IN DEZE RUBRIEK DIEPT JACQUES SYS ANEKDOTES OP UIT DE KELDER VAN ZIJN GEHEUGEN. VANDAAG: HET GOUDEN BEVEREN.

Binnen een paar weken maken ze zich bij Waasland-Beveren wellicht klaar voor de eindronde, een nieuwe poging om de poort naar eerste klasse open te breken. Maar de gouden tijden op de Freethiel keren niet meer terug. De memorabele Europese wedstrijden die werden gespeeld, de twee titels en twee bekers die tussen 1978 en 1984 werden behaald. En dat telkens met hartverwarmend voetbal. In Antwerpen, ook toen niet bepaald een mekka van topvoetbal, werd in die tijd gezegd dat je de Boerentoren moest beklimmen om voetbal te zien. Dan kon je van daaruit naar de wedstrijden van Beveren kijken.

Weinig clubs die zo als een puzzel in elkaar schoven als Beveren. Maar weinig verenigingen ook waarin het amateurisme nog zo overheerste. Omdat de meeste spelers overdag werkten. Toen Beveren in de kwartfinale van de Europacup op Inter speelde, gaf trainer Robert Goethals tot één uur ’s middags les. Dan vertrok hij snel naar Milaan, samen met spits Bob Stevens, die als handelsingenieur werkte en ’s morgens geen vakantie kon krijgen. Beveren speelde op San Siro 0-0 gelijk en zette de situatie twee weken later recht: 1-0, een goal van Stevens, op vier minuten van het einde. Nog erger was het voor de halve finale van dezelfde Europacup in Barcelona: meteen na de wedstrijd moest Robert Goethals vertrekken, hij was om drie uur ’s nachts thuis en stond om acht uur in Brugge voor de klas. Waar hij zes uur les moest geven. En dan ’s avonds snel naar Beveren waar alweer een training op het programma stond.

Samen met hun trainer schipperden ook de spelers van Beveren constant tussen hun job en het voetbal. Paul Van Genechten, de centrale verdediger, werkte bij de brandweer en moest vaak een vervanger zoeken als hij diende te voetballen. Of hij kwam in uniform naar de wedstrijden. Of Bob Stevens moest al eens het grootste deel van de trainingen missen omdat een vergadering was uitgelopen en vroeg dan aan Robert Goethals of die even wilde wachten om hem alleen onder handen te nemen. En Urbain Braems, die Beveren in 1978 met de beker naar het eerste succes had geleid, maakte voor een wedstrijd in Beringen eens mee dat zijn aanvoerder Jean Janssens, die overdag dokwerker was in de Antwerpse haven, rechtstreeks van zijn werk naar een hotel in Herentals kwam, waar de spelers verzamelden om iets te eten. Hij arriveerde er vuil en ongeschoren. Braems kon hem nog net uitleggen wat de tactiek was. Vervolgens won Beveren met 1-5, Jean Janssens maakte drie goals. Als Beveren op afzondering trok, moest Janssens trouwens vaak ’s morgens om zeven uur nog even heen en weer naar de dokken om nog een paar uur te werken. Robert Goethals bracht hem dan daarnaartoe en wachtte tot hij klaar was.

Het lijkt allemaal folklore en toch zat er een enorme honger in deze spelersgroep, een drang naar zelfbevestiging. Jean-Marie Pfaff was daar de exponent van. Zijn leergierigheid kende geen grenzen. Pfaff was altijd met zijn lichaam bezig, verdiepte zich in zijn spierstelsel en deed zelfs oefeningen om zijn vingertoppen optimaal te kunnen gebruiken. Toen Beveren in Toulouse ooit een toernooi speelde, ging hij tijdens de wedstrijd tussen Saint-Etienne en Bayern München achter het doel van Bayern staan om daar alle bewegingen van Sepp Maier te kunnen bestuderen. De keeper van Bayern was voor hem een halfgod.

De enige die niet altijd een grenzeloze ambitie uitstraalde, was de meest klasrijke van de ploeg: Heinz Schönberger, de orkestmeester, het bindmiddel tussen verdediging en aanval. Die had ogen op zijn rug en kon op een verbluffend snelle manier in beide richtingen rond zijn as draaien. De Duitser was een wereldvoetballer maar had dat zelf niet in de gaten. Snelheid in het spel brengen, nooit een ongepaste dribbel, nimmer een individueel nummertje als het niets opleverde voor de ploeg, de meest geniale voetballers zijn degenen die de toeschouwers de indruk kunnen geven dat voetbal simpel is. Urbain Braems wordt vandaag nog altijd lyrisch als hij over het spel van Schönberger praat. Maar die gaf zichzelf nooit complimenten, hij onderging het allemaal met een verbazende gelatenheid. Ook al genoot Schönberger op het veld. Omdat hij zo veel beweging rond zich aantrof, omdat er zo veel afspeelmogelijkheden waren.

Helemaal niets blijft er van die gouden tijden op de Freethiel over. Tenzij vergeelde herinneringen. Veel herinneringen.

Reageren op dit artikel kan u door een e-mail te sturen naar lezersbrieven@knack.be. Uw reactie wordt dan mogelijk meegenomen in het volgende nummer.

Partner Content