Vrije Tribune

‘De ambitie van de regering om het aantal eindtermen te reduceren is een moeilijke oefening’

Vrije Tribune Hier geven we een forum aan organisaties, columnisten en gastbloggers

Luc De Man van de Vlor roept op om het debat over de eindtermen over meer te laten gaan dan over de actualisering van de inhoud ervan.

De Vlaamse Regering is drukdoende de eindtermen inhoudelijk te actualiseren en finaal te reduceren. Het maatschappelijk debat hierover – o.a. via het participatieve traject ‘Van LeRensbelang’ – is levendig. De boutade dat Vlaanderen over vijf miljoen onderwijsspecialisten beschikt, werd de voorbije maanden op een positieve manier bevestigd. Maar de inhouden van de eindtermen zijn slechts een deel van het verhaal. Minstens zo belangrijk is de herziening van het statuut en de architectuur van de eindtermen. Een luik dat de voorbije maanden onderbelicht bleef in het debat en dat nieuw leven wordt ingeblazen in het boek ‘De toekomst van de eindtermen. Van onderwijsbeleid tot klaspraktijk.’ (Politeia).

Het onderwijsveld zit behoorlijk in de knoei met het instrument ‘eindtermen’ als sturend mechanisme van de onderwijsoverheid op de klaspraktijk. Sinds de invoering van dit decretaal geregelde mechanisme begin van de jaren 1990, is er heel wat veranderd: eindtermen kregen een aantal nieuwe functies en er groeiden nieuwe verwachtingen. Verwachtingen die niet altijd te rijmen zijn met de manier waarop de huidige eindtermen zijn opgesteld.

‘De ambitie van de regering om het aantal eindtermen te reduceren is een moeilijke oefening’

Laat ons wel wezen. De ambitie van de regering om het aantal eindtermen te reduceren is een moeilijke oefening. De meest urgente vraag van leerkrachten is immers om de eindtermen en de daarvan afgeleide leerplannen zo duidelijk en concreet mogelijk te formuleren.

Voorts is er de gelijkekansengedachte. Aan de ene kant is er de terechte maatschappelijke roep naar een hoog ambitieniveau van de eindtermen, maar hoe verzoenen we dat met het garanderen van gelijke kansen en met het toepassen van de inclusiegedachte van het M-decreet?

De sturende functie van de eindtermen heeft bovendien een aantal tendensen geactiveerd in de onderwijspraktijk die haaks staan op de professionaliteitontwikkeling van leerkrachten. Veel leerkrachten ervaren eindtermen en leerplannen immers als een keurslijf dat in elke context dezelfde eisen oplegt. Eigen inbreng en aanpassingen aan leerlingencontexten worden door het huidige systeem amper aangemoedigd.

Van norm tot richtsnoer

Maar wat het meest in het oog springt, is de verschuiving de jongste jaren van de oorspronkelijke functionaliteit van de eindtermen, zijnde de ‘norm voor het opmaken en goedkeuren van leerplannen’ naar een ‘richtsnoer voor het evalueren van leerlingen’. Deze evolutie is moeilijk te rijmen met de visie op eindtermen die onderwijsspecialisten voorstaan, nl. dat eindtermen en afgeleiden ontwikkelingsgericht moeten opgesteld zijn. De geactualiseerde inhouden van de eindtermen zullen alleen hun (kwaliteits)volle impact hebben als ook de visie over hun statuut en architectuur mee evolueert. Onderwijsspecialisten plegen hierover in toenemende mate denkwerk en overleg. Over een aantal kwesties groeit een consensus, een aantal andere aspecten blijven (nog) steken in een standstill.

Consensus

Binnen de Vlaamse Onderwijsraad (Vlor), het strategisch adviesorgaan van de bevoegde minister en via andere vormen van formeel en informeel overleg, groeit onder onderwijsspecialisten stilaan een consensus over een aantal cruciale insteken.

