KRC Genk straks kampioen? ‘Bij de komst van Vrancken voelde je: dit komt goed’

© Foto Jelle Vermeersch
Jef Van Baelen
Jef Van Baelen Journalist voor Knack

Racing Genk kan een mooi seizoen bekronen met een vijfde landstitel. Maar er hangt een wolk over het geluk. ‘In het slechtste geval is de club in één klap haar spaarpot kwijt.’

Veel bijgeleerd uit het boek Racing Limburg. Hoe mijnclub RC Genk een hele provincie mee kleur gaf. Blijkt dat de clubkleuren verwijzen naar de vlag van Europa, uit dankbaarheid voor het Europese reconversiegeld. Blijkt dat recht onder het Genkse stadion mijngangen lopen: de club is letterlijk op het Limburgse steenkoolverleden gebouwd. Blijkt dat auteur Geert Foutré een moedig man is, want KRC Genk ‘Racing Limburg’ noemen: kunnen ze daar in Sint-Truiden mee lachen? ‘Misschien niet, maar de waarheid heeft haar rechten’, grinnikt Foutré. Hij is zelf geen Limburger. Hij volgde de club voor Sport/Voetbalmagazine en kreeg het idee er een boek over te schrijven. ‘Als je de voetbalvoorkeuren in de provincie in kaart brengt’, stelt Foutré, ‘dan kleurt Limburg blauw, op een enclave STVV-fans rond Sint-Truiden en een Standard-gebied in het Maasland na’. Dat is een straffe prestatie. ‘Een club die nog maar bestaat sinds 1988 en al zo’n hinterland heeft opgebouwd: ik ken er geen tweede. Racing Genk verenigt Limburg maar geniet weinig weerklank buiten de provincie. De club heeft één supportersclub in Leuven en zelfs één in Kuurne, maar dat zijn uitgeweken Limburgers.’

Er zijn in de provincie voorbeelden van clubs in buitenlandse handen, en daar zie je een hapsnapbeleid en een verlies aan eigenheid.

‘Mijn boek gaat over Racing Genk, maar vertelt ook een dieper verhaal over de kracht en veerkracht van Limburg. De provincie heeft zich opnieuw op de kaart gezet na de sluiting van de mijnen en van Ford Genk. De voetbalclub speelde daarin haar rol en is tegelijk het perfecte symbool van dat succes.’

Hoezo?

Geert Foutré: Wil je in contact komen met Limburgse bedrijfsleiders of politici, dan moet je op Racing zijn. Een beetje zoals serviceclub De Warande in Brussel, maar dan extremer, want letterlijk iederéén zit er. Er leeft een uniek gemeenschapsgevoel bij KRC Genk. Iedereen kent iedereen, er wordt samengewerkt en men gunt elkaar veel. Mensen van buiten de provincie zijn er zich onvoldoende van bewust, maar economisch floreert Limburg. Veel heeft te maken met het Limburggevoel.

Wat is dat: het Limburggevoel?

Foutré: Het gevoel van overal buiten te vallen en door buitenstaanders niet voor vol te worden aangezien. En dat je dan maar zelf je plan trekt. Noël Slangen (algemeen directeur van de Provinciale Ontwikkelingsmaatschappij Limburg, nvdr) vertelde me dat ze in de jaren 1930 in heel België elektriciteit hebben aangelegd, behalve in Limburg. Dus trokken de Limburgers dan maar zelf elektriciteitsdraden. Het is lang een katholieke, behoudsgezinde streek geweest, die letterlijk geïsoleerd was van de rest van het land. De autosnelweg die Lummen via Leuven met Brussel verbindt, is pas in 1982 in gebruik genomen. Het gevoel dat je niet kunt rekenen op anderen, dat je het best zelf de handen uit de mouwen steekt en het geloof dat je het ook zelf kúnt: dat is het Limburggevoel. Een Limburger heeft niemand anders nodig.

