‘Het klinkt misschien vreemd: maar ik vind coachen leuker dan zelf voetballen.’ Op bezoek bij Stijn Vreven, ooit dynamietstaaf op de Nederlandse voetbalvelden, nu trainer van Lommel United, dat het vanavond in de beker tegen Vrevens ex-ploeg AA Gent opneemt.
Voor ons ligt een stapel met knipsels. Kleine berichtjes over Stijn Vreven (41) uit Belgische kranten, twee interviews uit Sport/Voetbalmagazine, meer dan tien grote verhalen uit De Volkskrant, Algemeen Dagblad en Voetbal International. Typerend voor zijn imago. Onbekend/onbemind in eigen land, gefêteerd/gecultiveerd in Nederland.
Vorig seizoen, zes jaar na zijn vertrek bij ADO, ging Voetbal International op audiëntie in het Soevereinstadion van Lommel United. De conclusie? “Ook als trainer een geval apart. Privé is Vreven een rustige, vriendelijke verschijning. Als je hem zachtjes hoort praten, vermoed je met een medewerker van een kinderboerderij van doen te hebben. En dan ook nog eentje die stiekem de halve dag met alle dieren loopt te knuffelen. Maar zodra Vreven gras ruikt, transformeert hij in een soort hulk. Dan oogt hij eerder als iemand die zonder pardon konijntjes de kop afbijt.”
Vandaag, in brasserie Wembley in Hasselt, is Vreven zijn aaibare ik. Gebogen over een koffie verkeerd, waar hij in twee uur amper twee keer aan zal nippen, legt hij zijn trainers in de weegschaal. “Weet je wat verrassend is? Dat ik sommige trainers die ik toen slecht vond nu totaal anders inschat. Van sommigen, van wie ik niet wild was, heb ik toch veel opgestoken. Zoals van de technisch-tactische aanpak van Trond Sollied.
“Ik wilde negentig minuten aanwezig zijn, maar plots stond daar iemand die zei wanneer ik wel of niet mocht gaan, die me vroeg waarom ik dáár stond. Te afgelijnd, terwijl ik nu ondervind dat je op duidelijkheid en afspraken altijd kunt terugvallen. Als het goed gaat, zit iedereen in de flow, maar in de mindere momenten moet je naar een basis kunnen terugkeren.”
De afstandelijke manier waarop Sollied met de spelers omging, sprak je minder aan?
“Hij was héél afstandelijk. Daar had ik het moeilijk mee, zeker omdat ik met Johan Boskamp had gewerkt. Heel direct, terwijl Sollied ingetogen en beredeneerd was. Wel altijd to the point, in drie woorden zeggen waar andere trainers drie zinnen voor nodig hadden. Één kanttekening: hij gaf de spelers te veel vrijheid en ging ervan uit dat iedereen zich professioneel gedroeg. Spelers moesten zichzelf kunnen zijn, terwijl hij óp het veld alles regelde. Daar ben ik het niet mee eens. Als je de afspraken naast het veld niet kan naleven, dan zeker niet tijdens een wedstrijd of training.”
Scène 1
“Ik word een beetje ziek van jou! Ik zie het al, jij gaat het nooit redden. Wat een kúthouding heb jij! Op deze mistige dinsdagavond is de rust in Lommel plots verstoord. De ontploffende persoon is trainer Stijn Vreven. Het is niet exact duidelijk wat zijn middenvelder heeft misdaan, maar diens sloffende tred lijkt het probleem. “Verdomme! Kijken!” Plots stoomt Vreven net als vroeger als een sneltrein over de prairie. “Hier met de bal! Nu! Zó doe je dat!”
(Voetbal International, december 2013)
Op training lijk je een kloon van Johan Boskamp. Akkoord?
“Boskamp en Erik Gerets hebben mij op het vlak van motivatie en omgaan met de spelers beïnvloed. Als Boskamp binnenkwam, dan schreeuwde hij een keer en er doken drie jongens onder tafel. (lacht) Iedereen was scherp, al heb ik er ook een paar figuurlijk zien sterven. Sandy Martens had veel meer kwaliteiten dan ik, maar had het onder Boskamp heel moeilijk.
