KV Kortrijk-speler Kristof D’Haene (32) stopt: ‘Ik heb het meest gehad aan de mensen die het mij niet gunden’

Kristof D'Haene stopt eind dit seizoen met voetballen. © Inge Kinnet
Mayke Wijnen Medewerker van Sport/Voetbalmagazine.

Vrijdag speelt KV Kortrijk een levensbelangrijke derby op het veld van Zulte Waregem. De inzet: een stap dichter bij een verlengd verblijf in de hoogste voetbalklasse. Voor Kristof D’Haene (32) zal het de laatste ‘Vlasico’ zijn. Na dit seizoen zet de kapitein van KVK noodgedwongen een punt achter zijn loopbaan. Maar dat laat hij niet al te zeer aan zijn hart komen. ‘In de tuin naar de vogeltjes luisteren, dat is het voor mij.’

We verslikken ons bijna in onze thee wanneer Kristof D’Haene binnenwandelt in Kaffee Damast, in het centrum van Kortrijk. Hij is te vroeg. Véél te vroeg. Een halfuur maar liefst. Ook voor de fotoshoot en het daaropvolgende gesprek heeft de flankverdediger van KV Kortrijk behoorlijk wat tijd vrijgemaakt in zijn agenda. Verwonderlijk is dat niet, want dit zou wel eens zijn laatste grote interview kunnen zijn.

Begin dit jaar bracht D’Haene het nieuws naar buiten: na dit seizoen zet hij een punt achter zijn loopbaan. 32 jaar jong is hij, maar zijn lichaam kan het niet meer aan. ‘Ik heb een zogenaamde kamheup, waardoor er botaangroei tegen de heupkom is’, zegt hij. Zijn vader Benny heeft hetzelfde probleem. Hij moest stoppen met werken in de bouw en opende dan maar frituur De Gentpoort in Kortrijk. Vijftien jaar later staat hij daar nog altijd. ‘Er komen veel supporters over de vloer, dus hij amuseert zich wel. Hij spreekt graag vol trots over mij.’ Ondertussen heeft zijn vader al twee nieuwe heupen. ‘Door die wrijving krijg je slijtage en zo gaat de heup kapot, dan krijg je artrose. Daar sta ik nu.’

D’Haene wist dat het er ooit van moest komen. Sterker nog: elke dag die hij doorbracht als profvoetballer was er een meer dan de dokters hadden voorspeld. Op zijn negentiende verkaste hij van de beloften van Club Brugge naar de buren van Cercle. De trainingen werden intensiever en hij kreeg voor het eerst af te rekenen met heuppijn. ‘Op de foto’s zag het er niet goed uit. Ze zeiden dat ik waarschijnlijk geen profvoetballer kon worden. Maar de pijn ging weg en bleef weg. Tot een paar jaar geleden.’

D’Haene zat toen al bij Kortrijk, waar hij bijna alles speelde en nooit geblesseerd was. Zijn heup werd dus veel meer belast dan bij Cercle, waar hij geen basisspeler was. Een operatie bleek noodzakelijk: ze vijlden een stukje heup af. Daardoor kon hij nog een paar jaar op het veld staan. ‘Maar de dokter zei ook: “Je heup is oud. Op een dag zal het opeens gedaan zijn.”‘

Spelen met inspuitingen

In de voorbereiding op dit seizoen voelde hij het al: het zal weer moeilijk worden, met veel pijn. Tot aan de WK-break nam hij ontstekingsremmers. ‘Dat is niet goed, hè. Ook de dokters zeiden me dat ik beter met die pillen zou stoppen. Ik had vijf weken rust, maar na de WK-break kwam de nieuwe trainer (de Duitser Bernd Storck, nvdr) en was het meteen vol gas. Ik kreeg een aantal inspuitingen, maar ik had daarvoor al besloten dat ik na het seizoen zou stoppen, in samenspraak met mijn vrouw.’

Hij wilde het nieuws meteen na de hervatting naar buiten brengen. ‘Mensen wisten niet met hoeveel pijn ik speelde. Ze kónden het ook niet weten. Alleen mijn vrouw was ervan op de hoogte.’ Dat D’Haene in november in tranen uitbarstte nadat een supporter hem had uitgekafferd na een verloren wedstrijd op KV Oostende, had ook met zijn fysieke toestand te maken. ‘Het was een samenloop van omstandigheden: onze slechte resultaten, de kans op degradatie, een nieuwe nederlaag, de pijn… Iemand riep toen iets waaruit weinig respect bleek. Dan kan ik mij plots laten gaan.’