De mijnsluitingen waren een economische klap, maar de provincie is ze te boven gekomen, net zoals de sluiting van Ford Genk. De Ford-site, niet ver van het stadion van Racing Genk, was tien jaar geleden economisch rampgebied, maar sinds een paar maanden is de hele site herbestemd met nieuwe bedrijven.

Dat zelfbewuste Limburggevoel vind je ook in de korte geschiedenis van Racing Genk. Winterslag en Waterschei waren aanmodderende amateurclubs, te klein en te arm om op lange termijn iets te betekenen. Gesteund door reconversiegeld bij de sluiting van de mijnen fuseerden ze tot Racing Genk. Dat project was geen instantsucces: de club is twee keer gedegradeerd. Maar vandaag staan er vier landstitels, vijf bekers en meerdere deelnames aan de Champions League op het palmares.

De eerste Limburger die ik voor mijn boek sprak, was Eric Gerets, die nooit voor Racing Genk heeft gespeeld. Hij was als kind supporter van Waterschei. Gerets droomde ervan om voor die club te spelen, maar iedereen raadde het hem af, wegens te klein voor zijn kwaliteiten. Het werd Standard. Soortgelijke verhalen zijn er bij René Vandereycken, Gerard Plessers en Georges Leekens. Maar als er vandaag een jonge Eric Gerets opstaat, dan is de kans groot dat hij bij Racing Genk belandt. Er is in Limburg veel meer mogelijk dan vroeger, economisch en in het voetbal.

Er liggen dus mijngangen onder het voetbalveld van Genk. Lopen die diep?

Foutré: Wel bijna een kilometer diep. Waterschei was een van de diepste, beklemmendste mijnen. Je moest er op handen en voeten kruipen, want de gangen waren te laag om rechtop te lopen. Onder Limburg ligt een onvoorstelbaar tunnelcomplex, een megastad onder de grond. De gangen liepen zeer ver door en verschillende mijnen stonden met elkaar in verbinding.

In 2014 heeft toenmalig Genktrainer Alex McLeish zijn spelers nog eens meegenomen in de mijn. In Blegny in de provincie Luik was dat, want de Limburgse mijnen kun je bezoeken, maar niet ondergronds. De spelers van vandaag weten weinig over het mijnverleden van de club, maar de mentaliteit van de kolenputters hangt er nog. Bij de harde kern vind je veel kinderen en kleinkinderen van mijnwerkers. Wanneer zij vinden dat spelers er de kantjes af lopen, reageren ze fel: ‘Onze papa’s en opa’s hebben hier onder de grond gewerkt, bezweet en vuil, en jij zou je truitje niet natmaken? Ha, nee, hè!’

Waarom is Genk een alles-of-niksclub? Na een jaar waarin het meedoet voor de titel volgt vaak een seizoen in de middenmoot.

Foutré: Die schommelingen frustreren de club, maar ze zijn haast onvermijdelijk. Genk haalt voetballers die willen investeren in hun carrière. Zij tekenen voor minder loon dan ze elders kunnen krijgen, in de wetenschap dat ze het ideale platform krijgen om zich te tonen en te groeien. Racing Genk presenteert zich als een tussenstation en maakt eerlijke afspraken over wanneer het spelers laat gaan. Vandaar dat topscorer Paul Onuachu in de winter vertrok, wat hen misschien de titel kost. Stel nu dat ze Onuachu zijn grote transfer naar de Premier League hadden geweigerd. Dan zit je met een misnoegde speler én het wordt moeilijker om andere voetballers te overtuigen om naar Genk te komen, ‘want daar houden ze zich niet aan hun woord’.