“Ook Gerets, die ik meemaakte bij Kaiserslautern, is een voorbeeld. In de eerste wedstrijden van het seizoen speelde ik wel, maar toen de resultaten tegenvielen, greep hij terug naar de ploeg die het jaar ervoor de bekerfinale had gespeeld. Ik was een van de slachtoffers, nu besef ik dat een trainer altijd kiest voor iets waarvan hij denkt dat het resultaten zal opleveren.
“Ik kon er niet mee omgaan dat ik ‘standaardwisselspeler’ was. Er zijn gasten die in drie seizoenen geen minuut speelden, maar die dachten: ik pak elke maand mijn geld. Dat zijn zakenmannen, terwijl ik een sportman was. Ik had nog twee jaar contract, maar ben naar Vitesse vertrokken. Veel geld laten vallen, maar dat maakte me niets uit.”
Had je ook trainers van wie je zag hoe het niet moest?
“Je kan niet iedereen tevreden houden. Elf spelers vinden je top, terwijl zij die niet spelen dat altijd de schuld van de trainer vinden. Ook daarom praat ik meer met de wisselspelers dan met jongens die in de basis staan. Die gesprekken kunnen confronterend zijn omdat ik de zaken benoem. Te weinig in balverlies, niet goed in balbezit, te weinig mentaliteit. Maar als ze aan hun gebreken werken, stijgen hun speelkansen. Je moet een rechte lijn aanhouden.
“Bij een trainer wilde ik ook iets vóélen. Goed of slecht, maar er moest een band zijn. Met Foeke Booy had ik die niet, vroeg ik me na een seizoen af: ‘Wat hebben wij aan elkaar?’ Met Frans Adelaar, de beste coach met wie ik in Utrecht werkte, had ik die band wel. Maar we hadden succes en dat praat een stuk makkelijker.”
Scène 2
Tegenstanders irriteren, alles in de strijd gooien, maar ook goed voetballen. Hoewel zijn worstelpartijen het meest in het oog springen, is Vreven een van de spelers die FC Utrecht zo sterk maakt. Roda’s linkerflankspeler Tom Soetaers was na vijf minuten zo geïntimideerd dat hij elke bal angstig en snel wegjoeg en verder alleen nog maar achter de voortdurend opkomende rechtsback aanhobbelde.
(Voetbal International, mei 2001)
Je werd vooral getypeerd als een voetballer die het van mentaliteit en karakter moest hebben. Voelde je je daardoor tekortgedaan?
“Na mijn carrière wel. Mijn trainersvisie is gebaseerd op voetballend vermogen, positiespel en opbouwen. Alles wat ze mij als speler nooit hebben aangemeten, terwijl ik dat toen al heel belangrijk vond. Ik kon geen zeven man dribbelen, maar had een vrij goede basistechniek. Bal controleren, voorzet geven… Maar door mijn karakter heb ik er méér uitgehaald én ben ik zelfs international geworden. Over technische en tactische kwaliteiten werd nooit gesproken als ze het over Stijn Vreven hadden, wel over duelkracht, verbetenheid, loopvermogen. Raar hoe zo’n beeld ontstaat.”
Je hebt het nooit tegengesproken.
“Neen. Ik kwam ook nooit op het veld met het idee: ‘Ik zal eens laten zien hoe goed ik kan voetballen.’ Alleen winnen was belangrijk. Nog altijd. Het liefst met goed en verzorgd voetbal, maar als het oneerlijk moet en de scheidsrechter aanvaardt het, dan is dat prima. Winnen is de standaard, verliezen maakt me ongelukkig. Ik had vaak een meningsverschil met trainers die zegden: ‘Alle spelers willen winnen.’ Dat kan, maar ik vind niet dat iedereen er evenveel voor doet. Toen ik net trainer was en na een trainingspartijtje vroeg wie gewonnen had of hoeveel doelpunten ze hadden gemaakt, dan kon niemand antwoorden. Héél bizar, want ik was daar als speler altijd op gefocust, ook in partijtjes drie tegen drie.”
Het cliché wil dat de mentaliteit is veranderd.
“Het was anders, ja. Bij Utrecht waren we vrienden, maar we sloegen elkaar wel drie keer per week op de bek. Letterlijk! En na de match gingen we met de hele selectie op stap. Ik heb niets aan ideale schoonzonen, die stuk voor stuk met mijn dochter zouden mogen trouwen. Bescheidenheid is prima, zo probeer ik in het leven te staan, maar op het veld moet eergevoel en winnaarsmentaliteit de bovenhand nemen. Altijd, want er is geen knop ‘winnen’ die je op zaterdag even kan aanschakelen.”
