In 1982 tekende Juan Lozano een contract van vijf seizoenen voor Anderlecht. Een jaar later maakte hij tegen Benfica de gelijkmaker die de Brusselaars winst van de UEFA-cup opleverde en hem een transfer naar Real Madrid. ‘Scoren in een Europese finale is het mooiste. Het bewijs is dit verhaal: zonder die goal zat je hier niet. ‘

J uan Lozano, die zijn tijd verdeelt tussen Andalusië en Antwerpen, kiest als locatie van het gesprek graag een terrasje buiten – het is een van de eerste warme lentedagen – in de schaduw van zijn tweede thuis, het Kiel. Zijn broer Francisco is erbij, hij maakt van de gelegenheid gebruik om wat oude bekenden te groeten. Francisco ‘ Curro’ Lozano woont in Spanje en komt af en toe naar België, Juan maakt de omgekeerde beweging, afhankelijk van de vrije tijd. Officieel doet hij niks meer, het lichaam vertoont wat slijtage. Alle voetbalhoop rust nu in handen van zijn zoon Gianni, zeventien, maar ook al een jaar lang op de sukkel met allerlei lichamelijke problemen. De groeispurt en een lichaam dat niet kan volgen. Gianni voetbalt voor Beerschot, daar waar het voor zijn vader destijds ook allemaal begon.

Bij Beerschot maakte Juan naam, in Washington verdiende hij zijn eerste pakken dollars, maar de grootste sportieve successen boekte Juan Lozano bij Anderlecht: drie titels en één UEFA-cup. De aanleiding van dit verhaal.

Dat begint een beetje onverwacht, met de locatie van de heenwedstrijd. De finale van de UEFA-cup werd in die0 dagen immers nog gespeeld met heen- en terugwedstrijden. De eerste match vond plaats op de Heizel. Niet omdat daar meer publiek de wedstrijd kon bijwonen dan in het Astridpark, maar wel omdat het huisstadion van Anderlecht in die dagen niet beschikbaar was.

Lozano: “Daar werd verbouwd, geloof ik. We hebben zeker een half seizoen op de Heizel gespeeld omdat de hoofdtribune werd afgebroken en vervangen door een gebouw met 31 loges. Persoonlijk voetbalde ik niet graag op de Heizel, ik had liever het volk dicht op het veld. Maar een andere optie was er niet.”

Vooraf was er om nog een andere reden commotie rond de partij. U kan het zich nu nog amper voorstellen, maar Anderlecht-Benfica kwam, ondanks veel onderhandelingen, niet rechtstreeks op televisie. Lozano: “Nu je het zegt! Ik was dat helemaal vergeten. Vroeg Michel Verschueren zo veel?”

Niet zo veel, maar toch te veel. Anderlecht eiste 4,5 miljoen Belgische frank (ongeveer 111.000 euro) voor een rechtstreekse uitzending en 1,5 miljoen frank (ongeveer 37.000 euro) voor een samenvatting later op de avond, maar de RTBF, die namens de twee openbare zenders (van commerciële stations was nog geen sprake) onderhandelde hield het been stijf en wilde maar 3 miljoen frank (ongeveer 75.000 euro) geven. Lozano: “Als ik die bedragen hoor, had Michel overschot van gelijk.” En dus kwamen er maar drie minuten in het laatavondjournaal van de zenders. Vrije nieuwsgaring.

De kop van Brylle

Die heenmatch werd beslist door Kenneth Brylle. Lozano: “Die goal herinner ik me nog goed, omdat ik ze nog niet zo lang geleden nog zag in een reportage. Vercauteren kwam diep rechts in de hoek aan de bal. Heel vreemd, niet direct een positie waar je hem, toch een linkermiddenvelder, zou verwachten. Hij deed een mooie dribbel, gaf een prachtige voorzet, buitenkant voet en Brylle kon centraal voor doel binnen koppen. Ik was in die wedstrijd niet goed. Niks beslissend kunnen doen. Waarom? Er zijn van die dagen (lacht).”