Zo is iedereen het erover eens dat de wat?-vraag een opdracht is voor de democratisch verkozenen, het Vlaams Parlement en de Vlaamse regering. Een verfrissende stem in het eindtermendebat als Patrick Loobuyck noemt dit ‘de prijs van de vrijheid’. Ook is er eensgezindheid over wie met de hoe?-vraag aan de slag moet: hoe de einddoelen gerealiseerd moeten worden, ligt in de handen van de onderwijsprofessionals, de onderwijsverstrekkers, de scholen en hun leerkrachten.

Knelpunt

Het grootste knelpunt is de wie?-vraag (of de OK-vraag). Wie bepaalt of de maatschappelijk gevraagde doelen gehaald worden? Vandaag ligt de verantwoordelijkheid over de evaluatie van de leerlingen uitsluitend bij de leerkrachten. Deze leerkrachten wensen echter meer duidelijkheid na toenemende kritiek op hun evaluatiepraktijk vanwege de Onderwijsinspectie, het Rekenhof, Oeso-rapporten, de beroepsprocedures tegen de beslissingen van de delibererende klassenraden. Het antwoord op die steeds dwingendere vraag naar duidelijkheid wordt in de praktijk in toenemende mate ingevuld door educatieve uitgeverijen die op vraag van de zoekende leerkracht (model)toetsen bij hun methodes opmaken, al dan niet met een digitale verwerking van de resultaten. Willen we die richting verder blijven uitgaan: de evaluatiepraktijk in handen geven van privéorganisaties? Of voeren we ook in Vlaanderen een ernstig debat over de toepassing van valide en betrouwbare evaluatie-instrumenten vanuit het oogpunt van gelijke onderwijskansen?

Waar leggen we de lat?

Maar op heel wat andere vlakken in het eindtermendebat rijpen dus gelukkig wel degelijk de geesten. Zo wenkt overeenstemming om het begrip ‘minimumdoel’ te herbekijken. Een minimumdoel is op basis van de huidige regelgeving nog steeds de norm om de bereikbaarheid van een eindterm te beoordelen: de eindterm moet bereikbaar zijn voor 75% van de leerlingen van de betrokken leerlingengroep. Maar kunnen we toelaten dat 25% van onze jongeren dat doel niet haalt, m.a.w. niet voorbereid wordt om een kansrijke integratie in de samenleving te halen? Maatschappelijk, vanuit een sociale gelijkheidsnorm, is het niet wenselijk dat 25% van de lerenden de einddoelen niet (kan) behalen.

Ideologie en politiek

Er is dus al een hele weg afgelegd in de moeilijke zoektocht naar een billijk compromis over de actualisering van de eindtermen. Sommige tegenstellingen zijn intellectueel-rationeel te overbruggen, andere zullen blijven botsen op ideologische en politiek tegengestelde uitgangspunten. We blijven ervan overtuigd dat heel wat historisch gegroeide spanningen wegebben door goed en open overleg. Andere tegenstellingen daarentegen zijn ook in 2016 nog amper bespreekbaar, vooral als het gaat om de vrees voor het afstaan van autonomie door de onderwijsverstrekker (bv. het eerder aangehaalde evaluatieknelpunt).

En natuurlijk is de vraag hoe politiek Vlaanderen in zijn huidige verhouding meerderheid/minderheid zal omgaan met de gegroeide overeenstemming en de overblijvende tegenstellingen. We gaan ervan uit dat onderwijskwaliteit voor alle lerenden daarbij het enige ijkpunt is.

Luc De Man

Voorzitter Raad Secundair Onderwijs van de Vlor

Gewezen hoofd van de Pedagogische begeleidingsdienst van het GO!

Hoofdredacteur ‘Beleid voeren in het onderwijs’ en (samen met Kris Denys), coördinerend redacteur van De toekomst van eindtermen. Van onderwijsbeleid tot klaspraktijk., Uitgeverij Politeia, verschenen op 30 oktober 2016

Op 16/11 organiseert uitgeverij Politeia eenstudievoormiddag/boeklanceringover de toekomst van de eindtermen

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content