Knack Roeselare speelt vanavond dé sleutelwedstrijd in zijn Champions-Leaguepoule. Het wordt Roeselare óf Piacenza, beseft ook de Australiër Ben Hardy (30).

“Zonder de Champions League zou ik waarschijnlijk niet voor Knack Roeselare getekend hebben”, geeft Ben Hardy toe. ” But having said that, ik ben nu wél erg tevreden dat ik hier ben. Het team, de omkadering, kortom alles binnen deze club is bijzonder professioneel. Ook voor mijn vrouw is het hier gemakkelijker dan in Italië, waar ze zich veel meer als buitenlander beschouwde. In België spreekt nagenoeg iedereen Engels en dat maakt de integratie een stuk eenvoudiger.”

Zelf heeft Hardy geen last van aanpassingsproblemen, toch niet naast het veld. “Het maakt niet veel uit waar ik ben. Op dit moment in mijn leven is het enkel volleybal en familie. Ben ik niet aan het trainen, dan ben ik thuis bij Sharon en ons dochtertje Tyla. Jezelf opnieuw manifesteren op het terrein is altijd iets lastiger, wennen aan een nieuwe spelverdeler vergt wat tijd. Like a new boy on the block again.”

Vanavond staat voor Knack de sleutelwedstrijd in de Champions League tegen de Italiaanse koploper Piacenza op het programma. Roeselare óf Piacenza plaatst zich voor de volgende ronde, beseft Hardy. “Verliezen we, dan kunnen we het vergeten. Stunten we net als in de heenwedstrijd, dan zijn we zeker van de kwalificatie. Weet je, Champions League is a funny tournament, want je hebt geen zwakke broertjes. Dat een ploeg als Piacenza in de problemen komt in de pouleronde, geeft een indicatie van het hoge niveau. Als je een slechte dag kent, verlies je. Zo simpel is het.” Die slechte dag had Roeselare in Khar-kiv. “We verknalden onze goede uitgangspositie.”

En dus moét er gewonnen worden van Piacenza. “Dat is uiteraard gemakkelijker gezegd dan gedaan. Het individuele talent in hun team is uitzonderlijk. De reikhoogte die de Cubaan Mar-shal en de Bulgaar Zlatanov halen, is fenomenaal. Grbic is een van de beste setters ter wereld, Anderson een krachtige opposite. En het midden met Botti en Bovolenta hoeft ook al niet voorgesteld te worden, hé ( lachje).

In de Belgische competitie wacht Roeselare allicht andermaal een strijd met Maaseik, dat zich de voorbije drie vier jaar telkens de sterkste toonde. “Maar als ik ons collectief bekijk,” meent Hardy, “dan heb ik het gevoel dat we ze dit seizoen zeker aankunnen. Dat bleek al in de heenronde, waarin voor mij, ondanks de nederlaag, het positieve de bovenhand nam. We hebben het zélf verprutst en dat sterkt me in het vertrouwen dat we een goede kans hebben. Ja, ook de zege op het Volley Gala Vlaanderen tegen Maaseik deed deugd.”

Ben Hardy beoefende als kind meerdere sporten, maar koos voor het volleybal “omdat ik er een grote uitdaging in vond. It’s a rebound sport, not a catch and throw. De bal is nooit echt onder controle. Ik had zelden moeilijkheden om een sport onder de knie te krijgen, maar volleybal is erg moeilijk. Dat boeide mij. Op mijn dertiende, veertiende verhuisden we naar Canberra – mijn vader was marineofficier, met als gevolg dat we erg vaak van woonplaats veranderden. Daar begon mijn volleybalcarrière.”

Zestien was Hardy toen hij werd gevraagd voor het ACT state programme van Canberra, “een voltijds volleybalprogramma, een van de enige in heel Australië. Van dan af reisde ik heel het land af om te volleyballen. We waren niet het meest succesvolle team, but at least I was being involved. Daarnaast speelde ik ook nog voor mijn schoolploeg, die het wél erg goed deed. We haalden de Final Four van de hoogste divisie in onze staat en ik werd verkozen tot MVP.”

