Van Ardoois knaapje tot Sportleider bij Club Brugge : Marc Degryse in tien geboden. ‘Als je bepaalde waarden meekrijgt, maakt dat het leven achteraf een stuk makkelijker.’

M arcDegryse : “Ik ben katholiek opgevoed, maar de tijden zijn natuurlijk enorm veranderd. Tot mijn achttiende ging ik met mijn ouders naar de kerk, zoals dat in een plattelandsgemeente toen de gewoonte was. Maar eens ik op eigen benen ben beginnen te staan, heb ik daar wat afstand van genomen. Dus nu ben ik niet meer zo gelovig als ik op mijn vijftiende, een klein beetje onder druk van thuis, was. Er zijn zoveel dingen gebeurd met de Kerk dat dat geloof vanzelf een beetje weggaat. Ik geloof nog wel dat er iets is, alleen niet meer zoals het in mijn jeugd werd voorgekauwd. Maar wát het is, daar heb ik geen flauw benul van.”

1 Gij zult geen andere goden voor mijn aangezicht hebben.

Degryse : “Eigenlijk waren er voor mij in het begin geen andere sporten dan voetbal. Gewoon omdat er niet zoveel andere sporten waren waarvoor ik van thuis uit de middelen had, zoals bijvoorbeeld tennis. Ik kwam uit een heel gewoon arbeidersgezin en voor luxe was in die tijd geen geld. Maar ik moet zeggen dat mijn interesse ook alleen bij voetbal lag en ik heb leven voor het voetbal ook nooit als een opoffering gezien. Maar ik geef toe dat ik op een gegeven moment bij Brugge moest wennen aan mijn nieuwe situatie als profvoetballer. Al deed ik niet meer dan een ander, het viel als jonge gast alleen meer op. Eens weggaan werd soms opgeblazen tot dramatische toestanden, maar ik heb er altijd het verstand bij gehad en lessen getrokken als het verkeerd liep. Dat heeft de tijd ook uitgewezen. Andere sporten, snooker, tennis, golf, zijn pas achteraf gekomen. Golfen doe ik nu door tijdsgebrek bijna niet meer, maar naast voetbal blijft het mijn favoriete sport. Negen en een half was mijn handicap op het laatst en dat is redelijk, maar ook een kwestie van veel spelen in het jaar dat ik gestopt ben.”

2 Gij zult u geen gesneden beeld maken noch enige gestalte van wat boven in de hemel, noch van wat beneden op aarde, noch van wat in de wateren onder de aarde is.

Degryse : “Idolen… Wij waren meer met Ardooie bezig en dat had niet zoveel idolen ( lacht). Qua gezichtsveld zat ik daar echt in een heel klein wereldje. Ik had geen posters op mijn kamer, want toen ik bij Ardooie speelde, volgde ik het nationale en internationale voetbal niet eens. Maar ik weet wel nog goed dat ik in het op één na laatste jaar in de humaniora een interview moest doen met een bekende Vlaming en dat ik met een paar klasgenoten voor JanCeulemans koos. Dus tijdens mijn jeugdjaren bij Club Brugge is dat wel een beetje een idool geworden, maar twee jaar later zat ik ermee in de kleedkamer en valt dat weg, word je collega’s, vrienden zelfs.

“In het begin is het tof, zo zelf herkend worden en aandacht krijgen, maar je leert dat snel relativeren als er eens negatieve kritiek komt. Af en toe werd ik in mijn beginperiode zelfs ergens opgemerkt, terwijl, ik daar totaal niet was geweest. Blijkbaar was er nog een andere Marc Degryse, die heel goed op mij leek ( grijnst). Ik krijg tegenwoordig ook de indruk dat ik in veel schoolklassen heb gezeten en steeds meer mensen mij kennen ( lacht). Soms is het wel gênant en loop ik met mijn kop tegen de muur omdat ik mensen niet meer herken die twintig jaar geleden bij mij in de klas zaten. Dat is jammer.”

