John Vandaele

‘Bericht van een gutmensch aan Maarten Boudry’

John Vandaele Journalist MO* en auteur van 'De melkboer en de geschiedenis' (EPO)

John Vandaele, journalist bij MO*, reageert op het feit dat filosoof Maarten Boudry hem onlangs in een interview in Knack een gutmensch noemde naar aanleiding van wat hij eerder schreef: ‘Ik ben eerder geneigd het als iets positief te ervaren, een geuzentitel die zegt dat ik de goede houding nastreef in deze tijden van polarisering.’

Het is niet dat ik niet besef tot welke gruwel wij mensen in staat zijn, of dat ik niet zou zien dat het identitaire denken overal verder oprukt – weze het nu in de vorm van Chinees, Japans, Amerikaans of Vlaams nationalisme, of het terugplooien op rabiate interpretaties van de islam of het hindoeïsme. Maar wat is het juiste antwoord op die evolutie? Ik blijf geloven dat we zeker hier in onze diverse samenleving moeten blijven streven naar wederzijds begrip en empathie. Dat we alleen zo tot meer samenhang kunnen komen. Dat iemand me verwijt dat ik dat doe, vind ik geen verwijt. Integendeel.

Bericht van een gutmensch aan Maarten Boudry.

Wat ik wel misplaatst vind, is de onuitgesproken hautaine houding van Boudry, zijn misplaatste zekerheid dat hij toch evident de verstandige visie belichaamt. Ik weet niet wat Boudry over allerlei mogelijke onderwerpen al verkondigd heeft, maar als ik alleen nog maar het artikel in Knack doorneem, ben ik niet overtuigd van zijn wijsheid.

Weinig intellectuele hygiëne

Van een filosoof verwacht ik dat hij heldere termen hanteert zodat hij of zij duidelijkheid schept. Alleen al het gebruik van de term Gutmensch met alle connotaties die daaraan vasthangen, staat daar haaks op. Boudry aarzelt ook niet om uitspraken te doen die aantoonbaar verkeerd zijn. De door hem aangeduide Gutmenschen, waaronder dus ondergetekende, vinden volgens hem onze samenleving de slechtste ter wereld. ‘Ik stoor me aan publicaties als MO* Magazine, De Wereld Morgen of Kif Kif, die totaal doorgeschoten zijn in een soort antiwesters cultuurrelativisme. Ze vinden dat alle culturen gelijkwaardig zijn, min het Westen en Israël. In hun ogen is de enige echt verwerpelijke cultuur de onze’, zo zegt hij.

Waarop hij zich baseert om deze sterke uitspraak te doen, blijft geheel onduidelijk. Dat is ongepast voor een helder denker. Om maar iets te zeggen: het artikel dat hem er naar eigen zeggen toe bewoog mij een Gutmensch te noemen, eindigt met deze woorden: ‘Mevrouw Rutten, ik woon graag in Gent, in België, in Europa en ben ongetwijfeld met elke vezel verbonden met die plekken en hun tradities. En ik ben daar blij om. Een tikkeltje fier zelfs bij momenten. Toch voel ik niet de behoefte om ons superieur te noemen. Wie dat wel doet, heeft niet erg diep nagedacht.’

Zeg nu zelf: dat zijn niet echt de woorden van iemand die onze samenleving de slechtste ter wereld vindt. Dit is slechts een kleinigheid, maar het illustreert toch hoe onvoorzichtig onze filosoof met labels en woorden jongleert. Het is niet omdat je kritiek formuleert op uitspraken en/of handelingen van Belgische politici dat je onze samenleving de slechtste ter wereld vindt. Dat is hetzelfde soort denkfout als elke kritiek op Israël duiden als Jodenhaat.

Hoe verdedig je onze geliefde samenlevingsvorm?

