Hasselt in oorlog: het verhaal van Sieske Vliexs

© Lies Willaert

Tijdens de oorlog werkte Sieske Vliexs als koerierster bij het verzet in Maaseik. Een verhaal over lef en liefde.

Stad in oorlog: zeven steden, zeven verhalen

‘Ik heb dat ook meegemaakt.’ Zo begonnen veel e-mailberichten en brieven van mensen die de voorbije maanden een van de Knack-stedenspecials over de Tweede Wereldoorlog hadden gelezen. En dan volgde meestal hun eigen relaas. Over honger en bombardementen, over een naargeestige of avontuurlijke kindertijd, over helden en verraders ook. Na al die jaren zijn ze het nog niet vergeten. Dat kunnen ze niet.

Maar niet alleen overlevenden van WOII blijven geboeid door die periode. Ook jonge mensen, die zijn opgegroeid met de verhalen van hun grootouders. Want ook zij beseffen heel goed dat de gebeurtenissen uit 1940-1945 nog altijd grote invloed hebben op de verhoudingen binnen families, dorpen en steden en zelfs binnen het hele land.

Omdat veel lezers ook lieten weten niet alleen geïnteresseerd te zijn in het wedervaren van hun eigen thuisstad, zijn alle plaatselijke edities nu gebundeld in Stad in oorlog, een magaboek met oorlogsverhalen uit Antwerpen, Gent, Brussel, Kortrijk, Brugge, Hasselt en Leuven. Daarin geven historici hun vaak verrassende visie op de oorlogsjaren en komen ook de getuigen zelf aan het woord. Zo tekenden we onder meer de herinneringen op van Lode Wils, Andries Van den Abeele en Marcel Storme. Fotografe Lies Willaert zocht het voorbije jaar dan weer plekken op die tijdens de Tweede Wereldoorlog het decor vormden voor historische foto’s. Daar deed ze het werk van haar verre voorgangers nog eens over. Op dezelfde plek, vanuit hetzelfde camerastandpunt maar dan wel met de blik van iemand die pas vele jaren na de oorlog is geboren.

Ann Peuteman

Tijdens de oorlog werkte Sieske Vliexs als koerierster bij het verzet in Maaseik. Een verhaal over lef en liefde.

‘Hoewel ik eigenlijk nog te jong was, wilde ik al vanaf het begin van de oorlog bij de weerstand, net als vier van mijn oudere zussen. Een vaste klant in ons winkeltje was bij het Geheim Leger. Juffrouw Nijssens, een dame uit Ophoven die er samen met haar moeder in een grote villa woonde. Zij was het die mijn zussen had aangeworven. Verbeten viste ik enkele details uit van een verzetsvergadering van een andere afdeling, gaf die door aan juffrouw Nijssen, en toen nam ze ook mij aan, als koerierster. Het was 1941, ik was zestien en ging nog naar school.

De eerste twee jaar bij het verzet deed ik eigenlijk niet veel. Eén keer vervoerde ik handgranaten, in een zak met aardappelen. Voorts bracht ik met de fiets berichten over van Gustaaf Béazar, de chef van het Geheim Leger in Maaseik. Ik stak de papiertjes in mijn schoenen of in de verborgen inkeping achter mijn fietszakken. Later, toen Béazar was ondergedoken, begon ik ook voor hem te typen. Berichten die dan naar de sectieoversten werden gebracht. Ze bevatten meestal details over waar en wanneer we zouden samenkomen.

Naast mijn werk hier in de omtrek bracht ik af en toe ook Franse krijgsgevangenen naar Luik. Hoeveel Fransen ik zo precies heb overgebracht, weet ik niet. Maar ik heb dat traject ongeveer tien keer gedaan.

Een moeilijkere operatie was die met de neergestorte Britten en Canadezen, in juli 1943. Achteraf bekeken was dat echt gevaarlijk. In Luik bijvoorbeeld wandelde ik alsof het de gewoonste zaak van de wereld was langs de controleposten met een Engelsman aan mijn arm. Angst? Adrenaline? Het klinkt onbegrijpelijk, maar nee, die had ik eigenlijk niet.

Alles veranderde toen Tony Lambrechts, de leider van het Geheim Leger in Limburg, alle weerstanders opriep om zich op 3 september 1944 te begeven naar een afgesproken schuiloord. Het doel was om uit de handen van de Duitsers te blijven, om ons gezamenlijk bij de naderende geallieerden te kunnen voegen. Maar zover is het helaas niet gekomen. Op zaterdag 9 september, een week later, naderde een Duitse vrachtwagen aan de overkant van het kanaal. Eén van onze bewakers verraadde zich door te schieten en werd zelf onder vuur genomen en gedood. Daarna: oorverdovende stilte. De meesten van ons zaten diep in het bos verscholen, in hutten.

Zondag, rond het middaguur, denderden tien Duitse legervrachtwagens over de brug. Verborgen in de aardappelkelder naast de winkel, samen met de vrouw des huizes en het hondje dat ze tegen zich aandrukte, hoorde ik geweervuur. Het beestje gaf geen kik, we dachten dat we veilig waren. Tot de deur werd opengetrapt. En iedereen in de buurt werd opgepakt.

Op die tiende september werd ik aangehouden en naar het Nederlandse Heer gebracht, bij Maastricht. Daar heb ik voor het laatst mijn lief gezien, Martin Wolfs. Ik had Martin in 1944 leren kennen op de kermis, waar hij vaak danste. We waren er samen ook uit geweest. Gezoend hadden we nog niet, en elkaar verteld dat we bij het verzet waren evenmin. Maar we kenden ons. Het was pril en terughoudend. Maar liefde niettemin. In de kelder in Heer hebben we voor de eerste en laatste keer de hele nacht naast elkaar gezeten. ’s Anderendaags is Martin doodgeschoten nadat hij zijn eigen graf had moeten graven.’

Jan Jagers

Stad in oorlog ligt vanaf 20 oktober in de krantenwinkel en kost 7,95 euro. Abonnees betalen 4,95 euro met de voordeelbon in Knack.

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content