Els Van Hoof (CD&V)

Genitale verminking: ‘Wat kunnen we doen om deze gruwel op Belgisch en Europees grondgebied te stoppen?’

Els Van Hoof (CD&V) Kamerlid voor CD&V

‘Vrouwelijke genitale verminking is geen ver-van-ons-bed-show’, schrijft Els Van Hoof (CD&V). ‘Maar aangiftes van VGV gebeuren amper en het aantal veroordelingen voor het uitvoeren van VGV liggen momenteel op het trieste cijfer nul.’

Op 6 februari 2003 lanceerde de Nigeriaanse ‘first lady’ Stella Obasanjo een campagne die opriep om voor eens en voor altijd komaf te maken met vrouwelijke genitale verminking wereldwijd. Obasanjo’s oproep kreeg gehoor: de Verenigde Naties (VN) omarmde 6 februari sindsdien als Internationale Dag tegen Vrouwenbesnijdenis. Dertien jaar later staan we wat betreft vrouwenbesnijdenis nog steeds voor onwaarschijnlijke uitdagingen. Volgens de Wereldgezondheidsorganisatie (WHO) zijn er wereldwijd tussen de 100 en 140 miljoen vrouwen het slachtoffer van vrouwelijke genitale verminking (VGV). In sommige Afrikaanse landen zoals Guinee en Somalië, zijn 90% van de meisjes vanaf 9 jaar besneden of lopen ze een groot risico besneden te worden.

Genitale verminking: ‘Wat kunnen we doen om deze gruwel op Belgisch en Europees grondgebied te stoppen?’

VGV is echter geen louter ‘Afrikaans’ gegeven. Volgens een onderzoek uit 2012 van het Instituut voor Tropische Geneeskunde (ITG) behoren ook in België zo’n 21 000 vrouwen tot de risicogroep: 17 000 van hen hebben reeds een besnijdenis ondergaan en nog eens 4 000 lopen ‘een groot risico’ dit lot te ondergaan. Globale evoluties zoals migratiestromen zorgen er bovendien voor dat ook in ons land steeds meer aandacht voor VGV vereist is. Het ITG maakte bij monde van dokter Richard begin februari bekend dat het aantal meisjes dat in België het risico loopt om besneden te worden tussen 2010 en 2014 verdubbeld is.

Verbazend zijn die cijfers jammer genoeg niet. Ze liggen namelijk in lijn met het aantal asielaanvragen dat de voorbije jaren werd ingediend op basis van het motief ‘vrouwelijke genitale verminking’. In 2012 behandelde het Commissariaat-Generaal voor Vluchtelingen en Staatlozen (CGVS) 490 aanvragen met dit motief; in 2014 waren dat er al 701 (+43,06% t.o.v. 2012). Ook het aantal goedgekeurde asielaanvragen met VGV als grondslag nam tussen 2012 en 2014 toe met maar liefst 50,64%.

Eén zaak is duidelijk: deze cijfers zijn – letterlijk – bloedrood. De hiervoor geciteerde cijfers samen met de boodschap die het ITG deze week wereldkundig maakte, zijn ondubbelzinnig: VGV is geen ‘ver-van-ons-bed-show’ maar een ‘in-ons-bed-show’.

Rabiate aanslag op het vrouw-zijn

De WHO omschrijft VGV als “elke ingreep die leidt tot een gedeeltelijke of volledige verwijdering van de externe geslachtsorganen van de vrouw of elke andere verwonding van de vrouwelijke geslachtsorganen toegebracht om niet medische-redenen’. Men onderscheidt vier types, gaande van de gedeeltelijke of volledige verwijdering van de clitoris tot het dichtnaaien van de vaginale opening en schaamlippen.

Elke vorm van huivering bij het lezen van deze definitie is even logisch als terecht. Wat ze in de praktijk betekent, werd twee jaar geleden op accurate wijze in beeld gebracht door Annemie Struyf in de reportage “Blijf van mijn lijfje”. Deze reportage over VGV in o.a. Kenia, plakte een beeld op deze verschrikkelijke praktijk en gaf een gezicht aan de slachtoffers die deze mensvernietigende activiteit ondergaan.

