Hij kon naar Cercle, Zulte Waregem, Lokeren, Club, Genk of Standard vertrekken, maar koos ervoor om bij Kortrijk te blijven. Hoe kan iemand die vijf jaar geleden nog doelman was, plots zo’n furore maken met zijn voeten? Het antwoord van Brecht ‘Brechtje’ Dejaegere zelf.

B recht Dejaegere is van Handzame, een dorp van een drieduizend inwoners in de entiteit Kortemark. Zijn vader runt er met een van zijn broers de varkensfokkerij Gebroeders Dejaegere op enkele honderden meters van het veld van het vroegere Sterk Vlug Dapper Handzame, voetbalclub die in 2006 opging in de fusieclub SVD Kortemark. Daar, in het Amersveldestadion, is het dat ‘Brechtje’ begon te voetballen. “Wij zijn een grote voetbalfamilie”, zegt hij. “Mijn vader voetbalde hier, mijn broers voetballen hier nog altijd en mijn neven voetballen ook. Naast ons huis liet mijn vader zelfs een voetbalveldje aanleggen, met doelpalen, netten en witte lijnen. Eigenlijk deed ik als kind niets anders dan voetballen. Van klein af droomde ik ervan om profvoetballer te worden. Ik was maar vijf jaar toen ik al met Handzame meespeelde.”

Als doelman of als veldspeler?

“Als veldspeler, maar op een toernooi in Torhout werd de keeper plots ziek, vroeg de trainer wie er in het doel wou staan en stak ik mijn vinger op.”

Waarom?

“Goh, voetballen of in doel staan, op die leeftijd maakt dat niet veel uit; en op dat moment wou ik dat graag doen – er waren er trouwens nog die hun vinger opstaken. Uiteindelijk werd dat de start van mijn keeperscarrière. Ik deed het heel goed op dat toernooi, Club Brugge merkte mij op en zo ben ik na zes maanden al naar ginder vertrokken als keeper. En daar bleef het heel goed gaan. Zo werd ik onder meer tot beste keeper uitgeroepen op het internationaal miniementoernooi van Bierbeek en bij de U15 opgeroepen voor de nationale ploeg. Maar daar werd er mij voor het eerst gezegd dat er eigenlijk een probleem was. Ik bleef klein en tenger en ik merkte zelf ook wel dat ze balletjes onder de lat probeerden te plaatsen zodat ik er niet aan zou kunnen. Ik liet mij onderzoeken en in Oostende vertelden ze mij dat ik slechts 1 meter 68 zou worden en in Leuven kreeg ik dan weer te horen dat ik 1 meter 72 zou worden, maar hoe dan ook wou ik het blijven proberen als keeper. Maar het seizoen daarna zei de trainer van de U16 van Club Brugge mij de dag voor de eerste competitiewedstrijd dat ik niet meer zou spelen zolang mijn probleem niet was opgelost.”

Hoe los je dat op? Met hormonen?

“Dat is thuis even ter sprake gekomen, maar we waren er snel uit dat we dat niet wilden doen. In overleg met mijn ouders besloot ik te stoppen bij Club Brugge en naar een andere club uit te kijken. Mijn moeder schreef toen een brief naar Hans Galjé( toenmalig jeugdcoördinator, nvdr) om dat te melden en ik ging als keeper testen bij tweedeklasser Roeselare. Maar de keeperstrainer was de vader van de keeper van mijn leeftijdscategorie en na de training kreeg ik de boodschap: ‘We zullen het hierbij laten.’ Toch wou ik het blijven proberen, desnoods in derde, maar omdat ik een goed meevoetballende keeper was, zei mijn vader: ‘Weet je wat? Probeer het eens als speler, want zelfs in lagere reeksen moet een keeper groot zijn.’ Eigenlijk wou ik uit ontgoocheling stoppen met voetballen, maar hij overtuigde mij om te gaan testen bij de U16 van KV Kortrijk om eens te kijken wat ik op het niveau van tweede waard was als veldspeler. En na de eerste training al zei trainer Karsten Vandendriessche dat ik meteen mocht tekenen.”

Waarom wou je aanvankelijk stoppen?

“Als je er zovele jaren zo veel voor doet en het zo goed doet en dan plots te horen krijgt dat je opzijgeschoven wordt, dan is dat… slikken, en meer dan slikken. Ik was gekraakt. Willy Looze, keeperstrainer van de jeugd van Club Brugge, zei ooit dat ik beter was dan Glenn Verbauwhede op dezelfde leeftijd. Als je dan opeens niet meer mag meedoen, is dat heel pijnlijk.”

Jongleren

Welke achterstand moet een keeper die bij de U16 plots veldspeler wordt inhalen?

“In het begin was mijn linkervoet een van mijn mindere punten, maar daar oefende ik heel veel op. En wanneer ik een duw kreeg, lag ik in die periode als laatbloeier ook snel op de grond, maar dat compenseerde ik met mijn techniek en mijn wendbaarheid.”

Techniek? Hoe verklaar je dat een keeper, die toch vooral zijn handen gebruikt, over zulke vaardige voeten blijkt te beschikken?