In Oostende liet D’Haene zich verleiden tot een felle woordenwisseling. En dat terwijl hij anders de rust zelve is, een conflictvermijder zelfs. Maar bínnen de lijnen geeft hij nooit minder dan 200 procent. Met alle gevolgen van dien. ‘Ik lig ’s nachts wakker van de pijn, die uitstraalt naar mijn benen. En mijn spieren spannen volledig op. Overdag strompel ik door het huis of speel ik als een oude vent buiten met mijn zoontje. Voor mijn vrouw is dat niet leuk om te zien, hè. Ze voelt dat het mentaal op me weegt. Mijn heup staat altijd centraal. Het is op.’

Weg met de caravan

Dhaenes wereld stort niet in nu hij afscheid neemt. Daarvoor heeft hij te veel andere interesses. ‘Ik ben zelfs blij dat het binnenkort afgelopen is. Ik verlang naar mijn nieuwe leven. Er is nog zo veel meer dan voetbal. Vrijdagavond thuiskomen van het werk en weg met de caravan, bijvoorbeeld. Uiteten gaan, of een dag naar de Ardennen als we daar zin in hebben. Ik ben een avonturier.’

Als prille twintiger overwoog hij al om zijn voetbalschoenen aan de wilgen te hangen. Hij speelde niet veel bij Cercle, was nog vrijgezel en het avontuur lonkte. ‘Op een dag dacht ik: ik stop ermee, ik heb er genoeg voor gedaan maar kennelijk lukt het niet. Ik ga op wereldreis.’ Hij deed het niet, al weet hij niet precies waarom. ‘Het is gewoon zo gelopen. Gelukkig maar, achteraf bekeken. Ik heb een mooie carrière gehad en heb er veel meer uitgehaald dan ik had durven te denken.’

© Inge Kinnet

Toch heeft D’Haene al heel wat van de wereld gezien. Hij noemt Thailand, Griekenland en Marokko. ‘Thailand is prachtig. De oosterse cultuur trekt me heel erg aan. De eerste keer was ik er met een vriend. We verbleven er samen in een hostel. Vier euro per nacht! ’s Avonds luisterden we bij het kampvuur naar muziek en doken we in ons nakie in de zee. Ik ben toen zelfs door een kwal gebeten. En tijdens een fietstocht door Bangkok kwamen we bij een vrouw terecht die aan die vuile rivier woont (de Chao Phraya, nvdr). Ze waste haar groenten in dat rivierwater en kookte voor ons. Maar het was heerlijk. En omdat ik jarig was, had ze nog een taart gebakken ook. Dat zijn avonturen die ik nooit meer vergeet.’

Trubbels in de souks

Strandvakanties zijn niet aan D’Haene besteed. ‘Als ik vijf minuten lig, word ik al zot. Ik moet altijd iets doen. Mijn vrouw vond het vroeger leuk om op citytrip te gaan, maar dat is niets voor mij. Ik wil de natuur in, de rust beleven. Dat vind ik geweldig. Gelukkig wil mijn vrouw nu ook niets anders meer.’

In Marokko liep het avontuur bijna verkeerd af. ‘In de souks (nauwe winkelstraten, nvdr) van Marrakesh raakten we de weg naar het hotel kwijt. Enkele jonge kerels spraken ons aan: ze wilden ons tot daar begeleiden. Na enige tijd hielden ze halt in een steegje en vroegen ze ons om geld. Ik gaf hen vijf euro, maar daar namen ze geen genoegen mee. Ze wilden meer, maar ik weigerde. Toen gingen ze in een cirkel om me heen staan. Ze hielden stenen vast en dreigden me in elkaar te kloppen. Ik heb ze toen maar gauw twintig euro gegeven.’

’s Avonds zaten D’Haene en zijn vrouw op hun dakterras voor zich uit te staren. ‘We waren er niet goed van. Ik was zelf niet zo bang geweest, maar ik mocht er niet aan denken dat ze mijn vrouw iets hadden aangedaan of haar hadden meegenomen. Dat was een heel enge gedachte. We zijn nog diezelfde avond naar huis gevlogen. Als ik dat verhaal aan de Noord-Afrikaanse KVK-spelers vertel, lachen ze ermee. Hen zal dat niet overkomen, en een grote gast zullen ze ook wel met rust laten, zeggen ze dan.  Maar ja, ik ben nu eenmaal niet de grootste (D’Haene meet 1m68, nvdr).’

