Jan Nolf

‘Gerechtelijk afreisverbod voor Giel contrasteert scherp met fenomeen van even jonge Syriëstrijders’

Jan Nolf Erevrederechter en justitiewatcher

Dat justitie ook snel kan werken was alvast het goede nieuws in de rollercoaster-procedure over de jonge Giel die naar het dak van de wereld wil vertrekken om er monnik te worden. Zelfs in de Himalaya is het niet altijd even vredig, maar zijn project is dat alvast wel.

Dat Giel door een ultiem gerechtelijk afreisverbod zijn plan om naar Himalaya te reizen minstens uitgesteld ziet – en naleeft – contrasteert scherp met het al maanden lang opduikend fenomeen van de soms even jonge Syriëstrijders. Volgens burgemeester Bonte zijn er uit Vilvoorde al 24 vertrokken en 8 staan vertrekkensklaar in een “radicaliseringsproces”.

Tegen dat jonge wapengeweld heeft een trio van burgemeesters mediagenieke bijeenkomsten gehouden waar vooral een brochure van overbleef. Een brochure. Iets op papier dus. Zucht. Daarnaast wordt een nieuwe ambtenaar aangeworven. Geen GAS-ambtenaar deze keer, al had burgemeester De Wever ook al GAS-boetes gelanceerd om de jonge fanatici binnen de omwalling van Vlaanderen te houden. Het werd in Mechelen een ambtenaar die luistert naar de titel van “projectmedewerker deradicalisering’, een soort “supermanager voor de bestrijding van extremisme onder jonge moslims”.

Gerechtelijk afreisverbod voor Giel contrasteert scherp met fenomeen van even jonge Syriëstrijders

Jan Nolf

Papier en ambtenaren, het gaat altijd samen. Op zo’n supervondsten zou pas een GAS-boete voor burgervaders moeten bestaan.

Giel kwam net op tijd in het nieuws om het wandelend bewijs te leveren van een jeugdbescherming die zo nodig kwik en kras kan ingrijpen in de Helaasheid der Dingen. Jeugdrechters werken in team met sociale werkers die ook achter de groezeligste gevels van Vlaanderen komen, oog in oog met misbruik en geweld. Het protectionele jeugdrecht en de snelheid van procedure die daar bij hoort geven alle andere rechtstakken het nakijken en zo hoort dat ook want het gaat om kinderen.

Het was echter geen welzijnswerker die tegen het vertrek van Giel de juridische alarmklok luidde, maar een al jaren met diens moeder in bittere procedures gewikkelde oom die Giel blijkbaar al in evenveel jaren niet meer ontmoette. Op enkele dagen tijd doorkliefde het dossier de hele piramide van justitie, nu tot in cassatie.

Ondertussen vielen twee uitspraken die helemaal haaks op elkaar staan: in eerste aanleg kreeg Giel groen licht voor zijn vertrek naar het Jonang-klooster. In hoger beroep was er zelfs geen knipperlicht, maar meteen rood.

Heeft een jeugdrechter in een hof van beroep het noodzakelijk bij het rechte eind tegenover zijn collega in eerste aanleg ? Nee, maar tenzij Cassatie er anders over beslist trekt de rechter in beroep aan het langste eind van het officieel gelijk. In zijn afscheidsbundel ‘Kiezen tussen recht en rechtvaardigheid’ schreef ere-vrederechter Evers: “het is maar de vraag of de meest uitmuntende jurist wel zo een goede rechter is. Of de burger wel gediend is met nietsontziend juridisme”.

Bijzonder wanneer het gaat over kinderen en levensbeschouwing moeten rechters terzelfdertijd waakzaam zijn maar ook de eigen grenzen kennen.

Kinderen hebben een grondrecht op geloofsopvoeding en hun ouders beschikken over een ideologische en levensbeschouwelijke opvoedingsvrijheid, gewaarborgd door art. 24 van de Grondwet en ook het Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens (EVRM). De enige grens is het ‘belang van het kind’. Dat belang van het kind en niet dit van ouders, grootouders en andere goedmenende moeiers is volgens art. 22bis van de Grondwet de “eerste overweging bij elke beslissing die het kind aangaat”.

Voor het invullen van dat belang van het kind gebruiken jeugdrechters diverse criteria die op zich nieuwe discussies kunnen uitlokken.

Zo is de continuïteit in de opvoeding vaak een ankerpunt in motiveringen: kinderen moeten beveiligd worden tegen bruuske overgangen die vaak de eigengereide agenda van familieleden verraden. Een ander criterium is het gevaar van sociale uitsluiting van het kind dat door bepaalde ouderlijke keuzes gemarginaliseerd of gestigmatiseerd zou kunnen raken.

Giel en zijn moeder verdienen in het kader van dergelijke beoordeling vooreerst zoals eenieder respect voor hun privéleven – ook al een grondwettelijk recht en een fundamenteel mensenrecht. Het is niet omdat een plan zoals dat van Giel plots de media haalde dat onze overheden zich van burgemeesters tot rechters geroepen moeten voelen plots plaatsvervangend voogd te spelen.

De geografische verplaatsing van Giel mag dan ook indrukwekkend zijn, zijn monnikenleven ligt eerder in het verlengde van wat hij kent. Een knik in zijn opvoeding zou er eerder in bestaan die knop terug te draaien.

Wie studies in een boeddhistisch klooster toch maar niets vindt moet eens praten met jeugdrechters te velde die om de haverklap geconfronteerd worden met schrijnende spijbeldossiers van jonge minderjarigen. Zelfs deeltijds onderwijs en vervangprogramma’s gaan hen in de praktijk voorbij. Het gaat dan om kleine legers van jongeren die een verloren generatie dreigen te worden. Het antwoord van het beleid is in de aanloop van de verkiezingen 2014 steeds vaker negatief: criminalisering, afnemen van kinderbijslag en uitdelen van GAS-boetes.

Voor dat doodlopend straatje is er een alternatief: investeren in buurtwerk, begeleiding en activering. Ondertussen is het jeugdrecht echter geen luxe die een overheid voor alles en nog wat aanbiedt tot in betweterig plaatsvervangend ouderschap. Justitie is een overheidsdienst die essentiële en relevante keuzes moet maken zonder te betuttelen en te vermeien in de marge.

Vonnissen of arresten in die beschermingsprocedures van het jeugdrecht zijn ‘voorlopig uitvoerbaar’. Dat betekent dat Giel na het vonnis in eerste aanleg mocht vertrekken in afwachting van het arrest in beroep, maar sinds dat arrest niet meer. Het aantekenen van cassatie werkt niet ‘opschortend’, dus het licht blijft nu voorlopig op rood staan.

Wanneer het Hof van Cassatie dat arrest van de jeugdrechter in beroep zou verbreken wordt de zaak door een jeugdrechter in een ander hof van beroep opnieuw behandeld. In die tussentijd blijft dan enkel het groene licht van het vonnis in eerste aanleg over en dus zou Giel opnieuw wél kunnen vertrekken.

Het is echter maar de vraag of het tot cassatie komt. In de mate dat het vonnis van de jeugdrechter in beroep geen eindvonnis betreft maar een tussenstand van de procedure in afwachting van verder onderzoek, is een cassatieverzoek daartegen ‘onontvankelijk’. Dat betekent ’terug naar af’, dus terug naar de Gentse jeugdkamer van het hof van beroep.

Die zal dan de eindbeslissing nemen: misschien krijgt de jongeman in de rode pij nog sneller het groene licht dan zijn 7.500 teleurgestelde Facebookfans nu denken.

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content