Ludo Bekkers

Expo: provocerende vrouwenportretten uit de jaren 70

Ludo Bekkers Kunst- en fotografierecensent

Eén van de imposante tentoonstellingen tijdens de “Summer of Photography” in Brussel gaat niet specifiek over fotografie maar toont wel hoe die, vooral in de jaren zeventig van de vorige eeuw, gebruikt werd door diverse vrouwelijke kunstenaars om zich emancipatorisch te affirmeren.

Het gaat om een brede selectie uit de collectie van het Oostenrijkse “Verbund AG.”, een machtig electriciteitsbedrijf en leidend producent van hydro-elektrische drijfkracht in Europa. De verzameling is zeer omvangrijk en is toegespitst op feministische werken vanaf 1970 in dialoog met actuele artistieke producties.

Gabriele Schor, directeur van de Verbundsammlung, stelt dat er in die jaren zeventig een beslissende omslag plaats vond, zowel maatschappelijk als artistiek. Kijk naar het nieuwe feminisme, het postmodernisme, de documentaire en in scène gezette fotografie, de performances, discussies over identiteit en de groeiende wereldwijde impact van de beeldende kunst. Ze beweert dat dàt de hoekstenen zijn geweest die de artistieke producties, vanaf toen, gemarkeerd hebben. Goed, het is één subjectieve opvatting en tevens een vrijgeleide om de samenstelling van de collectie die ze beheerd te legitimeren. Niet zonder reden is de titel van de expositie “Woman” want ze is samengesteld uit alleen maar vrouwelijke kunstenaars, beroemde, bekende en minder bekende talenten, die bijeengebracht werden onder de gemeenschappelijke noemer van de emancipatieve ontwikkeling. Het is natuurlijk zo dat in vroegere periodes vrouwelijke kunstenaars eerder uitzondering dan regel waren en dat hun impact op het artistieke/culturele forum bescheiden bleef. Maar er zijn er wel altijd geweest, al van in de duistere Middeleeuwen tot in het begin van de vorige eeuw, die zich op zowel maatschappelijk of religieus of artistiek domein een statuut hebben verworven waarmee stenen in de rivier verlegd werden.

Maar het moet gezegd en deze tentoonstelling bewijst het, dat even na de helft van de vorige eeuw, plots een emancipatoire golf is ontstaan zowel in de geesten als in het maatschappelijk en cultureel veld, die de vast geankerde restanten van de voor- en naoorlogse periode grondig heeft los gewrongen en de aanzet is geweest voor een snel evoluerende meer open mentaliteit die, om het bijbels uit te drukken, geloof, hoop en liefde een andere dimensie zou geven.

De eerste, gewaagde en vaak choquerende, exploten op artistiek vlak waren niet exclusief voorbehouden aan kunstenaressen, er waren ook mannelijke artiesten die grenzen verlegd hebben. Maar het merkwaardige is dat vrouwen, in hun artistieke productie, vaak hun lichaam gebruikten om hun vrijheid te bevestigen. Ook dat was een taboe dat doorbroken werd want hun lichaam behoorde, traditioneel, tot de intieme, persoonlijke sfeer. Maar schroom noch pudeur stonden bij velen niet meer in hun woordenboek en de onthulling of affirmatie van hun naakte publieke verschijning was een bewijs van hun onafhankelijkheid of hun vrijheid. Kunst maken met hun lichaam was een bewijs dat ze zich bewust waren van die onafhankelijkheid want het diende niet meer uitsluitend als onderwerp of model voor hun mannelijke collega’s schilders/beeldhouwers maar het werd een instrument, onderwerp én voorwerp, dat meteen ook de ontvoogding propageerde.

Veel kunstwerken bestonden in die periode uit acties of performances die eenmalig waren en soms op film of video werden vastgelegd. Ook fotografie werd gebruikt voor specifieke projecten die pas, via het fotobeeld, hun bestaanreden hadden. Een typisch en excellerend voorbeeld is Cindy Sherman (New Jersey, 1954) die tot op vandaag foto’s van zich zelf maakt, herschapen in allerlei type-personages die bedoeld zijn en pas betekenis krijgen als een kritiek op het post-moderne imago dat vrouwen in de massa-media opgeplakt krijgen.