In de twee dug-outs zat bekend volk. In die van de thuisploeg Paul Van Himst, aan het seizoen nog begonnen als jeugdtrainer maar al heel snel – nog voor de start van de Europese campagne – de opvolger van Tomislav Ivic op wie de Brusselse spelersgroep na twee intense seizoenen bleek uitgekeken. Aan de overkant Sven-Göran Eriksson, de Zweed die later in Italië en Engeland nog aan de slag zou gaan.

Wat was de sterkte van Anderlecht, in die dagen een Europese topper? Lozano: “We hadden allemaal topspelers. Voor de tweede keer, na de periode van Rensenbrink en de jaren 70. Anderlecht had in die dagen geen moeite om zijn beste spelers te houden. Iedereen bleef, tenzij er een absolute topclub kwam aankloppen. Zelfs als je einde contract was, had je niks over je lot te zeggen. Dan kwam je op een transferlijst terecht, kwam er een coëfficiënt aan te pas en zette men zo’n hoog bedrag op je hoofd dat je nog niet weg kon. Dat was de reden waarom zo veel spelers hun club zo lang trouw bleven.”

Op het middenveld dirigeerde de boezemvriend van Lozano, Ludo Coeck, de gebeurtenissen. De legende wil dat Coeck achter de trainerswissel zat. Lozano: “Dat lijkt me wat overdreven. Ik herinner me wel een discussie tussen de twee. Ivic zag Ludo liever achterin, maar Ludo wilde dat niet. Maar ik geloof nooit dat dat de reden voor zijn ontslag was. Ivic was een heel zenuwachtige man, maar je kon er wel mee praten. Als je eens te laat kwam op training, volstond het om te verwijzen naar de brug van Willebroek. Dat die te lang open was gebleven. Komaan cowboys, trainen, zei Ivic dan. Een boete gaf hij niet. Hij had wel meer vreemde opvattingen. Mij heeft hij in het begin centervoor gezet, centrumspits. Omdat hij mij niet kende. Nu ja, wie kon hem dat kwalijk nemen? Ik was een voetballerke van Beerschot, hij kwam uit Joegoslavië, uit een periode met veel minder televisie en media-aandacht voor het voetbal. Ik heb dus zonder problemen te maken zes, zeven matchen voorin gestaan. Ik heb veel geleerd van Ivic. Echt waar. Ook mentaal. Beseffen waarmee je bezig bent, ik ben blij dat ik die op een gegeven moment in mijn carrière heb ontmoet. Maar langs de andere kant, hij kon overdrijven … Niet dat ik daar problemen mee had, ik heb nooit iets gehad tegen trainers. Waarom ook? Meestal was ik tóch zeker van mijn plaats. Ik deed mijn job en ging naar huis, met tactiek hield ik mij nooit bezig. Het interesseerde me niet en ik begreep het ook niet. Trainen zo, trainen zus … Na de komst van Van Himst was het wat losser, in het koppeke vooral. Ivic was te fel.”

Hij geeft een voorbeeld. “Een paar dagen voor een belangrijke match tegen Juventus speelden we onder Ivic een thuismatch. We wonnen met 5-0. Het laatste kwartier van de eerste helft waren we wat aan het tikken, het stond toen al 2 of 3-0. Stond Ivic me daar tijdens de pauze woest voor zijn bord te tekenen en te roepen: ‘Mannen, als jullie zo tegen Juventus voetballen, zal het niet lukken!’ Ivic gunde je geen seconde concentratieverlies. Volgens Constant VandenStock was die match tegen Juventus de beste die ik ooit voor Anderlecht speelde, je ziet dus …”

Op het middenveld speelde links Frank Vercauteren – “de kapitein die de premies onderhandelde” – en rechts Per Frimann, een jonge Deen. Lozano: “Die raakte niet moe, ongelooflijk. Na de match zweette hij wat onder de armen, maar meer niet. Zwaar veld of niet, Frimann leek er over te zweven. Schakelde daarbij nog makkelijk een man uit ook. Sympathieke kerel, heel intelligent, die was hier amper en sprak al Frans. Goeie mentaliteit ook, al die Denen waarmee ik voetbalde.”

