Redactie Knack

Klassiek: De techniek voorbij (****1/2)

Het Belcea Quartet tovert met energie

Gehoord in de Gentse Handelsbeurs op 27/9

De Grosse Fuge was in Beethovens tijd een van zijn minst populaire composities: weinig toegankelijk en aartsmoeilijk om te spelen. Hoe voer je trouwens de bijbehorende instructie ‘Tantôt libre, tantôt recherché’ (even vrij als bestudeerd) uit? Precies zoals het Belcea Quartet dat maandag in de Gentse Handelsbeurs deed, luidt het antwoord. Want de essentie van deze fuga is de volgende: door haarscherp én perfect op elkaar afgesteld spel kan je met vier strijkers een vrijheid en kracht uit de compositie halen die haar een bijna onwerkelijke glans geven. Een beetje zoals de gevlamde patronen die je op de allerbeste violen ziet ontstaan door de dichte nervenstructuur van het hout. Ze liggen er bovenop, vormen een extra dimensie. Dat is net zo met deze Grosse Fuge: pas als je dat bovenliggende patroon van pure energie hoort, besef je dat dit stuk, die wilde warreling van fuga’s, meer dan een eeuw op zijn tijd vooruit was.

Om dat te kunnen laten horen moet je een ijzersterk ensemble zonder enige faalangst zijn, en dat is het kwartet van Corina Belcea zonder twijfel. Britse controle op z’n extreemst, elk forte en elk piano, elk crescendo en decrescendo, elke uitstervende coda op het scherpst van de snee gespeeld. Misschien af en toe wat overbeschaafd, maar zeker nooit gekunsteld, vanwege het brede arsenaal aan expressiemogelijkheden dat het kwartet ter beschikking heeft én ook gul en gevarieerd gebruikt.

Minstens even interessant als de prestaties van het kwartet zelf (dat na de pauze ook een sprankelende, extraverte versie van Mozarts Strijkkwartet KV. 465, bekend als ‘Dissonanten’, bracht), was de combinatie met zang die het ensemble de jongste tijd wel vaker verkent. Niet zo’n voor de hand liggende keuze, dit soort composities is niet bepaald dik gezaaid. In dit geval zong mezzosopraan Angelika Kirchschlager voor de pauze het prachtige Il Tramonto, een compositie van Respighi op een naar het Italiaans vertaalde tekst van Percy Shelley. Een hyperromantisch verhaal van liefde en dood, waarbij de overlevende geliefde na haar dramatische verlies haar leven vult met dagelijkse beslommeringen en bijna-berustend verlangen naar het einde. Mooi ingehouden begeleid door het kwartet en sterk gezongen door Kirchschlager, die een tikje last leek te hebben van haar stem maar toch alle beschikbare expressieve middelen uit de kast wist te halen om het verhaal te vertellen.

Na de Mozart werd het tweede deel afgesloten met een nog uitgebreidere combinatie: die van strijkers, stem en piano. We keken met enige argwaan naar de grote Steinway op het podium: het is absoluut geen sinecure om deze balans goed te krijgen. Toch lukte dat pianist Simon Lepper prima met het vrij korte Chanson perpétuelle van Ernest Chausson. Een lied op een tekst van Charles Cros die ons minder kan bekoren. Alweer een vrouw die voor een man valt (‘Et puis, je ne sais comment – Il est devenu mon amant’ – Dat klinkt alsof iemand dringend over bloemetjes en bijtjes moet leren) en nadien door hem verlaten wordt. Het lied is Wagneriaans van stijl en vraagt een zeer beweeglijke stem: weer zette Kirchschlager een onberispelijke en erg charmante versie neer, ondersteund en op de gepaste momenten even overspoeld door het Belcea Quartet.

Een uitstekend samengesteld programma met bij het begin een Grosse Fuge die weinig andere ensembles op deze aardbol even indringend kunnen brengen: dit relatief bescheiden concert was zonder meer een van de beste die we dit jaar mochten beleven.

Peter Vandeweerdt

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content