De Wever: ‘Relatie tussen politici en journalisten volgt spel van vraag en aanbod’

N-VA-voorzitter Bart De Wever © Belga

Volgens N-VA-voorzitter Bart De Wever is de relatie tussen politici en journalisten helemaal te herleiden tot de markt van vraag en aanbod. ‘Als een politicus zijn prijs kan opdrijven, dan zal hij dat doen.’

‘De relatie tussen politici en journalisten is helemaal te herleiden tot de markt van vraag en aanbod.’ Dat was de boodschap die N-VA-voorzitter Bart De Wever dinsdagvoormiddag had voor een groep studenten politieke wetenschappen aan de Universiteit Antwerpen. Hij was gevraagd een gastles te geven over politieke communicatie.

Bart de Wever kreeg de voorbije weken regelmatig het verwijt te horen dat hij op een onfatsoenlijke manier met journalisten omgaat. Een journalist van Het Nieuwsblad werd een interview geweigerd, en de verhouding tussen De Standaard en de Antwerpse burgemeester is al maanden getroebleerd. Aan de Antwerpse studenten wilde De Wever zijn kant van het verhaal zonder al te veel schroom een keer vertellen.

Selectief

‘De relatie tussen politici en journalisten is helemaal te herleiden tot de wet van de econoom Adam Smith‘, begon hij zijn uiteenzetting. ‘Alles draait om de markt van vraag een aanbod. De muur waar politici over moeten klimmen om in de media te raken, is niet voor iedereen even hoog. Voor beginnende en onbekende politici is die zelfs torenhoog, op een bepaald moment in je carrière lijkt hij dan weer meer op een gracht.’

‘Wie onbekend is, heeft dus veel aanbod en weinig vraag. Die moet creatief en niet te kieskeurig zijn om aandacht te krijgen. Ik kan geen uitspraak doen zonder dat de PVDA daar een betoging tegen organiseert. Voor een kleine partij is dat begrijpelijk.’

‘Vandaag heb ik er belang bij om schaarste te creëren. Nu ben ik selectief in alles wat ik zeg, want het dreigt allemaal nieuws te worden.’

De Wever heeft zelf een tijd meegemaakt waarin hij moeite had om in de media te raken. ‘In het begin heb je niet te kiezen en moet je je schikken naar mediasettings die je later nooit meer zal aanvaarden.’ Nu is hij in het andere uiterste beland. ‘Vandaag heb ik er belang bij om schaarste te creëren’, zegt De Wever daarover. ‘Nu ben ik selectief in alles wat ik zeg, want het dreigt allemaal nieuws te worden.’

Mediastrategie

Soms lukt dat niet helemaal: ‘De VRT heeft een tijdje gedacht dat ik VTM bevoordeelde omdat ik ’s zondags bij hen ging zitten en niet in De Zevende Dag. Ik heb dan maar eens een uitnodiging van Terzake aanvaard, ook al had ik totaal niets te vertellen. ‘Dit wordt een nietszeggend interview’, zei ik hen, en ook achteraf dacht ik niets controversieels of ophefmakends te hebben gezegd. Wel, ja, wat ik daar over minderheidsgroepen vertelde, heeft tien dagen het nieuws beheerst.’

Maar doorgaans past Bart De Wever dus beter op. ‘Waarom zou ik nu nog een interview geven aan Joël De Ceulaer? Ik weet dat hij me niet moet en mij geen enkele cadeau zal doen. Ik kan mijn momenten toch zelf kiezen. Tenzij de vierde macht denkt dat vrijheid van meningsuiting ook een verplichting tot meningsuiting vormt voor politici. Als een politicus zijn prijs kan opdrijven, zal hij dat doen. De kans bestaat natuurlijk dat hij dat later met interest zal moeten terugbetalen: daar ben ik me ook van bewust.’