“Dat komt omdat er bij Club Brugge altijd wel veel aandacht is geweest voor het meevoetballen van keepers. In de opwarming waren er bijvoorbeeld altijd technische oefeningen die je moest meedoen. Ik weet ook nog dat we bij de duiveltjes onder trainer Philippe Servais op het einde van elke training tien keer moesten jongleren alvorens we naar binnen mochten. In het begin kon ik dat niet en daarom gaf hij mij de opdracht om thuis te oefenen en hem te bellen telkens ik mijn record verbeterd had. Ik deed het bijna elke dag, in het begin met een bots ertussen, en ik bleef het doen tot ik zestien à zeventien jaar was. Dat hielp zeker om mijn technische kwaliteiten te ontwikkelen. Op het veldje naast ons huis speelden we vaak twee tegen twee met vliegende keeper en zo voetbalde ik als keeper ook vaak mee. En op de middelbare school deed ik elk jaar als veldspeler mee aan het interscholenminivoetbaltoernooi.”

Trainde je als keeper voldoende op uithouding? Werd al die jaren jouw loopvermogen voldoende ontwikkeld?

“Eigenlijk is dat wel een sterke eigenschap van mij. In de coopertests op school was ik altijd eerste of tweede. De leerkracht lichamelijke opvoeding vroeg mij daarom ook telkens om mee te doen aan de loopwedstrijden. Maar dat deed ik maar een paar keer, omdat er op woensdag ook training was en ook omdat ik dat eigenlijk niet zo graag deed.”

Als hoeveelste eindigde je die twee keer dat je aan een interscholenveldloop meedeed?

“Een keer in de eerste drie en een keer in de eerste vijf, geloof ik. Sowieso ben ik goed in sport. Ik heb ook nog ooit getennist, maar nooit in competitie.”

Leer je snel iets aan?

“Ja. Ik doe regentaat lichamelijke opvoeding in Torhout en daar bleek dat er op de middelbare school in Kortemark wat weinig aandacht voor gymnastiek was geweest, dus moest ik onder meer dingen aan de rekstok inoefenen en daar was ik wel snel mee weg, moet ik zeggen.”

Op welke positie ben je als veldspeler begonnen?

“Op 10, als offensieve middenvelder, en op 7, als rechtsbuiten. Maar na een tijd zetten ze mij alleen nog centraal. Ik gaf veel assists, maar scoorde weinig. Dat was toen een werkpunt en daar oefende ik dus heel veel op. Maar bij de U19 ben ik verdedigende middenvelder geworden. Er waren veel aanvallende spelers en omdat ik er een was die altijd zijn defensieve taken deed, trokken ze mij achteruit. Dat werd uiteindelijk een van mijn sterkste jaren. Geregeld mocht ik meedoen met de beloften. Vorig seizoen dan werd ik na een heel goede voorbereiding in de A-kern opgenomen.”

Invallen

Vorig seizoen kreeg je pas in februari een contract, nog wel omdat de proflicentievoorwaarden de club daartoe op dat moment verplichtten; en dit seizoen moest je wachten tot de start van de voorbereiding om een nieuw contract van een jaar te tekenen. Hoe beleefde je dat?

“Hoewel de club niet veel kosten had aan mij bleef ik heel het tussenseizoen in de onzekerheid: mag ik blijven of niet? Op zondag begonnen de trainingen en pas vrijdag kreeg ik een contract aangeboden. Lang dacht ik er niet over na om te tekenen, ik dacht: laten we er maar een lap op geven.”

Op speeldag 1 en speeldag 2 startte je in de basis, maar dan duurde het tot speeldag 30 voor dat nog eens gebeurde.

“Ja, en in korte invalbeurten kan je weinig tonen. Ik weet nog dat mijn vader zei: ‘Brecht, wanneer je nog eens mag invallen, zou je eens een assist moeten kunnen geven of een doelpuntje maken, zodat je opgemerkt wordt.’ Dat is wat er uiteindelijk gebeurd is met die winning goal in de allerlaatste minuut tegen Genk.”

Waarna je naar je vriendin liep en haar op de mond kuste.

“Ik was zó blij! Ik doe dat spelletje gewoon graag, ik wil dat zo veel mogelijk en zo lang mogelijk doen; en als je er dan zo’n plezier aan beleeft…”

In play-off 1 liet je plots geweldige dingen zien. Hoe verklaar je dat? Wat is dan – plots – het verschil met het ‘Brechtje’ van voorheen?

“Vertrouwen. Iedere voetballer zal dat zeggen, denk ik: met vertrouwen kan je altijd wat meer. Wanneer je als jonge gast bij de groten komt, is het meteen serieus; en als je weinig speelt, denk je: fouten kunnen meteen afgestraft worden, ik mag echt niet in de fout gaan. Daarom vond ik het heel jammer dat ik in de competitie zo weinig kansen kreeg. Dat heb ik dit seizoen heel vaak tegen mezelf en tegen mijn ouders gezegd. Je kijkt naar de training en naar de wedstrijden en je denkt: waarom durft hij er mij eigenlijk niet in te zetten, ik ben toch beter dan die of die op dit moment?!