‘Wouter Vrancken is een toegankelijke man zonder poeha. Zulke types aarden goed bij Genk.’
‘Wouter Vrancken is een toegankelijke man zonder poeha. Zulke types aarden goed bij Genk.’ © belga image

Wanneer Genk een speler haalt, rekent het op een traject van drie seizoenen. Seizoen één dient om te acclimatiseren, in seizoen twee wordt hij sterkhouder, in seizoen drie schittert de speler en maakt hij een mooie transfer. Neem verdediger Mark McKenzie. Vorig seizoen zat hij meestal op de bank. Dit jaar is iedereen vol lof, maar volgend seizoen moet hij pas echt ontploffen. In het beste geval blinkt de Amerikaan uit in de Champions League en betaalt een buitenlandse club meer dan tien miljoen.

Een groot verschil met vroeger is dat Genk drie of vier ‘cultuurbewakers’ aan zich wil binden: zelf opgeleide Belgen die de club door en door kennen. Zoals Club Brugge al jaren een Belgische as houdt met Simon Mignolet, Brandon Mechele en Hans Vanaken. Kapitein Bryan Heynen speelt hier al lang en Genk hoopt dat hij nog jaren blijft, gekoppeld aan andere ex-jeugdspelers zoals Bilal El Khannous of Luca Oyen. De doelman moet sowieso uit de jeugdschool komen: de club heeft qua keepers een geweldige traditie.

Had men dit goede seizoen verwacht? Vorig seizoen haalde Genk niet eens Play-off 1. In de zomer vertrokken vijf basisspelers, inkomende transfers waren er amper.

Foutré: Bij de komst van Wouter Vrancken leefde direct het gevoel: dit komt goed. Vrancken is een oud-speler, zoals Philippe Clement, en net als hij een normale, toegankelijke man zonder poeha. Zulke types aarden goed bij Genk. Opmerkelijk weetje: elke prijs die KRC Genk won, behaalde het met een Nederlandstalige trainer.

De club is wel beducht voor wat hierna komt. Of het nu kampioen wordt of niet: volgend seizoen wil Genk niet afglijden. Ik kan me nochtans indenken dat El Khannous en keeper Maarten Vandevoordt deze zomer vertrekken. Dan moet je weer opbouwen.

Als vervanger van Paul Onuachu haalde Genk de Nigeriaan Tolu Arokodare. Hij was rond met Anderlecht, maar koos in laatste instantie voor Limburg. Ongetwijfeld omdat hij hier meer kan verdienen.

Foutré: Waarschijnlijk, zo werkt het in het voetbal. Vroeger was het omgekeerd gegaan: dan plukte Anderlecht spelers weg van onder de neus bij Genk. Pas sinds een jaar of vier, vijf kan de club dit soort transfers aan. KRC Genk heeft nu spelers die 1 miljoen euro verdienen. Om dat in perspectief te plaatsen: Union betaalt zeker minder, bij Club Brugge of Anderlecht vind je voetballers die 1,5 of zelfs 2 miljoen opstrijken. Racing Genk kan dat in principe ook. De club worstelt met de vraag hoever ze moet gaan, zeker nu er in de Belgische eerste klasse almaar meer clubs opduiken met buitenlandse eigenaren, die erg goed betalen. Dimitri de Condé, Head of Football bij Genk, is tegen. Hij wil geen te grote loonspreiding in de kleedkamer. Wanneer voetballers drie keer meer verdienen dan hun collega’s, krijg je heibel, meent De Condé.

Financieel staat de club er goed voor, maar het is niet daar dat ze het verschil wil maken. Racing Genk beschikt over een sterke jeugdacademie, met een uitstraling die België overstijgt. Ze hebben jeugdinternational Michiel Cauwel binnengehaald, een 16-jarige centrale verdediger die een grote toekomst wordt voorspeld. Cauwel is van Ninove, bijna twee uur rijden van Genk. Toch verkiest hij het verre Limburg boven andere Belgische topclubs die in zijn achtertuin liggen.

Een veelzeggend detail uit het boek: blijkbaar moeten spelers jonger dan zestien jaar bij Genk met zwarte voetbalschoenen spelen.

