Na tien jaar buitenland is Peter Van Houdt (30) terug in Sint-Truiden. ‘Ik hoor Belgische voetballers soms zeggen : ‘Ik ga niet naar de tweede klasse in Duitsland.’ Dan denk ik : ‘Jong, jij weet niet wat je zegt.”
Moge Peter Van Houdt jonge, Belgische voetballers, eventueel met talent, tot voorbeeld strekken. Van Houdt stak als negentienjarige de landsgrens over, al sprong hij niet ver. Tien jaar bleef hij weg en speelde – spéélde – bij niet de grootste, maar wel mooie clubs (Roda JC, Borussia Mönchengladbach, MSV Duisburg). In een leuke (de Nederlandse), maar ook in een van Europa’s stérkste (de Duitse) competities. Daar kraaide vaak geen haan naar, of zeker toch minder dan nu er andere Belgen bij die ene ex-club van hem, Mönchengladbach, spelen – nou ja, spélen ? “Overal waar ik ben geweest, heb ik gespeeld”, zegt hij. “En overal heb ik mijn doelpunten gemaakt. Alleen : het is nooit iemand opgevallen. Het buitenland wordt niet zo goed gevolgd. Toch niet als je geen grote naam hebt. Dat is het enige jammere geweest, maar ik heb er nooit over geklaagd. Ik ben geen Sonck of Buffel.”
Voel je je onderschat ?
Peter Van Houdt : “Nee, toch niet. Bij Roda ben ik in de nationale ploeg geraakt, bij Gladbach ook. Ze kenden mij dus wel. De nationale ploeg toen was ook veel sterker dan nu, met Nilis, Wilmots, noem maar op. Ik zat toch maar mooi in de voorselectie voor het WK 2002 in Japan en Zuid-Korea. Ik behoorde uiteindelijk tot de laatste vier afvallers, maar gezien de sterkte van de selectie was dat geen schande.”
Verkeerde keuzes gemaakt in je carrière ?
“Helemaal niet : ik heb altijd juiste keuzes gemaakt. De Bundesliga was misschien wel het maximum voor mij. Veel betere competities zijn er niet. Ik kon er meedraaien, maar moest daarvoor wel elke week in topvorm zitten. Ik heb nooit echt een topclub als Feyenoord of Schalke gehad, maar ik beschouw Mönchengladbach niet als veel minder dan Schalke. Ik ga er ook liever naartoe in de wetenschap dat ik er dertig wedstrijden zal spelen tegen misschien maar vijf bij Schalke.”
Waardoor liet je je leiden bij je keuzes ?
“Door mijn speelkansen. Daarom ben ik nu ook teruggekomen. Na tien jaar wist ik niet goed wat te doen. Ik kon in Duitsland blijven, maar als ik over twee jaar terugkeer naar Sint-Truiden, dan zeggen ze misschien : hij komt hier uitbollen. Als je 32 bent, krijg je sneller dat etiket. Dat wou ik vermijden.”
Toen je van Roda naar Mönchen- gladbach ging, was dat een tweedeklasser. Dat lijkt niet logisch. Waarom deed je dat ?
“We hadden net de beker gewonnen met Roda. Niemand begreep het, maar ik heb het als een tussenstap beschouwd. Mönchengladbach wilde zo hard promoveren dat ik wist : volgend jaar speel ik in de Bundesliga. Anders had ik het nooit gedaan. Ik hoor Belgische voetballers soms zeggen : ‘Ik ga niet naar de tweede klasse in Duitsland.’ Dan denk ik : ‘ Jong, jij weet niet wat je zegt.’ Als een club als Keulen je wil, móét je daar naartoe. Daar kan niet één Belgische club aan tippen. Je moet natuurlijk niet naar clubs als Fürth gaan, die op twintig jaar er achttien in de tweede klasse doorbrengen.”
Waar heb je het liefst gespeeld : in Nederland of in Duitsland ?
“Roda was mooi. Ik heb er twee bekers gewonnen, leuke tijd gehad. Maar het Duitse voetbal is schitterend : qua beleving en spel heb ik me daar het best gevoeld. Neem nu zo’n stadion als dat van Wolfsburg, toch maar een kleine club : daar kan bijna geen enkele Belgische club aan tippen. Hetzelfde met Duisburg : in België zou dat een van de grootste clubs zijn.”
Je was negentien toen je België verliet. Waarom ?
“Ik heb toen vooral aan Sint-Truiden gedacht. Zij hadden mij als zeventienjarige een heel redelijk contract gegeven. Dat liep nog een jaar, maar daarna zou ik sowieso weg zijn geweest. Alleen : je had net het arrest-Bosman gehad. Als ik nog een jaar bleef, zouden ze nul frank voor mij gekregen hebben. Dus gunde ik hen wat geld in het laatje. Ik kon naar Club Brugge of naar Roda. De vraag was : ging ik alleen wonen in Brugge of bleef ik nog thuis en reed ik iedere dag naar Kerkrade, een autorit van veertig minuten ? Achteraf is Roda de juiste keuze gebleken. Het was niet ver en in het begin heeft dat zeker meegespeeld. Mijn buitenlandse clubs lagen trouwens nooit ver weg. Duisburg was het verst : twee uur rijden. Het is niet zoals in Engeland gaan spelen.”