Klein hartje

D’Haene vereeuwigde zijn reisdrang op zijn lichaam. Op zijn ene kuit staat ‘wanderlust’ ge­ta­toeëerd, op zijn andere een palmboom. Al zijn tatoeages hebben een betekenis. De eerste die hij liet zetten, was er een voor zijn grootvader: ‘Opa, dank je voor alles.’ Roger D’Haene bracht de kleine Kristof overal naartoe en voetbalde met hem in de garage. ‘Op mijn vijftiende kocht mijn moeder een goal. “Pepe, mag ik die bij u in de tuin opzetten?” “Natuurlijk, jongen.”‘ Uren brachten ze samen door. ‘Hij was een echte voetbalman. Hij bleef tot op het einde van zijn leven al mijn wedstrijden op de televisie volgen. En hij stak toen altijd een kaarsje aan.’

Al moest zijn kleinzoon hem weleens tot bedaren brengen. ‘”Kom, pepe, laat het los”’, zei ik dan. Maar dat kon hij moeilijk. Voor hem was voetbal belangrijker dan voor mij. Mijn carrière was zijn leven. Op de terugweg gaf hij vaak kritiek. “Pepe, doe normaal”, zei ik, waarna ik mijn hoofdtelefoon opzette. Als ik er nu over nadenk, dan had ik toen misschien beter gepraat met mijn opa. Hij bracht me elke dag naar en van het voetbal en ik zat daar te mokken. Ik besefte in die tijd niet wat hij en mijn ouders allemaal voor me deden.’

Zijn opa gaf hem mee dat hij dan misschien wel een kop kleiner was dan de rest, maar dat hij met strijdlust ver kon komen. ‘‘‘U niet laten doen, hè!” zei hij. “Ook in het leven niet. Kom op voor jezelf en laat anderen in hun waarde.” En dan vertelde hij over een man die bij hem in het leger zat. Hij werd gepest en had daar op een dag zodanig genoeg van dat hij zijn riem uit zijn broek trok en een van die pestkoppen een kroket gaf. Dat vond ik als kind een indrukwekkend verhaal. Het is me altijd bijgebleven. Het was ook een levensles: als je anderen iets aandoet, krijg je dat later op je bord.’

Twee jaar geleden is zijn grootvader gestorven. Een moeilijke tijd, noemt D’Haene het. ‘Hij zat in een tehuis en was zichzelf niet meer. Toen ik de parking opreed, zag ik hem al zitten achter het raam, zijn hoofd gebogen. Hij kon niet meer staan, zat altijd in een rolstoel. Het was geen leven meer. Hij was altijd zo sterk en levenslustig geweest en dan zie je hem zo wegkwijnen. Heel pijnlijk. Dat was in coronatijden, trouwens. Hij heeft mijn zoontje zelfs nooit kunnen vastpakken.’ Met die emoties kan D’Haene moeilijk omgaan. ‘Ik ben een gevoelsmens. Ik heb een klein hartje, wil de mensen van wie ik hou beschermen.’ Hij liet na de dood van zijn opa een vink op zijn arm zetten. ‘Pepe was vinkenzetter, dat was zijn grote hobby.’

Dagboek in tatoeages

Ook de rest van zijn armen staat vol. Op zijn pols: de naam van zijn zoontje, Jerôme. En net daarboven een roos voor zijn moeder, Hilde. ‘We hebben een heel hechte band. Ik lijk ook op haar: een beetje timide, misschien wat te braaf. We zullen niet snel vlakaf onze mening zeggen. Mijn pa doet dat sneller. Hij zegt wat hij denkt. Mijn band met hem is ook heel goed, maar wel anders. Door de scheiding van mijn ouders, maar ook omdat we mannen zijn. Ik zal niet snel iets in zijn gezicht zeggen.’

D’Haenes ouders gingen uit elkaar toen hij een jaar of veertien was. ‘Ik heb pas later beseft wat dat betekende, welke gevolgen het had voor ons gezin. Op dat moment stond ik daar niet bij stil. Ik voetbalde alleen maar. Maar ik zag wel dat mijn moeder verdrietig was. Dat deed me heel veel pijn.’ Zijn vader hertrouwde. Daardoor heeft hij naast een zus, Emily, ook een halfbroer, Milan.

© Inge Kinnet

Ook de woorden ‘Tudo passa’ liet D’Haene op zijn lijf vereeuwigen. Het is Portugees voor ‘alles gaat voorbij’. ‘Zoals nu ook met het voetbal: het gaat voorbij, er komt een nieuw hoofdstuk, een volgende deur gaat open.’ Er is nog plaats voor de naam van een tweede kindje, maar daarna stopt hij met tatoeages. ‘Het is mooi geweest. Ik ben ermee begonnen toen een ploegmaat me eens meenam naar een tatoeëerder. Het ging haast vanzelf. Ik vond en vind het mooi, ik heb er ook helemaal geen spijt van, maar als ik kon terugkeren, zou ik het niet meer doen. Mensen zetten vaak tatoeages om op te vallen. Ik val niet graag op. Voor mij vormen ze meer een soort dagboek. Neem nu “wanderlust”: je denkt dat je op wereldreis gaat, maar vertrekt dan toch niet. Het is een blijvende herinnering aan hoe het leven soms anders loopt dan je had vermoed.’