Scène 3
Als speler was Vreven de ideale prooi voor elke journalist, want in elk antwoord kreeg een falende trainer of ploeggenoot een draai om de oren. Bij Vitesse werd hij zelfs ontslagen na kritiek op de kerstmissfeer binnen de Arnhemse selectie.
(Voetbal International, december 2013)
Na een wedstrijd met Sint-Truiden zei je ooit: ‘Ik kan in de spiegel kijken, sommige jongens niet.’ Zou je dat nu aanvaarden?
“Daar zou ik het moeilijk mee hebben, omdat ik met zo’n uitspraak te veel aan mezelf dacht. De situatie in Arnhem was anders. We werden zesde, ik zei dat we als vijfde hadden moeten eindigen. Te weinig inzet, terwijl ik elke week op het veld kwam met de idee dat het mijn laatste wedstrijd was. Ik vond het vreemd dat Edward Sturing, in zijn tijd ook een karakterspeler, daar zo zwaar aan tilde.”
Je was een moeilijke kerel voor je trainers?
“Dat denk ik wel. Op training in Utrecht verloor ik ooit een wedstrijdje door een verkeerde beslissing van Adelaar, die scheidsrechter was. Ik was woedend, ging enorm tekeer en werd achteraf in zijn kantoortje geroepen. Hij vond het ongehoord dat ik hem, de trainer, zo zwaar had aangevallen. Maar, zei ik: ‘Ik heb op de scheidsrechter gescholden, niet op de trainer…'”
Wanneer heb je voor jezelf beslist dat je trainer wilde worden?
“Dat kan pas als je wordt gevraagd. Toen Neerpelt kwam, dacht ik: misschien is dit het juiste moment. Tot ik door een aantal makelaars werd opgebeld. ‘Speler-trainer in eerste provinciale? Als je daar geen resultaten behaalt, is je carrière voorbij.’ Een risico, maar de beste keuze die ik kon maken. Meteen kampioen en het jaar erna, toen ik als speler was gestopt, tweede plaats in bevordering. Daardoor kon ik de stap zetten naar Dessel, waar we als degradatiekandidaat een heel sterk seizoen neerzetten, en Lommel United.”
Generatiegenoten begonnen als assistent in eerste klasse en zijn gepromoveerd, terwijl jij als T1 in eerste provinciale begon. Wat is het ideale parcours?
“Moeilijk te zeggen. Ik las onlangs een interview met Jürgen Klopp, die ook zeven jaar Mainz 05 heeft getraind en dat enorm leerzaam vond. Want, zei hij: ‘Bij Mainz moest ik alles zelf doen, terwijl ik bij Dortmund zeven of acht specialisten heb.’ Dat gevoel heb ik ook. Bij Dessel, bijvoorbeeld, moest ik ’s morgens de deuren opendoen en ’s avonds het alarm aanzetten. (lacht)
“Anderzijds werd Bob Peeters via de beloften van AA Gent hoofdtrainer van Cercle, kon IvanLeko als speler van Lokeren OHL coachen en is ArnarVidarsson ook T1. Voor sommigen gaat het blijkbaar gemakkelijker. Maar ik heb niets gekregen, ook niet als voetballer.”
Scène 4
Hij heeft al wat trainerstrucs. Zo moet er eerst een ambulance met gillende sirene komen voorrijden, wil Vreven tijdens een training fluiten voor een overtreding. Zijn methodiek lijkt op het eerste oog wat primitief, vooralsnog weet de trainer er bij al zijn clubs iets mee teweeg te brengen.
(Voetbal International, december 2013)
Je bent veeleisend. Kan dat bij een semiprofclub?
“Ik heb studenten, jongens die een job hebben en een aantal profs. Ik wil daar rekening mee houden voor en na de training, niet tijdens. In matchen tegen profclubs kan ik dat onderscheid ook niet maken. ‘Vandaag is het tegen Eupen, dus mogen we verliezen.’ Neen, dat aanvaard ik niet. Ik wil belevingsvoetbal zien, met emotie, groter loopvermogen dan de tegenstander, tactische discipline: de ingrediënten om succes te hebben.
