx. ‘De regering-Michel doet het in ieder geval niet beter dan Di Rupo. Ze kondigt heel veel aan, maar vaak blijft het daarbij. Ze zorgde absoluut niet voor een trendbreuk.’

Ambtenarenzaken en overheidsbedrijven: ‘Niet de beloofde verandering’

Het Belgische overheidsbeslag – hoeveel van onze welvaart geeft de overheid uit? – behoort tot de hoogste van de wereld. Onder de regering-Di Rupo steeg dat van 54,4 procent van het bbp in 2011 tot 55,1 procent in 2014. De regering-Michel maakte een prioriteit van de vermindering van het overheidsbeslag, en het daalde inderdaad tot 53,7 procent in 2016. Een primeur? ‘Dit is de eerste regering waarbij de uitgaven en de ontvangsten omlaag gaan’, bevestigt professor Herman Matthijs. ‘Dat is historisch, maar in vergelijking met landen zoals Nederland en Zweden doen we het daarom niet veel beter. De regering-Michel zal het overheidsbeslag misschien tot 53 procent kunnen terugbrengen, maar dat is nog altijd bijzonder hoog.’ Het overheidsbeslag in Nederland daalde van 47 procent in 2011 naar 44,7 procent in 2016.

De regering-Michel zette ook hoog in op een ‘redesign‘, een hertekening van de overheid die moest zorgen voor een efficiëntere werking. Onder de regering-Di Rupo was het aantal federale ambtenaren stilaan beginnen te dalen, maar deze regering nam zich voor om slechts één op de vijf van hen te vervangen. Uiteindelijk moet tegen 2019 het personeelsbudget met 12 procent omlaag. ‘Deze regering slaagt erin het ambtenarenkorps sneller af te bouwen’, vindt ook Matthijs. ‘Maar dat is geen immens succes, omdat ze geen echte keuzes maakt. In plaats van duidelijk te zeggen welke taken de overheid goed moet doen en welke taken ze afstoot, voert ze lineaire besparingen door. Diensten zoals Financiën en de federale politie raken daardoor zwaar onderbemand.’

Het overheidsbedrijf NMBS vormt voor elke regering een levensgroot probleem, en ook de regering-Michel zal het niet oplossen. ‘De politiek krijgt er geen greep op. De NMBS wordt een tweede Sabena’, voorspelt Matthijs. ‘Als de spoorwegen geliberaliseerd worden, neemt een buitenlandse speler het hele bedrijf over.’ De regering-Michel plaatste eind 2016 haar pionnen aan de top van het bedrijf en in de raad van bestuur. De oude cultuur van politieke benoemingen werd voortgezet. Matthijs: ‘Het is normaal dat politici controle willen behouden over een overheidsbedrijf. Daar heeft de vorige regering niets aan veranderd, de huidige evenmin, en de volgende vast ook niet.’

Het eindoordeel van Matthijs: ‘Er is weinig veranderd aan de ambtenarij. Het interesseert de kiezer ook niet zo. Maar ook voor de thema’s waar de mensen wél wakker van liggen, zoals een eenvoudiger fiscaliteit en minder paperassen, presteert de regering-Michel zwak en zorgt ze niet voor de beloofde verandering.’

Door PETER CASTEELS en EWALD PIRONET, illustraties SERGE BAEKEN

‘De begrotingsopmaak was onder Michel niet ernstig en niet professioneel.’

‘Nog nooit heeft een regering zo veel koterijen bijgebouwd als de regering-Michel.’

‘Onder het socialistische bewind waren grotere hervormingen mogelijk dan onder de centrumrechtse regering.’

‘De vorige regering heeft niets gedaan aan politieke benoemingen, de huidige evenmin, en de volgende vast ook niet.’

Begrotingstekort (in % bbp) 2010: -4 2011: -4.1 2012: -4.2 2013: -3 2014: -3.1 2015: -2.5 2016: -3.0 Belastingdruk (hoeveel we gemiddeld van onze inkomsten afstaan aan de overheid) 2010: 42,6% 2011: 43,1% 2012: 44,2% 2013: 45% 2014: 45% 2015: 44,8%

Loontrekkende werkgelegenheid 2010: 3.357.520 2011: 3.411.178 2012: 3.397.580 2013: 3.375.614 2014: 3.401.701 2015: 3.429.901 2016: 3.470.000

Ziekte- en invaliditeitsuitkeringen (in miljoen euro) 2010: 5335 2011: 5802 2012: 6172 2013: 6672 2014: 6998 2015: 7395

Overheidsbeslag (overheidsuitgaven t.o.v. bbp) 2010 : 53,3% 2011: 54,4% 2012: 55,8% 2013: 55,6% 2014: 55,1% 2015: 54% 2016: 53,7%

Reageren op dit artikel kan u door een e-mail te sturen naar lezersbrieven@knack.be. Uw reactie wordt dan mogelijk meegenomen in het volgende nummer.

Partner Content