Op die manier werd hij ontdekt en opgeroepen voor het nationale juniorenteam. “Vanaf dat moment ging het snel. In 1994 speelde ik mijn eerste wedstrijd voor het A-team van Australië en richtte ik me fulltime op mijn sport. Ik probeerde nog één jaar om LO-studies te combineren met het volleybal, maar dat bleek niet haalbaar, vooral omdat we erg vaak in het buitenland zaten.”

Zo ook in 1996, voor een olympisch kwalificatietoernooi in Duitsland. Het leverde hem een eerste buitenlands contract op. “Bij Düren, in het seizoen 1996/97. We verzekerden het behoud en daar was iedereen tevreden mee.” Hardy niet, hij verhuisde naar Fellbach, waarmee hij vice-kampioen werd.

Ondertussen was Stelio Di Rocco benoemd tot bondscoach in Australië. Dankzij diens contacten toerde de nationale ploeg in Italië, voor Hardy het begin van zijn ‘Italiaanse periode’. “Voor het seizoen 1998/99 kon ik tekenen bij Crema, een eerder bescheiden team in de A2. Een jaar later kreeg ik een aanbieding van Mezzo Lombardo, een topteam in dezelfde reeks, dat trouwens nu omgeturnd is in Trento, een topper in de A1, de hoogste afdeling.”

Hij had het er erg naar zijn zin, maar een nipt gemiste promotie gaf hem een reden om de club toch te verlaten. “Ik wilde hogerop, naar de A1, en Padova bood me die kans. Net toen ik daar mijn handtekening had gezet, kocht Mezzo Lombardo de A1-licentie van Trento. Het bestuur wou me terug, maar ik kon niet onder mijn verbintenis met Padova uit.”

Door een ruil in het midden van datzelfde seizoen 2000/01 kwam hij bij een nog grotere club terecht, Montichiari. “We haalden dat jaar de Final Four van de CEV Cup, in Sansepolcro – we verloren er de wedstrijd voor de derde plaats van Maaseik. Ik speelde er geregeld, maar een echte basisplaats kon ik niet veroveren. Daarvoor was de concurrentie op mijn positie te zwaar, met de Nederlander Reinder Nummerdor en de Amerikaan Mike Lambert als andere receptieaanvallers.” Na dat half jaar Montichiari zakte hij noodgedwongen opnieuw af naar de A2. Hij volleybalde nog twee seizoenen bij Loreto en vorig seizoen bij Bolzano.

De CEV Cup met Montichiari was zijn eerste internationale clubtoernooi, met de nationale ploeg had Hardy er echter al heel wat internationale ervaring opzitten. De Olympische Spelen in Sydney, bijvoorbeeld. “Een fantastische ervaring, een van de mooiste momenten in mijn leven. Vooral het enthousiaste, het enorm luidruchtige gejuich van de mensen bij de openingsceremonie bezorgde me kippenvel.”

Ook de Spelen zelf waren een succes voor de Australische volleyballers. “We versloegen Spanje en sneuvelden uiteindelijk pas in de kwartfinales, waarin we nog een set konden winnen tegen Italië. In 2004 kwalificeerden we ons voor het eerst op eigen kracht voor de Olympische Spelen – in Sydney waren we als organiserende land automatisch geplaatst – maar we hadden een bijzonder zware loting. In onze poule zat de latere topvier – Brazilië, Italië, Rusland en de Verenigde Staten – en Nederland. Begrijpelijk dus dat we geen enkele wedstrijd konden winnen.”

Hoeveel wedstrijden hij al in totaal voor de nationale ploeg speelde ? “Precies weet ik het niet, maar het moeten er al iets meer dan 300 officiële zijn. Dat is veel, ja ( lachje).”

door Roel Van den broeck

‘De moeilijkheid van volleybal boeit mij : de bal is nooit echt onder controle.’

Reageren op dit artikel kan u door een e-mail te sturen naar lezersbrieven@knack.be. Uw reactie wordt dan mogelijk meegenomen in het volgende nummer.

Partner Content