Laat het duidelijk zijn: genitale verminking is een aanslag op elke vrouw die het ondergaat. VGV leidt onmiddellijk na de ingreep tot hevige pijn, bloedingen, infecties en complicaties. Op middellange en lange termijn kan chronische pijn optreden, opgezwollen littekens, cystes, stoornissen aan de urinewegen, menstruele stoornissen en onvruchtbaarheid. De kans op blijvende psychologische trauma’s en een posttraumatisch stresssyndromen is reëel, net als het risico op het ter wereld brengen van doodgeboren kinderen.

Tot daar de feiten en de probleemstelling. Veel belangrijker is de volgende vraag: wat moeten we ondernemen om deze gruwel op Belgisch en Europees grondgebied een halt toe te roepen?

Spreekrecht inzake VGV en registratie als basis voor beleid

Het beleid dat Europese landen momenteel voeren ter bestrijding en preventie van VGV, is niet éénduidig. Belangrijke verschillen tussen landen onderling liggen o.a. in ‘het recht’ van gezondheidswerkers en professionals om VGV te melden dan wel ‘de plicht’ dit te doen. Ook het registreren van de vaststelling dat een vrouw het slachtoffer is van VGV, neemt vandaag allerlei vormen aan.

‘Aangiftes van VGV gebeuren amper en het aantal veroordelingen voor het uitvoeren van VGV liggen momenteel op het trieste cijfer nul.’

In België worden bepalingen rond het beroepsgeheim geregeld via artikel 458bis. van de Belgische strafwet. Beroepsbeoefenaars die weet hebben van misdrijven (zoals VGV) ten aanzien van minderjarigen of op een persoon in een kwetsbare positie, kunnen hun beroepsgeheim doorbreken. Die regelgeving draagt minstens gedeeltelijk bij tot het aantal aangiftes en veroordelingen voor VGV in België tot dusver: aangiftes van VGV gebeuren amper en het aantal veroordelingen voor het uitvoeren van VGV liggen momenteel op het trieste cijfer nul.

Daarnaast ontbeert het ons land momenteel aan een accurate en consequente registratie van de vaststelling van VGV binnen onze perifere ziekenhuizen. Nederland kent sinds 2010 bijvoorbeeld wel een nieuwe dataset voor de registratie van gegevens van VGV. Ook Frankrijk kent een PMI-systeem (‘Protection Maternelle et Infantile’) gebaseerd op duidelijke richtlijnen voor artsen, huisartsen, verloskundigen en gynaecologen. Hoewel België sinds 1990 wel een verplicht registratiesysteem kent voor ziekenhuisopnames en daghospitalisaties, kunnen we niet om de vaststelling heen dat gegevens van VGV in het medisch dossier van patiënten momenteel niet gebeurt.

Breid spreekrecht uit in de strijd tegen genitale verminking

CD&V wil nu het hoofd bieden aan de bestaande ontoereikendheden. De wetsvoorstellen die onze partij neerlegde moeten het mogelijk maken in de toekomst wel een gericht beleid rond VGV te ontwikkelen.

Eerst en vooral stelt CD&V voor om het toepassingsgebied rond afwijkingen op het beroepsgeheim te verruimen en te verduidelijken. Laat wel duidelijk zijn dat onze partij niet raakt aan het beroepsgeheim. Wij houden vast aan een spreekrecht en pleiten dus niet voor een spreekplicht. Voor CD&V moet het spreekrecht worden uitgebreid voor elk slachtoffer van VGV, ongeacht de leeftijd. De beroepsbeoefenaar moet volgens dit nieuwe voorstel niet langer de afweging maken of een meerderjarige vrouw al dan niet in een kwetsbare positie zit. Bovendien trekt onze partij deze verruiming ook door naar herinfubilatie (herbesnijdenis), waarbij vrouwen na een bevalling soms opnieuw worden dichtgenaaid. Het moet voor iedereen duidelijk zijn dat dergelijke handelingen – ongeacht leeftijd en frequentie dat ze worden uitgevoerd – nooit getolereerd mogen worden.

Ten tweede vraagt ons wetsvoorstel voor een verplichte registratie van VGV in het medisch dossier. Meer en betere accurate registratie moet ons op termijn in staat stellen gerichter beleid te voeren ter preventie en bestrijding van VGV. Zonder kwalitatieve data is wetenschappelijk onderzoek bij voorbaat uitgesloten. Als we in de toekomst echt tot een multidisciplinaire totaalaanpak van VGV willen komen, hebben we geen andere keuze dat met deze fundamentele bouwstenen aan de slag te gaan.

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content