“Van de 20 spelers zijn er 15 volwaardige tweedenationalers, maar als het mij echt niet aanstaat, dan… Anderzijds ben ik ook niet dom: elf zestienjarigen opstellen en binnen drie maanden op straat staan. Dan ben ik misschien wel stoer geweest, maar economisch toch niet zo sterk bezig.”
Wat is de uitdaging met Lommel United?
“We hebben het tiende budget in tweede klasse, maar ik wil wel de eindronde halen. Wij doen het met jongens van rond de kerktoren, terwijl we tegen de helft profclubs spelen. En toch zijn we een luis in de pels. De supporters van Lommel United leefden van herinneringen, nu mogen ze opnieuw dromen.”
Wat is je ambitie als trainer?
“Ik denk dat ik ook in eerste klasse mijn visie zou kunnen doordrukken en een groepsproces kan creëren. De ambitie is er, maar niet tot elke prijs. Toen we met Neerpelt aan kop stonden, zei Dessel vijf wedstrijden voor het einde dat ik meteen moest komen. Ik had er al getekend voor het seizoen erna en werd onder druk gezet. ‘Nu of nooit.’ Maar ik had al zo veel van de club en mijn spelers geëist, dat ik ze niet in de steek kón laten. Daarvoor ben ik te principieel.”
Scène 5
Vreven roept, klapt, scheldt, schudt het hoofd en wil het liefste het veld inrennen, maar bedenkt zich telkens net op tijd (…) Hij schopt zijn stoeltje omver (…) Vreven stormt op de dichtstbijzijnde grensrechter af en lijkt hem levend te gaan villen. Drie assistent-trainers grijpen net op tijd in en trekken hun baas van zijn geschrokken doelwit af.
(Voetbal International, december 2013)
Je bent geen zittende coach?
“Ik sta negentig minuten recht, loop bijna in het veld, maar dat betekent niet dat ik dat beter vind dan een T1 die in alle rust observeert. Ik vind het wél belangrijk om passie te tonen. Sommige spelers denken dat ik het niet zal volhouden, maar ik houd pas op als ik ze krijg waar ik dat wil. Dat merken ze, in die mate dat ze dachten: ik kan maar beter óók enthousiast zijn.”
Had je het verwacht dat je dit vak zo leuk zou vinden?
“Ik vind het leuker dan zelf voetballen. Ik wil mijn spelers tactisch, mentaal en fysiek sterker en daar zijn we met de staf dag en nacht mee bezig. Een speler moet trainen, eten en rusten. Als trainer ben je altijd bezig, ook omdat je een grotere verantwoordelijkheid hebt.”
Wat staat je tegen in het trainersvak?
“Momenteel niets, maar ik heb ook nog geen tegenslagen gekend. Als het straks eens minder loopt, houd ik dezelfde visie aan? Dat heb ik vorig seizoen meegemaakt, toen we in de eerste acht wedstrijden niet wonnen en sommigen mij in een bepaalde richting probeerden te duwen. Even gewankeld, maar toch gezegd: ‘Als ik ten onder ga, dan liever aan mijn principes.'”
In Neerpelt en Dessel ging je heel fel tegen de scheidsrechters te keer. Lessen getrokken?
“Ik heb het heel moeilijk met onrecht en verkeerde beslissingen, maar op een bepaald moment had ik al meer in de tribune dan op de bank gezeten. Dat moest ik bijsturen… Ik ben ooit, om me tegen mezelf te beschermen, uit vrije wil achter de omheining gekropen, maar toen mocht ik niet meer naar de dug-out terugkeren.” (lacht)
Bij Neerpelt werd je in juli 2011 geconfronteerd met de dood van doelman Jelle Evens, de broer van Bernt. Kon je het voetbal toen relativeren?
“Absoluut. Ik had niet verwacht dat er ooit ‘iets’ zou zijn waar het voetbal ondergeschikt aan zou zijn. Het doodsprentje van Jelle hangt nog altijd in de keuken en ik kijk er elke dag naar. Vreselijk. Het is goed om bij zulke drama’s stil te staan en te beseffen dat voetbal inderdaad maar een spelletje is.”
DOOR CHRIS TETAERT – BEELDEN: BELGAIMAGE/YORICK JANSSENS
“Bij Utrecht waren we vrienden, maar we sloegen elkaar wel drie keer per week op de bek. Letterlijk!”
“De supporters van Lommel United leefden van herinneringen, nu mogen ze opnieuw dromen.”
“Als ik ten onder ga, dan liever met mijn principes.”