Maar niet alles wat over de mediastrategie van De Wever wordt beweerd, blijkt te kloppen. ‘Dan zegt men dat ik mijn vragen doorgeef aan de interviewers. Dat is natuurlijk niet zo. Wat ik wel kan doen, bijvoorbeeld, is wijzen op beslissingen die de week erna worden genomen. Als ik daar dan in De Zevende Dag over vertel, hebben zij het nieuws en moeten alle andere media naar hen verwijzen.’

‘Ik heb ook nooit een debat gekregen met Patrick Janssens: hij wilde niet één op één met zijn uitdager debatteren tijdens de Antwerpse gemeenteraadsverkiezingen.’

Forse kritiek

Bart De Wever
Bart De Wever © .

‘Alleen kan ik dus wel kiezen om één op één in De Zevende Dag te zitten, en niet meer in debat te gaan. Waarom zou ik daar nog tussen drie andere politici gaan zitten die ook allemaal hun boodschap aan de kijker proberen te verkopen? Niemand deed dat nog op zijn hoogtepunt: Verhofstadt, Stevaert, Leterme,… Ik heb ook nooit een debat gekregen met Patrick Janssens: hij wilde niet één op één met zijn uitdager debatteren tijdens de Antwerpse gemeenteraadsverkiezingen. Kris Peeters is nooit in debat willen gaan met Liesbeth Homans: ook al geloofde iedereen onze spin dat zij onze kandidaat was voor het minister-presidentschap. Maar waarom zou hij dat ook doen? Peeters had daar niets bij te winnen. Enkel door aan zo’n discussie deel te nemen, zou hij al verloren zijn.’

De Wever uitte ook fors wat kritiek op de media en journalisten. ‘Politici manipuleren de media niet meer dan journalisten ons manipuleren’, was zijn stelling. ‘De grootste dramaqueens zijn ook journalisten. Ik krijg daar dan hele lange mails van: het is soms onvoorstelbaar. Alleen lees je daar nooit iets over in de media. Ik heb ook niet de gewoonte om erover te beginnen want dat gevecht kan je toch niet winnen.’

‘Het probleem is dat wij met een kleine afzetmarkt zitten in Vlaanderen waar geen plaats is voor een kwaliteitstitel zoals Le Monde. Er zijn wel twee kranten die zichzelf kwaliteitskranten noemen, maar die staan ver af van wat het zou moeten zijn. Nieuws, duiding en opinie lopen gewoon overal los door elkaar. Overlijdensberichten in de krant zijn feiten, het weer is duiding en de horoscoop is helemaal opinie. Maar verder is het overzicht helemaal zoek.’

Gevraagd naar zijn beslissing om de relaties met De Standaard op te zeggen, antwoordt De Wever minder resoluut. ‘Dat is niet zinvol, nee. Dat is niet productief. Het is ook geen doordachte strategie. Maar uiteindelijk ben ik ook een mens, en heb ik op een bepaald moment gezegd dat het niet meer hoefde. Als die krant een betalend forum geeft aan Dyab Abou Jahjah, of een journalist een vendetta tegen mij laat voeren: van De Morgen verwacht je zulke dingen maar toch niet van De Standaard. Dat was altijd mijn huiskrant.’

‘Het is niet omdat wij paranoïde zijn – een bewering die waarschijnlijk pertinent en juist is – dat we ook niet effectief worden achtervolgd.’

En ook de eeuwig terugkerende vraag of journalisten links zijn, kwam aan bod. ‘Het is een constante dat rechts denkt dat het harder wordt aangepakt dan links. Maar het is niet omdat wij paranoïde zijn – een bewering die waarschijnlijk pertinent en juist is – dat we ook niet effectief worden achtervolgd. Uit onderzoek blijkt dat 56 procent van de journalisten zichzelf extreem- tot centrumlinks noemt. Slechts een minderheid is (centrum)rechts. En dat merken wij: u moet in een krant als De Standaard gewoon eens de vragen in interviews lezen. Die zitten tjokvol stellingen tegen N-VA.’

‘Maar ik ben uiteraard de laatste die u op dat vlak moet geloven’, voegde hij eraan toe. (Peter Casteels)

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content