3 Gij zult de naam van de Heer, uw God, niet ijdel gebruiken.

Degryse : “Ik kan, zoals iedereen, wel eens uit mijn sloffen schieten. Als er mij iets op de lever ligt, zeg ik het meestal wel. Van de andere kant blijft daar achteraf ook niets van hangen. Rancune ken ik niet en dat vind ik bij mezelf wel een aangename eigenschap. Beledigd ben ik in mijn carrière uiteraard. Het is maar hoe je dat interpreteert. Ik vind : uitgefloten worden door de tegenstanders, je angst willen aanjagen om slecht te spelen, is ook een teken van waardering. Maar veel heeft ook te maken met je eigen persoon : als je veel respect geeft, krijg je er ook veel terug.”

4 Gedenk de sabbatdag, dat gij die heiligt, zes dagen zult gij arbeiden en al uw werk doen, maar de zevende dag is de sabbat van de Heer uw God, dan zult gij geen werk doen.

Degryse : “Het voetbal kent eigenlijk geen zon- en feestdagen, voetbal is zeven op zeven. Maar als een gemis heb ik dat nooit ervaren, al leer je het naarmate je ouder wordt wel meer en meer waarderen dat je al eens op vrijdagavond kan spelen. Dus ik vind het wel een goeie zaak dat er op verschillende dagen gespeeld wordt. Vraag is alleen : moet dat allemaal op tv komen ? Maar die commercie is een belangrijk onderdeel van de voetbalwereld geworden, dus dat moet je aanvaarden. In 1989 is VTM gekomen, meer pers, meer concurrentie, meer verhalen… Dat heeft wel iets veranderd : de manier waarop we toen speelden, leefden en werkten zou nu veel kritischer gevolgd worden. Maar ik betwijfel of het beter was geweest als we het toen anders, minder ludiek, hadden aangepakt : de sfeer, het bezieling, het enthousiasme van een groep, daar win je punten mee. En samen weggaan is daar een onderdeel van. Je hoeft daarom geen vrienden te worden, maar wel goeie collega’s die naar hetzelfde doel streven. Nu kan het door de hogere belangen niet meer zo expliciet als vroeger û elke maandag met vijftien man naar een supportersclub û maar die samenhorigheid is er nog en moet blijven.”

5 Eer uw vader en uw moeder.

Degryse : “Als je ouders hebt die achter je staan û wat voor iedereen zo zou moeten zijn û, maakt dat het leven een stuk makkelijker. In een latere fase geldt hetzelfde voor je vrouw. Ze zijn streng geweest in mijn opvoeding, mijn ouders, maar ik heb er absoluut geen spijt van dat het zo gegaan is. Van mijn twaalfde tot mijn vijftiende zat ik op internaat in Izegem en dat was redelijk strak : om halfzeven op en direct naar de studie voor het ontbijt. Maar ik heb daar achteraf absoluut baat bij gehad : mijn verstand heeft altijd de bovenhand gehaald in wat ik deed. Op een gegeven moment je kinderen loslaten – in mijn geval toen ik prof werd – is voor elke ouder moeilijk. Ik kwam dan ook nog in een wereld die zij niet meer kenden. Op mijn eerste dag als jeugdspeler brachten mijn ouders me en toen we ons aanmeldden, zei de jeugdtrainer nogal kort en bondig tegen hen dat ze hier niks te zoeken hadden, zo dicht bij de kleedkamer ( lacht). Ze werden direct weggestuurd. Voor mijn vader en moeder, die in Ardooie een heel goed contact hadden met iedereen, was dat al meteen bang wakker schrikken in een andere wereld. Maar ze hebben zich hier na verloop van tijd ook heel goed thuis gevoeld, hoor. Zo ging het voor mij ook.

“Van binnen zullen ze, net als op mijn twee zussen, wel heel fier zijn, maar ze hebben mij altijd heel kritisch benaderd en gevolgd. Dat vind ik zelf ook de beste manier. Ik zou het gênant gevonden hebben als mijn vader voortdurend zou hebben gezegd dat ik goed was. Liever zei hij heel discreet wat beter kon. Je moet al eens kunnen zeggen dat het goed is, maar daar leer je niet het meeste uit, denk ik. Als je zo van klein af al rekening hebt leren houden met bepaalde waarden, maakt dat het leven achteraf een stuk makkelijker. Ga je eens over de schreef, je hebt altijd iets om op terug te vallen, waardoor je weet : het komt wel weer goed. Zoals na het eerste feestje als jonge prof bij Brugge en de eerste keer ook dat er wat alcohol bij kwam. LucBeyens en zijn vrouw hebben zich toen nog over mij ontfermd, geloof ik ( lachje). Je zit bij de grote jongens en je wil eens meedoen, maar het werd meteen een eerste les dat alles met mate moet gebeuren.”