Hoe was het als jonge en timide Belg in het mondige Nederland ?
“Roda is een mooie club voor jonge Belgen. Het is geen Feyenoord of Ajax. Kerkrade leunt qua mentaliteit erg dicht bij België en dan vooral Limburg aan. Als je naar Den Haag moet, of Twente of Utrecht, denk ik wel dat je meer problemen hebt. Roda was voor mij niet veel anders dan Sint-Truiden. Duitsland wel : een Duitser leeft helemaal op zichzelf, wijkt ook niet af van de uitgestippelde lijn. Hij is veel koeler. In Nederland werd je uitgenodigd voor een kop koffie of om te komen buurten, in Duitsland was er ’s avonds geen leven meer op straat. Maar ik had daar weinig problemen mee. Zoals gezegd ben ik zelf ook wat teruggetrokken. Ik heb me er heel goed gevoeld.”
In Duitsland kreeg je ook met een nieuwe taal te maken. Hoe ging dat ?
“In een Duitse club praat iedereen Duits, maar zo moeilijk is die taal nu ook weer niet als Nederlandstalige. In het begin kende ik geen woord Duits. De eerste dag werd ik opgebeld : ‘Morgen om halfacht Frühstück.‘ Ik dacht dat het een soort training was, een jogging of zo : weet ik veel (lacht). Maar het bleek dus ontbijt. Na twee maanden was ik ermee weg. De taal was minder een probleem dan de pers, hoewel ook dat meeviel. Als de Duitse pers kan kiezen tussen een eigen speler en een jonge Belg, dan weet je dat ze voor die eigen speler kiest. Dat is soms moeilijk geweest, maar ik heb me erdoor gevochten.”
Heb je onbekende kanten van jezelf ontdekt in die tien jaar ?
” (glimlacht) Die ontdek ik nú pas. Tot vier maanden geleden was ik een jong gastje op het voetbalveld. Als we in Duisburg jong tegen oud speelden, stond ik nog altijd bij jong. In Duitsland is een speler van acht-, negenentwintig jong. Vorige maand ben ik dertig geworden, maar hier ben ik bijna de oudste. Dat heb ik nooit eerder meegemaakt. Op de eerste training hier heb ik direct gezegd : ‘Wat een jonge groep !’ Nu is opeens alleen Marc Hendrikx ouder dan ik en moet ík iedereen gaan sturen. Dat is nieuw voor mij. Iedereen zegt wel : ‘Hij is geen leider’, maar ik ben niet iemand die anderen probeert aan te steken door een grote mond op te zetten. Ik doe het op mijn manier : rustig. Dat werkt ook.”
Jij bent een spits ?
“Ja, hoewel ik in Duitsland zes jaar op links heb gespeeld : bij Gladbach als aanvaller, bij Duisburg als middenvelder. Gladbach wilde met twee spitsen spelen, ik en Arie van Lent, maar de ploeg was er niet rijp voor. De trainer koos voor Van Lent, vond mij te goed voor de bank, had al iemand op rechts, dus zette hij mij links. Duisburg heeft mij nooit als een spits beschouwd. Ik denk dat ik in die zes Duitse jaren één helft als spits heb gespeeld : tegen Rostock. Ik kreeg vier open kansen, scoorde niet en we verloren. Jammer, anders was het misschien allemaal anders gelopen. Door mijn positie in Duitsland ben ik dit seizoen ook in Sint-Truiden op de flank begonnen, maar ik ben gevaarlijker als spits.”
Sinds de trainerswissel stá je in de spits én je scoort. Blijf je daar nu staan ?
“Liefst wel, maar als speler moet je je altijd neerleggen bij de beslissingen van de trainer. Ik sta op zeven doelpunten en er volgt nog een wedstrijd of twintig : er is dus nog veel mogelijk. Topschutter ? Alles kan. In iedere wedstrijd krijg je hier wel een doelkans. Het is gewoon kwestie van hem erin te schieten.”
Nog vaak teruggedacht aan die bal op de paal op de openingsspeeldag tegen Anderlecht ?
“Ja. Ook aan die op Waregem : gaan die twee ballen erin, hebben we minimaal vier punten meer. Maar pech en geluk horen erbij. Het zijn lessen geweest voor de groep.”
Maar vooral dure punten voor Thomas Caers.
“Zeker. Het heeft zijn kop niet gekost, hij móést niet weg, maar hij heeft het wel zo aangevoeld. Dus is hij zélf gegaan. Dat had niet gemoeten, want het lag niet aan hem. Dit is een jonge groep die een paar lessen nodig had. Door op te stappen heeft de trainer een signaal gegeven : jongens, word wakker ! Het heeft geholpen. Sommigen zijn geschrokken en hebben gedacht : shit ! Dat het nu draait, komt alleen omdat we naar onszelf zijn beginnen kijken.”
JAN HAUSPIE