Ook andere kunstenaressen, zoals Martha Wilson (Philadelphia, 1947) werkten op dezelfde manier met het uitbeelden van types die door de maatschappij geconsacreerd waren. De goddelijke diva, de huisvrouw, de lesbienne. Voor haar zijn het modellen van rolpatronen die ze een voor een uitprobeerde maar, zegt ze, geen enkel van die modellen was voor mij van toepassing. Ik was geschikt om kunstenaar te zijn en moest me daarop kritisch focussen.

Totaal anders gaat Hannah Wilke (New York, 1940) te werk. Zij doet onderzoek naar seks en seksualiteit, feminisme en vrouweljkheid, het lichaam en zijn verschijning. Ze gebruikt meestal haar eigen anatomie om een specifieke vrouwelijke situatie uit te beelden. Eén van haar meest bekende werken is een reeks van twintig zwart-wit foto’s “Super-T-Art” (1974) van evenveel verschillende poses die ze zelf inneemt, gehuld in een wit gewaad dat ze bij elke foto op een andere manier rond zich drapeert en daarbij refereert naar de christelijke iconografie. Vertrekkend van de figuur van Maria Magdalena evolueert ze door houding en manipulatie van het stuk stof tot een Christus aan het kruis. Al staat ze afgebeeld op een voetstuk, de zich wijzigende poses en verstilde bewegingen werken als een soloballet dat eindigt als een iconoclasme. Lucy Lippard, strijdende Amerikaanse feministe en ervaren kunshistorica, vond wel dat Wilke erg dubbelzinning was in haar houding ten opzichte van het feminisme, enerzijds en het “flirtende” van haar presentatie anderzijds. Het kwam er eigenlijk op neer dat ze haar mooie lichaam teveel gebruikte als een object zoals mannen dat zouden willen zien en dat was uiteraard de boodschap ondergraven. Naast de kwestie dus.

De Oostenrijkse Birgit Jürgenssen (Wenen, 1949-2003) heeft in 1976 een foto gemaakt zoals nog vele andere, als een pertinent statement. Ze staat/zit voor de camera, gekleed in een burgerlijke jurk uit de jaren vijftig, met kanten kraag en een camee op haar borst, het bovenlichaam en de handen gedrukt tegen een glasplaat terwijl onder haar kin, met lippenstift de tekst werd geschreven: “Ich möchte hier raus”. Misschien niet zo subtiel als boodschap maar wel duidelijk. Het is de teneur van al haar werk dat ook prachtige ingekleurde tekeningen en gouaches omvat.

De Belgische Lili Dujourie (Roeselaere, 1941) is ook aanwezig in de verzameling en de tentoonstelling met een werk uit 1977 dat typisch is voor die periode uit haar rijkgevulde carrière. Het is een reeks van zes zwart-wit foto’s waarop, in een kale kamer, een naakt lichaam op de vloer in verscheidene poses ligt uitgestrekt. Het is niet duidelijk of het om een mannelijke of vrouwelijke figuuur gaat en de houdingen refereren naar poses bij het schilderen van het naaktmodel. Indien we er van uitgaan dat het de kunstenares zelf is die hier gefotografeerd werd, is de interpretatie mogelijk, hypothetisch, dat het om kijken en bekeken worden gaat.

Deze tentoonstelling, die dus geen specifieke foto-expositie is en dan ook niet als dusdanig kan beoordeeld worden moet eerder beschouwd worden als standpunt bepalend ten opzichte van de emancipatie van de vrouw. Genderkwesties zijn nu eenmaal aktueel en in die optiek past deze keuze in de tijd. Bovendien is ze kunsthistorisch te rechtvaardigen omdat het fenomeen van happenings, performances, destijds de kunstactualiteit beheerste en, retrospectief gezien, een van de vele pogingen is geweest om de kunstwereld op andere sporen te zetten. Vandaag is het geschiedenis maar blijkbaar heeft de feministische beweging nood aan het subjectief ophalen van vroegere artefacten uit de kunstgeschiedenis die in het verleden hun doel hadden maar vandaag, zeker artistiek, achterhaald zijn. Wat niet belet dat laten kijken naar vroegere fenomenen historisch belangrijk is en, zeker voor de jongere generatie, een ijkpunt kan vormen voor hun cultureel perspectief.

Tentoonstelling “Woman. The Feminist Avant-Garde of the 1970s” Brussel, BOZAR nog tot 31 augustus.

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content