Degryse : “Over-mijn-lijk-mentaliteit… Wat is dat ook precies, hé ? Zeggen : dáár verlies ik mij helemaal in, zonder dát kan ik niet, tja, dat héb ik niet. Ik hou van afwisseling. Nu eens dit, dan eens dat. Dat is ook het mooie van deze job : onderhandelen, trainingen bijwonen, naar het buitenland gaan. Ik zou het moeilijk hebben met een vast stramien. En jezelf opdringen, ten koste van alles iets willen bereiken, neen, dat hoeft voor mij ook niet. Ik vind : we zijn mensen onder elkaar. Ik hou van communiceren en op een overtuigende manier mijn visie overbrengen, maar ik sta open voor discussie en mettertijd kan ik ook best het gelijk van een ander toegeven. Want ik herinner me nog wat mijn vader mij altijd zei : als klein manneke denk je wel eens dat je de slimste bent en je mág denken dat je slim bent, maar weet dat degene tegenover je nóg slimmer kan zijn. Dat heb ik altijd in het achterhoofd gehouden. Je mag overtuigd zijn van je eigen gelijk, maar je moet toch altijd goed blijven luisteren naar een ander. Ik kan, denk ik, toch wel goed luisteren. Dat is minstens even belangrijk als goed kunnen praten. Zo heb je bijvoorbeeld in een ploeg altijd een hiërarchie van belangrijke en heel belangrijke spelers. Je moet precies kunnen weten waar je plaats is. Ik denk dat ik altijd wel aanvoel waar dat is en dan het nodige geduld kan opbrengen om ergens te komen en in rangorde te stijgen. Dat is ook in mijn nieuwe job van toepassing : ik weet waar mijn grenzen zijn en waar in de toekomst mijn verantwoordelijkheden liggen.”

7 Gij zult niet echtbreken.

Degryse : “Mijn vrouw heeft altijd goed begrepen dat voetbal voor een prof een belangrijk onderdeel is van het leven en dat een vrouw zich daar niet te veel mee moet bemoeien. Vrijheid, maar rekening houdend met anderen, ben ik wel altijd heel belangrijk blijven vinden. We leven in een vrije wereld en het is niet omdat je getrouwd bent, dat je eigendom wordt van iemand. Zich gevangen voelen, altijd schrik moeten hebben omdat dit of dat niet mag, lijdt zeker niet tot gelukkig zijn. Dat ze het best op de achtergrond blijft, dat heeft ze perfect beseft en gedaan. Op die manier is ze, zoals mijn ouders in mijn jong leven, ideaal geweest. In de schaduw, maar toch een hele goeie steun. Je moet wel proberen û en dat is niet altijd makkelijk û privé en voetbal te scheiden om in de ene wereld toch gelukkig te kunnen zijn als het in de andere minder gaat. Die mentale sterkte kunnen opbrengen bepaalt dikwijls of je echt doorbreekt aan de top of niet. Communiceren onder mekaar, problemen uitpraten, dat ligt ook wel in mijn vrouw haar aard en ook daar heb ik veel aan gehad. Dat ik mijzelf beter en beter heb leren uitdrukken, is ook dankzij haar.”