Boudry vindt onze samenlevingsvorm superieur. Ik zou dat nooit zo zeggen, maar ik leef ook liever in een samenleving die de vrijheid van meningsuiting hoog in het vaandel voert, en alle burgers (ook minder hooggeschoolde) de kans biedt mee het beleid te beïnvloeden – door te stemmen, door zich te organiseren en verenigen, door te participeren zelfs in het beleid. En zo te komen tot een samenleving die vrijheid en gelijkheid realiseert. Ik wil best wel vechten om dat soort samenleving in stand te houden of tot stand te brengen.

Dat ik verknocht ben aan deze samenlevingsvorm, betekent evenwel niet dat ik zo nodig overal wil gaan verkondigen dat onze samenlevingsvorm superieur is aan die van anderen. Ik heb teveel gereisd, en teveel volkeren ontmoet die sceptisch worden als wij, de oude kolonisatoren, bombardeerders en regime changers, de passie preken. Dat kan ik nooit vergeten. Dat soort taal roept bovendien bij heel wat mensen al meteen weerstand op, en verkleint de kans om mensen te betrekken in onze samenleving.

Boudry gaat nog verder. Hij wil onze samenlevingsvorm kennelijk beschermen door haar te ondergraven. Immers, hij vindt het niet kunnen dat er in onze samenleving mensen zijn die verwerpelijke ideeën hebben over vrouwen, homo’s en ongelovigen. Ik zie dat ook liever niet, hoor, maar in een liberale samenleving geldt de vrijheid van meningsuiting. De grote Verlichtingsfilosoof Voltaire wordt in verband gebracht met de uitspraak ‘ik verfoei uw mening, maar ik zou mijn leven geven opdat u ze zou kunnen uiten’. Niks van die ruimdenkendheid bij Boudry, ten minste als het om moslims gaat.

Hij heeft begrip voor kiezers die op Trump stemmen – ‘we moeten ermee leren leven dat er mensen zijn die een andere boodschap hebben dan wijzelf’, zei hij in een krant – maar datzelfde inlevingsvermogen wil hij niet betonen voor moslims. Het valt ook op dat de ongelijkheid van mannen en vrouwen in de kerk onbesproken blijft: vrouwelijke priesters zijn ondenkbaar, vrouwelijke imams niet want die bestaan. Het is zo moeilijk om over een anarchistisch georganiseerde godsdienst als de islam algemene uitspraken te doen, maar Boudry voelt zich niet geremd. Onvoorzichtige veralgemeningen zijn geen goed idee voor een filosoof.

Ik had mijn “vijand” kunnen zijn

Onlangs las ik een mooie tekst van de Joodse schrijver David Grossman. Daarin schreef hij: ‘We hebben eindeloos veel manieren om in het leven te zijn… Heel snel, heel jong, verkalken we en sluiten we ons op in één enkel ik, een welomschreven wezen. … Voor mij is schrijven een reis langs de denkbeeldige assen tussen het jongetje dat ik was, en de oude man die ik zal zijn, tussen de Israëliër die ik ben, en de Palestijn die ik had kunnen zijn.’

Dat vind ik een ontroerende en hoogstaande houding, dat je zover wil gaan in je zoektocht naar “begrijpen”, dat je je ook in de levensloop en het zijn van je “vijand” wil inleven. Vanuit het besef ‘we zijn allemaal mensen die evenwel door hun omgeving, de loop van hun leven, bepaalde individuen worden’. Zo kan je de wereld begrijpen, daarom hoef je hem nog niet goed te keuren. Maar begrip komt eerst en is een voorwaarde voor verzoening of toenadering.

Niks daarvan bij homo sapiens Boudry. Hij concentreert zich juist op het zo groot mogelijk maken van het zij dat hij stelt tegenover een vanzelfsprekend correct wij – waar hij dan zelf uiteraard toe behoort. Eerder dan zoveel mogelijk mensen met begrip en inleving te bejegenen, wil hij er zoveel mogelijk in het zij-kamp krijgen. Want ‘Liberale moslima’s die hier om spirituele redenen een hoofddoek dragen, gebruiken onwillekeurig een symbool van vrouwenonderdrukking en hebben indirect iets gemeen met fundamentalisten.’

Deze mannelijke verdediger van de vrouwenemancipatie gaat dus aan vrouwen zeggen wat die hoofddoek voor hen betekent: onderdrukking.

