Luik-Bastenaken-Luik als vierde ‘monument’ in het wielrennen: van waar die term?

Tadej Pogacar won in 2021 al Luik-Bastenaken-Luik. ©  Belga images
Jonas Creteur
Jonas Creteur Sportredacteur bij Knack.

Zondag wordt Luik-Bastenaken-Luik gereden, het vierde ‘monument’ van het wielerseizoen. Waar komt die term vandaan?

De heilige graal: daar wordt winst in de vijf monumenten van het wielrennen vaak mee vergeleken. Het geldt als een uitzonderlijke prestatie, vanwege de diversiteit van de parcoursen van Milaan-Sanremo, de Ronde van Vlaanderen, Parijs-Roubaix, Luik-Bastenaken-Luik en de Ronde van Lombardije (‘Il Lombardia’). Daarop blinken doorgaans verschillende types van renners uit. Een stevige kasseispecialist van 75 kilo of meer is op de lange beklimmingen in de Ardennen of Lombardije sterk in het nadeel, terwijl een lichtgewicht van minder dan 70 kilo zelden de Ronde van Vlaanderen of Parijs-Roubaix zal winnen.

Hoe uitzonderlijk de combinatie is, blijkt ook uit de korte lijst met renners die de vijf monumenten op hun naam hebben geschreven: Rik Van Looy, Eddy Merckx en Roger De Vlaeminck. Sinds die laatste in 1977 zijn serie vervolledigde, kwamen alleen Hennie Kuiper, Sean Kelly (beiden in de jaren tachtig) en Philippe Gilbert (in 2019) in de buurt met zeges in vier verschillende monumenten.

Tadej Pogacar wordt nu genoemd als de topkandidaat om zich ooit bij Van Looy, Merckx en De Vlaeminck te voegen. Hij won al Luik-Bastenaken-Luik, Il Lombardia en begin april de Ronde van Vlaanderen. Opvallend voor een ex-Tourwinnaar van amper 67 kilogram. Blijft nog over voor de Sloveen: Milaan-Sanremo en Parijs-Roubaix. Als Pogacar die nog binnenhaalt, wordt hij de eerste renner die tíjdens zijn carrière kan zeggen dat hij de vijf monumenten heeft gewonnen.

Tadej Pogacar is de topkandidaat om zich ooit bij Van Looy, Merckx en De Vlaeminck te voegen.

Van ‘monumenten’ was immers nog geen sprake in het tijdperk van Van Looy, Merckx en De Vlaeminck. Die term vond pas ingang vanaf 1989, toen UCI-voorzitter Hein Verbruggen de Wereldbeker in het leven riep. Hij wilde de wielersport internationaler maken met een regelmatigheidscriterium van twaalf eendagskoersen, onder meer met de nieuwe Wincanton Classic in Engeland en de Grand Prix des Amériques in Montréal.

Daarnaast moest de Wereldbeker, zo vertelde Verbruggen in een interview met Le Monde, de ‘monumenten’ van het wielrennen ‘veiligstellen’. Die prestigieuze titel verloor in de jaren erna zijn aanhalingstekens, en werd uiteindelijk een officieuze stempel voor de grootste vijf eendagswedstrijden.

Acht klassiekers

In de decennia voor 1989 had je de acht grote klassiekers. Daartoe behoorden, naast de vijf huidige monumenten, de Waalse Pijl, Parijs-Brussel en Parijs-Tours. Op Luik-Bastenaken-Luik na maakten die ook deel uit van de eerste Challenge Desgrange-Colombo, het regelmatigheidscriterium dat in 1948 boven de doopvont werd gehouden.

In de veertig daaropvolgende jaren verloren de Waalse Pijl, Parijs-Brussel en Parijs-Tours veel van hun pluimen. De Waalse Pijl werd begin de jaren zeventig naar een weekdag verschoven, terwijl de wedstrijd ervoor nog evenwaardig was aan Luik-Bastenaken-Luik, de race waarmee het tot 1964 het Ardens Weekend vormde. Parijs-Tours wisselde te veel van parcours, met aankomsten in Versailles en Chaville. En Parijs-Brussel stond zes jaar (1967-1972) niet eens op de kalender, waarna de koers naar het najaar verhuisde.

Zo scheidden Milaan-Sanremo, de Ronde van Vlaanderen, Parijs-Roubaix, Luik-Bastenaken- Luik en Il Lombardia zich vanaf 1989 langzaam af als de ‘monumenten’. Mede dankzij hun lange geschiedenis, want hun eerste edities werden al eind negentiende of begin twintigste eeuw georganiseerd.

Toch hadden ook die wedstrijden niet altijd evenveel prestige. Luik-Bastenaken-Luik maakte bijvoorbeeld geen deel uit van de eerste edities van de Challenge Desgrange-Colombo en had aanvankelijk ook een tweederangsrol in de Superprestige Pernod, het klassement dat in 1959 de Challenge opvolgde.

Ook de Ronde van Vlaanderen kreeg pas internationale weerklank toen de Italiaan Fiorenzo Magni in 1949, 1950 en 1951 won. Parijs-Tours en Parijs-Brussel hadden in die tijd zelfs meer renommee dan Vlaanderens Mooiste. Of hoe de vijf huidige wielermonumenten niet altijd op hetzelfde voetstuk werden geplaatst.

STRADE BIANCHE, HET ZESDE MONUMENT?

De enige wedstrijd die vandaag in de buurt komt van een stempel als (zesde) monument is de Strade Bianche. Vanwege het unieke decor op de gravelwegen van Toscane en de schitterende aankomstlocatie op het Piazza del Campo in Siena.

Elk jaar opnieuw wordt de kwestie opgerakeld in aanloop naar die koers, maar voorlopig halen de traditionalisten de bovenhand: de Strade Bianche is volgens hen nog te jong en telt ook te weinig kilometers (184) in vergelijking met de vijf monumenten, die meer dan 240 kilometer lang zijn.

Van een specifieke limiet, voor monumenten of andere koersen, is er in de UCI-reglementen nochtans geen sprake. Voor eendagskoersen in de WorldTour wordt die vastgelegd door de Professional Cycling Council. De afstand van de jonste Gent-Wevelgem bedroeg bijvoorbeeld 260,9 kilometer, 2,4 kilometer méér dan het monument Luik-Bastenaken-Luik (258,5 kilometer).

Sinds dit jaar levert de monumentenstempel wel meer punten op voor de UCI World Ranking: 800 voor de winnaar, 640 voor de tweede, 520 voor de derde. Terwijl met winst in andere eendagskoersen in de World Tour 500, 400 of 300 punten te verdienen zijn.

De UCI wilde de monumenten zo opwaarderen, al is er in het reglement geen spoor van die term te vinden. Los van de titel en het prestige worden die zo wel belangrijker voor de plaatsen in de World Ranking.

Reageren op dit artikel kan u door een e-mail te sturen naar lezersbrieven@knack.be. Uw reactie wordt dan mogelijk meegenomen in het volgende nummer.

Partner Content