Jan Cornillie en Zeynep Balci (SP.A)

‘De derde weg tussen islambashers en moslimknuffelaars’

Jan Cornillie en Zeynep Balci (SP.A) Directeur en expert diversiteit van de SP.A-studiedienst

‘Telkens als een concreet voorval in de actualiteit aanleiding geeft tot een nieuwe ronde in het debat, lijkt het feest voor de islambashers en gaan de moslimknuffelaars in verdediging’, schrijven Jan Cornillie en Zeynep Balci van SP.A. ‘Maar antwoorden kunnen we enkel vinden als we op zoek gaan naar elementen die ons binden.’

Nu de Ramadan voorbij is, is de tijd rijp om even terug te blikken. Met wat afstand en de nodige nuance. Toen de Ramadan begon, maakte het gemeenschapsonderwijs in Brussel meteen melding van jonge moslimkinderen die niet wilden deelnemen aan de zwemles. Ze waren bang om ongewild een slok water binnen te krijgen. Veel onbegrip bij ouders en leerkrachten en verontwaardiging alom. Vandaag, een maand later, blijkt uit navraag van Brussels parlementslid Jef Van Damme dat het om welgeteld twee leerlingen ging. Twee (!).

‘De derde weg tussen islambashers en moslimknuffelaars’

Telkens als een gebeurtenis aanleiding geeft tot een nieuwe ronde in het debat – zoals nu weer met het zwembadincident – lijkt het feest voor de islambashers en gaan de moslimknuffelaars in verdediging. Aan de ene kant wordt elke individuele moslim herleid tot een medeplichtige geloofsgenoot. Aan de andere kant worden islamitische praktijken en gewoonten overgeromantiseerd. Dit scenario herhaalt zich tot vervelens toe, terwijl pertinente vragen onbeantwoord blijven. Voor de zuiverheid van het debat moeten we de feiten kennen, net als de juiste context en nuances. Anders blijven alleen overdrijvingen over.

Laten we dus beginnen met de feiten. Vlak nadat Brusselse scholen gemeld hadden dat ook kinderen aan de ramadan wilden deelnemen, reageerde de Infolijn islam van de Vlaamse overheid prompt. De infolijn maakte meteen duidelijk dat kinderen nooit verplicht mogen zijn om te vasten en dat ze hun nachtrust nodig hebben. Case closed, zou je denken. Maar neen, het debat ging gewoon ongenuanceerd verder, terwijl feiten of rechtzettingen van academici of sleutelfiguren van geloofsgemeenschappen op een koude steen vielen.

‘Is religie écht prominenter aanwezig in onze samenleving? En zo ja, waarom is dat zo?’

Hoe komt dat? Een verklaring is dat mensen feiten vaak interpreteren in het licht van hun eigen verwachtingen. In die feiten – zoals dat zwembadincident – zoeken ze dan bevestiging voor de angst die ze hebben. In dit geval angst voor de islam of haar invloed, wat ook nog eens versterkt wordt door eenzijdige, stereotiepe beeldvorming. Anderzijds kunnen feiten ook een trend aankondigen. De cruciale vraag is echter of er écht een trend is naar ‘nog meer religie’ binnen de geloofsgemeenschap zelf. Is religie écht prominenter aanwezig in onze samenleving? En zo ja, waarom is dat zo?

De vraag is dus niet zozeer of er veel of weinig kinderen aan de ramadan (willen) deelnemen, maar of er een trend is naar méér deelname dan vroeger en of dat eigenlijk een probleem is. En daarbij is angst geen goede raadgever: angst voor de islam en de vrees dat die strenger dan vroeger wordt beleefd, kleuren de feiten.

Hoe de allochtoon moslim werd

Religieuze identiteit neemt de laatste decennia een steeds belangrijkere plaats in in het debat. Waarom is dat? Is het door de propagandafilmpjes van IS, door de met Saudisch geld geïmporteerde prediker of is het gewoon een tegenreactie? Daarbij gaat men al te vaak voorbij aan de realiteit, met name een diverse ‘belevingsrealiteit’. Zo identificeren sommige moslims zich met de officiële islam van hun land van herkomst, terwijl anderen dan weer kiezen voor een seculiere variant, bijna zonder religieuze referentie. Nog anderen gaan voor een combinatie van de twee. Het diaspora-bestaan dwingt mensen om stil te staan bij hun leven, cultuur, taal, normen en waarden. Hoe de samenleving je dan ziet, bepaalt de speelruimte en de vrijheid om je identiteit te vormen.

‘Waar vroeger vooral de etnische en linguïstische identiteitsvorming werd benadrukt, is dat nu langzaam maar zeker opgeschoven naar religie.’

Een maand geleden verscheen een Duits onderzoek waarin vastgesteld werd dat tweede en derde generatie Turken in Duitsland zich eerder Turks dan Duits voelen. Maar tegelijk willen 4 op 10 Duitsers geen moslims in Duitsland. Diezelfde trend zien we in Vlaanderen. Bijna de helft van de Vlamingen wil liefst in een buurt wonen met alleen mensen van Belgische afkomst, terwijl amper 30 procent van de Vlaamse moslimjongeren zich aanvaard voelt. Erger nog, 60% denkt zelfs dat onze samenleving hen nooit als ‘geïntegreerd’ zal beschouwen.

Waar vroeger vooral de etnische en linguïstische identiteitsvorming werd benadrukt, is dat nu langzaam maar zeker opgeschoven naar religie. De verschillende aanslagen – van New York tot Brussel – maar ook politieke en religieuze evoluties in de thuislanden brachten de islam in amper een decennium prominent in de schijnwerpers. Migranten afkomstig uit de islamitische wereld en hun kinderen veranderden zo geleidelijk van allochtoon tot moslim. Het is een nieuwe manier om de ander aan te duiden.

Op die manier werd de relatie van migranten tot hun godsdienst dé graadmeter voor het al dan niet geïntegreerd zijn. De vrees voor de islam en de onophoudelijke discussies beïnvloeden de identiteitsvorming van minderheden, en drijft hen meer en meer in de richting van godsdienstbeleving. Dat aanpassingsgedrag lijkt op zijn beurt de angst in onze samenleving te versterken. Zo zijn we in een gevaarlijke, vicieuze cirkel beland.

Gedeeld burgerschap bepalen we samen

Daarom is het islamdebat een legitiem debat dat het verdient om gevoerd te worden. Maar dan wel op basis van juiste feiten, de nodige nuance en afstand. Daarbij is dialoog meer dan nodig. Ja, ook met diegenen die niet overtuigd zijn van een pluralistische samenleving. Maar nog belangrijker is wellicht dat het debat niet op zichzelf staat. Het speelt zich af in een context van identiteitsontwikkeling binnen een polariserende en verharde samenleving.

De discussies over discriminatie, over een vak gemeenschapsvorming in het onderwijs, over wat mag en niet mag in scholen, over de lesinhoud van het vak geschiedenis, of over de nieuwkomersverklaring getuigen allemaal van de vraag om die richting te bepalen. Een richting die uiteindelijk gefundeerde antwoorden moet bieden. Antwoorden die we enkel kunnen vinden als we op zoek gaan naar de elementen die ons binden. Gedeeld burgerschap in de toekomst kunnen we enkel samen bepalen.

Partner Content