Lelijk wereldje

Het leven in de spotlights voelde altijd vreemd voor D’Haene. ‘Op verjaardagen, in de stad, met vrienden: het gaat altijd over mij. Ik vind het raar dat je anders wordt bekeken omdat je op televisie komt. Vervelend ook.’ Dat supporters met hem op de foto willen, vindt hij geen probleem. Ook tijdens dit gesprek poseert hij vier keer voor een selfie. ‘Ik heb er meer moeite mee dat op familiefeestjes alle ogen op mij gericht zijn, dat ze me zo veel vragen stellen terwijl er ook andere mensen interessante verhalen te vertellen hebben. Ook voor mijn zus was dat niet leuk. Zelfs nu ze in een café in Heule (deelgemeente van Kortrijk, nvdr) werkt, gaat het nóg over mij.’

En dan zijn er nog de ‘nepvrienden’, zoals D’Haene ze noemt. Mannen die hem als kind afbraken en zich vandaag tegen hem proberen aan te schurken. ‘Toen ik naar Club Brugge ging, hoorde ik via via dat ze zeiden: “Die zal het toch niet redden. Te klein, te tenger.” Dat heb ik zo vaak gehoord. Maar het heeft mij zó veel kracht gegeven, meer dan wat ook. Ja, in mijn carrière heb ik het meest gehad aan de mensen die het mij niet gunden. Ik moest en zou bewijzen dat ze ongelijk hadden.’

Wat D’Haene na dit seizoen gaat doen, weet hij niet. In het voetbal zal hij in elk geval niet blijven. ‘Ik vind het een lelijk wereldje, zeker voor trainers. Een rotzakwereldje waar mensen alles doen om bij iemand in de gunst te raken. Zo zit ik niet in elkaar. Ik ben eerlijk, maar in het voetbal kun je maar moeilijk eerlijk zijn.’

Geen merk

Geen blingbling, geen streken: D’Haene is een verfrissende verschijning in het voetbal. ‘Natuurlijk heb ik ook dure kleding gekocht. Als je jong bent, wil je er goed uitzien. Maar met de jaren besefte ik hoe stom het is om dure spullen te kopen. Als ik jongeren zie van achttien, negentien jaar die in kleding rondlopen die vierduizend euro heeft gekost, denk ik: dóm, dóm, dóm. Investeer toch in iets anders.’

Voetballers werden merken, brands die het goed doen op sociale media. Niet D’Haene. Hij heeft geen Facebookaccount, geen LinkedIn, geen Instagram, geen TikTok. ‘Wat mensen online zetten, klopt nooit met de realiteit. Je gaat geen lelijke foto van jezelf plaatsen, of van je zoontje dat aan het huilen is. Dat is niet de echte wereld, hè. De jeugd van tegenwoordig zit de hele dag op Instagram. Dat is ziek. Maar goed, iedereen doet wat hij wil. Zo is het dan ook wel weer.’

Hij is een huismus, zegt hij. ‘Een eenvoudig leven trekt mij wel aan: mijn gezin, werken in de tuin, af en toe op avontuur en daarna weer de rust opzoeken. Dan denk ik spontaan aan Gertjan De Mets (met wie D’Haene samenspeelde bij KV Kortrijk). Tijdens de zomerstop ging hij vier weken met de caravan weg. Dat vond ik altijd de max.’

© Inge Kinnet

Voetbal kijkt D’Haene nooit. ‘Dat is raar, hè? Het interesseert me gewoon niet. Ik kijk alleen naar de tegenstander van de volgende match. Verder ben ik vooral bezig met Jerôme. Torens bouwen en zo. (lacht) Dat is fantastisch.’ Hij wilde altijd een dochter. ‘Vanuit het gevoel dat ik haar zou kunnen beschermen. Het is dat kleine hartje, zeker? Maar nu ben ik helemaal into jongens. Ik hoop op nog een zoon. Die energie, dat is top.’

Met zijn vrouw is hij nu een huis aan het bouwen in Avelgem, in het midden van de natuur. ‘We houden alle drie van de rust. Ja, ook de kleine. Dat leren we hem ook: dat buiten zijn gezonder is. Hij ziet het natuurlijk ook van ons. Ik werk graag in de tuin. Gisteren ben ik bij ons nieuwe huis de boompjes gaan snoeien en heb ze goed gelijnd. Ik kom dan helemaal tot rust. In je tuin staan en niets anders horen dan de vogeltjes: dat is het voor mij.’

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content