Wat een aanmatigende houding. Deze mannelijke verdediger van de vrouwenemancipatie gaat dus aan vrouwen zeggen wat die hoofddoek voor hen betekent: onderdrukking. Ik weet niet of hij hier al moslima’s met een hoofddoek ontmoet heeft, ik vond dat soms erg alerte en zelfbewuste dames. Ik had geen enkele behoefte – maar dan ook geen enkele, heer Boudry – om hen met de gekken van IS te associëren. Dat is eigenlijk hetzelfde als atheïsten verbinden met Stalin, of christenen met de inquisitie. Boudry gooit ook Erdogan en Turkije op dezelfde hoop.

Eigenlijk beledigt hij zo vele mensen. De voornaamste slachtoffers van jihadistische terreur zijn immers moslims. Die distanciëren zich steeds luider van daesh en van de terreur. Toch worden die door Boudry allemaal tot een grote klonter van de islam geboetseerd.

Als je een beetje mensenkennis hebt, dan weet je dat die houdingen – agressief taalgebruik, selectieve empathie, de zaken op de spits drijven, onvoorzichtige veralgemeningen, het wij-zij-denken in de hand werken – niet bevorderlijk zijn voor wederzijds begrip. Terwijl we juist dat broodnodig hebben in onze samenleving.

Er is een andere houding mogelijk en wenselijk

Kijk, ik ben zelf ook het geloof in den heer verloren. En sta soms versteld van de bizarre zaken waarin mensen geloven. Van de dwangmatigheid waarmee ze bepaalde rituelen willen naleven. Terwijl ze toch ook zien dat anderen, overal ter wereld, dan weer in heel andere zaken geloven. Maar ik weet tevens dat wij, Europese atheïsten, een minderheid zijn in de wereld. En als je kijkt naar de morele resultaten, in termen van beheersing van menselijke agressie, dan doen die godsdiensten het niet per se slechter dan het atheïsme. Zie Mao, Stalin en Hitler.

Je kan als mens ook een heel andere beweging maken.

Soms voel ik ook een woede tegenover ‘de’ moslims in mij opkomen als ik begin na te denken over de terreuraanslagen, de verknochtheid aan de eigen godsdienst, de onverdraagzaamheid van sommige moslims,… Het is een emotionele zuigkracht die ik soms voel.

Maar dan denk ik aan de moslims die ik persoonlijk ken en dan weet ik dat woede tegenover “de” moslims gewoon misplaatst is. Even vaak zag ik bij hen de woede om de vernedering en de discriminatie die ze hier ondergaan, en om het westerse geweld tegenover moslimlanden. En die begrijp ik ook.

En ik begrijp tevens dat mensen die gediscrimineerd en verdacht gemaakt worden – 9/11 droeg daar sterk toe bij, ik weet nog dat ze me “Osama” toeriepen toen ik in die periode een dancing betrad met een Marokkaans mutsje – op zoek gaan naar andere houvast dan de samenleving die hen lijkt af te wijzen. En dat ze zich bijgevolg terugplooien op tradities die ze associëren met hun herkomst.

En ik voelde hun appreciatie als ik begrip toonde voor die andere kant van het verhaal. En daarvandaan komt mijn aanvoelen dat we er alleen zo kunnen uit geraken. Dat we elkaar alleen met wederzijds begrip kunnen vinden en beetje bij beetje de muren van wantrouwen slopen. En dat lukt soms ook, voel ik in mijn eigen stad Gent. Alleen zo kunnen we leren hand in hand staan tegenover de gekken aan weerskanten. Door te zeggen ‘jij hoort eigenlijk ook bij de gekken’, zoals Boudry doet met meisjes met een hoofddoek, bereik je juist het omgekeerde. Dat is elementaire menselijke psychologie. Dat is ook een vorm van intelligentie, Maarten, emotionele intelligentie, heet dat. En verder stel ik voor dat we eens iets gaan drinken, want je woont in mijn buurt, denk ik.

Was getekend,

Een gutmensch.

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content