Foutré: 100 procent zwart hoeft niet, maar schoenen moeten op zijn minst een zwarte grondkleur hebben, ja. Mika Godts, die van Anderlecht kwam en intussen bij Ajax zit, had een persoonlijk contract met een schoensponsor, maar hij moest zijn flashy fluo schoenen thuislaten. De boodschap is dat je niet moet uitpakken met uiterlijk vertoon. De jeugdacademie zet in op beleefdheid en bescheidenheid. De Condé zei me dat jeugdspelers die aankomen met gouden kettingen of hun pet schuin op hun hoofd daarop worden aangesproken.

En wie zich niet aan de regels houdt, mag vertrekken?

Foutré: Of het zo hard wordt gespeeld, weet ik niet. Het hangt er wellicht van af hoe goed de speler in kwestie is. Die wat strengere aanpak trekt ook spelers aan. Er zijn jeugdspelers die voor Genk kiezen net omdat de club zo veel belang hecht aan gedrag, beleefdheid en correcte omgangsvormen.

Racing Genk staat bekend om zijn uitstekende keepersopleiding.

Foutré: De vier doelmannen van de A-kern komen allemaal uit de eigen jeugdacademie. Sinan Bolat en Gaëtan Coucke, respectievelijk de eerste keeper van Westerlo en KV Mechelen, zijn ook bij Genk opgeleid, net als Rode Duivels Thibaut Courtois en Koen Casteels. Dat is de verdienste van Guy Martens, een specialist-opleider met een kennersoog dat zijn gelijke niet kent.

Het kan niet anders of die man heeft lucratieve aanbiedingen gekregen om elders keepers te gaan opleiden.

Foutré: Uiteraard. Eén keer ging hij erop in: Martens is Franky Vercauteren gevolgd toen die coach werd bij Samara, in de Russische competitie. Ik vroeg hem of zo’n avontuur voor herhaling vatbaar is en hij zei: ‘Nee, want hier bén ik iemand. Ik heb een vrouw, kinderen en zij genieten in Genk een mooi sociaal leven. Bij zo’n buitenlandse topclub blijf je zelfs op een vrije dag gewoon in het basiskamp: je kent niets of niemand. Liever Limburg.’ Sportdirecteur Dimitri de Condé denkt er net zo over, ook hij kreeg meerdere aanbiedingen. Hij illustreert een ander uniek aspect van Racing Genk: werknemers kunnen hier doorgroeien. De Condé begon als jeugdcoach, algemeen directeur Eric Gerits als stagiair op het secretariaat. Ondenkbaar bij andere clubs. Het zorgt er ook voor dat iemand als Gerits werkelijk iedereen kent. Hij schudt handen in de businessseats, maar gaat evengoed langs bij de harde kern om te vragen wat zij van het spel vinden. Vincent Mannaert, Michel Louwagie of Wouter Vandenhaute zie ik het niet gauw doen.

Wat als er een oliesjeik opduikt die de club wil kopen?

Foutré: Die wordt wandelen gestuurd. Er zijn in de provincie voorbeelden van clubs in buitenlandse handen, en daar zie je een hapsnapbeleid en een verlies aan eigenheid. De fans voelen zich er minder verbonden met de ploeg. Bij Racing Genk zijn alle geledingen van de club verknocht aan Genk en aan Limburg. Zij geven hun ploeg niet uit handen, tenzij men niet anders kan omdat de fiscus de club uitkleedt. Racing Genk is een vzw. Er bestaat discussie over of dat als profclub wel kan. Het laatste woord is er niet over gezegd maar er hangt de club een miljoenenclaim boven het hoofd. In het slechtste geval is ze in één klap haar spaarpot kwijt.

Geert Foutré, Racing Limburg. Hoe mijnclub RC Genk een hele provincie mee kleur gaf, Borgerhoff & Lamberigts, 343 blz., 24,99 euro.

Reageren op dit artikel kan u door een e-mail te sturen naar lezersbrieven@knack.be. Uw reactie wordt dan mogelijk meegenomen in het volgende nummer.

Partner Content