David Wijns en Gertjan De Mets waren in die periode een belangrijke steun voor mij. Mede dankzij hen ben ik altijd in mezelf blijven geloven en uiteindelijk is dat beloond geworden: in play-off 1 kreeg ik eindelijk voluit mijn kans. Maar ik ben dus ook wel een speler die vertrouwen nodig heeft. Dat doet voor mij heel veel.”

Waar haal je vertrouwen uit?

“Uit meespelen, uit… bewijzen dat je het kan, uit een goeie actie en uit positieve reacties van medespelers die daarop volgen. Wanneer ik speel, zet ik mij voor driehonderd procent in; mensen zien dat graag, dat hoor je, dat voel je en dan krijg je sowieso vertrouwen. Met een geslaagde actie daarbovenop groei je. Maar het geeft ook vertrouwen om na een mindere actie te zeggen ‘komaan, doorgaan’ en met de volgende bal iets goeds te doen.”

Doorzetten

Waarom precies ben jij van de drie voetballende broers Dejaegere diegene die het tot profvoetballer schopte?

“Mijn oudere broer, die verpleger is, moet het vooral van zijn doorzettingsvermogen hebben; en mijn jongere broer, die voor kinesist studeert, vooral van zijn technische bagage. Ik ben de enige die de twee combineert: techniek én doorzettingsvermogen.”

Van wie heb je jouw strijdlust?

“Van mijn beide ouders. Allebei zijn het mensen die vooruit willen. Ik verlies niet graag, elke training en elke wedstrijd ga ik voluit. Mijn vader hield mij ook altijd voor: stel dat het niet lukt om profvoetballer te worden, zorg er dan voor dat wanneer je in de spiegel kijkt je jezelf niet moet verwijten dat je er niet alles voor gedaan hebt. Ik doe er héél veel voor en Sven Kums helpt mij daarbij. Van hem krijg ik bijvoorbeeld programmaatjes om mijn duelkracht en mijn startsnelheid te verbeteren. Ik volg zelfs hetzelfde proteïnedieet als hij.”

In Kortrijk word je weleens vergeleken met Jonathan Blondel. Herken je je in hem?

“Mja, ik ben altijd een kuitenbijter geweest. Doseren zit niet echt in mij, ik doe altijd maximaal mijn best, maar ik maak wel nooit zware overtredingen.”

Tot voor enkele maanden was niemand in jou geïnteresseerd en plots wou haast iedereen jou. Wat leert jou dat?

“Dat het in voetbal snel kan keren, van negatief naar positief en van positief naar negatief. Ik was heel goed aan het seizoen begonnen en dacht: dat gaat hier lukken… Maar daarna kreeg ik dus nog heel weinig kansen, hoewel ik niet minder goed bezig was. Dan denk je als ongeduldige jonge gast bij jezelf weleens: welke trainer durft er eigenlijk met jeugd te spelen?! Uiteindelijk durfde Hein het in play-off 1. En ik vind het ook wel tof dat hij intussen tegenover Gino Caen ( coördinator bovenbouw van KV Kortrijk, nvdr) toegaf dat hij mij er vroeger in had moeten durven zetten. Ik vergeet ook niet dat hij het was die mij twee jaar geleden bij de A-kern nam, dat hij mij vorig seizoen liet debuteren en mij beter maakte.”

Zowat iedereen verkeek zich op jou. Ben je geschrokken van jezelf?

“Het is heel snel gegaan natuurlijk. Maar zonder deelname aan play-off 1 zou er veel minder belangstelling geweest zijn. Je krijgt plots de kans om verscheidene malen na elkaar te presteren tegen grote ploegen en dan zie je dat het inderdaad snel kan gaan.”

Je bent niet geschrokken van jezelf?

“Wanneer je naar wedstrijden kijkt, denk je weleens: ik kan dat toch ook?! En zodra je dan zelf op het veld staat, merk je dat het sneller gaat. Maar als ik mijn wedstrijden van play-off 1 bekijk, dan moet ik bevestigen wat Yves Vanderhaeghe ( assistent-trainer, nvdr) al zo vaak zei: dat ik het snel oppik. Maar ik voel tegelijk op alle vlakken ook nog enorm veel progressiemogelijkheden: conditie, kracht, techniek, linkervoet, dat kan allemaal nog beter.”

Hoe groot ben je uiteindelijk geworden?

“1 meter 73 à 1 meter 74.”

Keeper of veldspeler?

“Mijn vader zei bij de jeugd van Kortrijk ooit: ‘Als speler ben je een talent, als keeper een supertalent.’ Maar mocht ik nu moeten kiezen, dan zou ik toch al beginnen te twijfelen.”

DOOR CHRISTIAN VANDENABEELE

“Ik vind het tof dat de trainer intussen toegaf dat hij mij er vroeger in had moeten durven zetten.”

Reageren op dit artikel kan u door een e-mail te sturen naar lezersbrieven@knack.be. Uw reactie wordt dan mogelijk meegenomen in het volgende nummer.

Partner Content