8 Gij zult niet stelen.

Degryse : “Ik heb nooit het gevoel gehad dat ze mij in onderhandelingen bij mijn lurven probeerden te hebben. Ik gun iedereen zijn geluk en zijn geld en zolang anderen ook zo denken en zich correct opstellen, heb ik daar geen enkel probleem mee. Maar spelers laten zich graag begeleiden en daar hangt een kostenplaatje aan. Dát is vaak het probleem. Sommigen richten zich te veel op het zich onrechtmatig toe-eigenen van geld. Maar ik ga niet kwaad zijn op een speler die met die of die onderhandelaar afkomt. Zolang ik niet ondervonden heb dat iemand mij probeert te bestelen, heeft die recht van spreken. Tot nu toe heb ik nog geen transfers gedaan, dus een zwarte lijst heb ik nog niet, neen ( lachje). Maar er zijn regels waaraan men zich moet houden.”

9 Gij zult geen valse getuigenis spreken tegen uw naaste.

Degryse : “Als je eerlijk blijft met jezelf, duurt dat altijd het langst. Wie mensen in het ootje probeert te nemen, is meestal zelf het eerste slachtoffer. Maar een leugentje om bestwil zal iedereen wel eens doen, zeker ? Maar liefst niet elke dag, hé ( lacht). Over oneerlijkheden heb ik in mijn carrière eigenlijk nooit te klagen gehad. Je krijgt tegenwoordig wel meer en meer oppervlakkigheden in de media, waarvan je je moet afvragen : is dat nu echt nieuws ? Maar die ontwikkeling kunnen we niet meer terugdraaien, dus we moeten blij zijn dat het voetbal zoveel aandacht kríjgt. Dat maakt het voor iedereen die erbij betrokken is ook interessanter, al zit er af en toe wel iets minder leuk tussen.”

10 Gij zult niet begeren uws naasten huis, uws naasten vrouw, noch zijn dienstknecht, noch zijn dienstmaagd, noch zijn rund, noch zijn ezel, noch iets dat van uw naaste is.

Degryse : “Jaloezie vind ik een hele negatieve karaktereigenschap en gelukkig heb ik die niet. Want wie jaloers is, kan volgens mij niet gelukkig zijn. Hoe makkelijker je het een ander gunt, hoe makkelijker het is om zelf gelukkig te zijn. Soms ondervind je wel eens dat anderen achter je rug bezig zijn, dat geef ik toe, maar je bent natuurlijk nog altijd beter benijd dan beklaagd, hé. Ik heb dan ook meestal zoiets van : die laat ik links liggen. Je kan toch nooit bij iedereen geliefd zijn of voor iedereen goed doen. Dat heb ik ondertussen leren aanvaarden.

“Naarmate je ouder wordt, probeer je toch meer dingen te beslissen zonder met de mening van iederéén rekening te houden. Dat kan ook niet en die afweging zal ik ook moeten leren maken in mijn nieuwe job als persoon tussen het bestuur en de spelers : wat is uiteindelijk de beste oplossing voor de club en de meest haalbare ? Een echt voorbeeld heb ik daarin niet, maar bij PSV vond ik wat dat betreft de zaken wel heel goed georganiseerd. Als er problemen waren, werden die heel snel opgelost, want je wist meteen bij wie je moest zijn. Je had het gevoel dat alles in zijn plooi lag. Het mentale is de helft van een speler, vind ik, dus het moét in orde zijn. Dat vind ik belangrijk. Daarom maak ik ook tijd om zoveel mogelijk de trainingen te volgen. Ik wil het niet horen van anderen, maar zelf zien. Voor mij is die werkwijze niet meer dan logisch.

“Verder hoef ik niet zo nodig snel, snel alles te realiseren. Ik heb geduld, dat zit in mij. Dat is vorig jaar, na mijn spelerscarrière, gebleken. Over dat verleden probeer ik in het bijzijn van de huidige generatie trouwens zo weinig mogelijk ongevraagd te spreken. Ik heb altijd zelf ondervonden dat je dan pas écht oud wordt ( lacht).”

door Raoul De Groote en Bruno Govers

‘Dat ik mij beter heb leren uitdrukken, is ook dankzij mijn vrouw.”Ten koste van alles iets willen bereiken, neen, dat hoeft voor mij niet.”Je moet altijd precies weten waar je plaats is.’

Reageren op dit artikel kan u door een e-mail te sturen naar lezersbrieven@knack.be. Uw reactie wordt dan mogelijk meegenomen in het volgende nummer.

Partner Content