Crisis voor de return

Lozano was de ene keer tweede aanvaller, een andere keer middenvelder. “Ik speelde feitelijk waar ik het minste moest lopen. Later, onder Arie Haan, heb ik nog op de linkerflank gespeeld. Niet daar blijven, maar van daaruit vertrekken. Dat was de kracht van Arie, dat hij me daarvan kon overtuigen. Ik zei eerst nog ( op zijn Antwerps, nvdr): ‘Zwans na nie, hé Arie!’ Maar positioneel was het daar makkelijker om de bal te krijgen, vond hij. Niemand die in je rug kon opdagen en voor mij het hele veld open. Nadien mocht ik lopen waar ik wilde. Leekens heeft dat later met Boussoufa ook gedaan. Ik heb het zelfs een keer Europees gedaan, toen Vercauteren geschorst was. Dat ging schitterend. Toen zei ik tegen Arie na de match: ‘Daar spelen, dat is om te lachen. Volgende week opnieuw!'”

In de spits waren er drie spelers voor twee plaatsen, soms zelfs maar één plaats: AlexCzerniatynski, Kenneth Brylle en Erwin Vandenbergh. Lozano: “Erwin was de beste spits waarmee ik ooit speelde. En ik heb, ook later bij Real, wat toppers gekend. Erwin deed alles simpel, maar als je links en rechts in één tijd kan spelen en je was voor de goal zo sterk … Erwin scoorde op alle manieren, maar altijd doordacht. Voor een spits is een goal een goal, al maak je die met je gat, maar ik zag het veel liever gebeuren op de manier van Erwin. Ik moet hier de verdienste van andere spelers niet afbreken, vroeger heb ik voldoende stommiteiten gezegd, maar met de leeftijd heb ik begrepen dat sommige gasten nodig zijn. Gasten zoals Czernia … (lacht). Maar als liefhebber heb ik wel mijn voorkeuren. Brylle was ook een mooie speler, technisch heel sterk, mooi om te zien. Een lepe vos, dat ook.”

De terugwedstrijd dan. Bij het vertrek op Zaventem is het crisis want Anderlecht heeft in de competitie thuis verloren van Club Luik, zodat Standard de leiding overneemt. Het hele gezelschap kiest als slachtoffer scheidsrechter Goris. Lozano: “Standard is later ook kampioen geworden. Van die match herinner ik me niet veel meer, maar ik kan me inbeelden dat we meer met die finale in het hoofd zaten. Dat is typisch. Als je met alles wil meedoen, laat je op het einde wel wat schieten. Onder Ivic het jaar voordien ook. Toen verloren we Europees in EC 1 in de halve finale van Aston Villa. Iedereen had de ploeg dat jaar gedurende een periode wat gedragen, maar uiteindelijk komt er een moment waarop je dood zit. Als je dan één koek krijgt, ben je tevreden.”

De vooravond van de wedstrijd verloopt woelig. De tactiek moet worden bepaald en Anderlecht kiest voor een 5-4-1, waardoor centraal achterin Hugo Broos weer in het elftal komt. In de thuiswedstrijd pakte rechtsachter Hofkens een gele kaart, zodat hij geschorst is. Anderlecht heeft voor deze positie als doublure Dirk De Vriese, maar die blijkt fysiek niet klaar om de finale te spelen. En dus krijgt Walter De Greef de opdracht om de rechterflank af te schermen. Kenneth Brylle, held van de heenwedstrijd, is het slachtoffer van de offensieve tactiek, hij moet naar de bank en is zo in zijn eer geraakt dat hij naar huis wil. Morten Olsen moet hem kalmeren. Lozano: “Dat gebeurde niet in het openbaar, tussen al de spelers, want ik heb dat pas later gehoord. Zijn ergernis lijkt me logisch, maar ik zei het al, Erwin was zo goed …”

Lozano deelde de kamer met Ludo Coeck, die in die dagen via tussenpersoon Apollonius Konijnenburg aan het onderhandelen was met Milan, maar uiteindelijk zou verhuizen naar stadsgenoot Inter. Lozano: “Vreemd? Maar neen! Als je een goed seizoen maakt, is er altijd meer dan één ploeg geïnteresseerd. Ik was zelf ook bezig met verschillende ploegen. Ik tekende zelfs verscheidene voorcontracten, voor onder meer AS Roma, Verona en PSG. En ik belandde bij Real.”

Mocht dat?

Lozano (schiet in een lach): “Wist ik veel. Ik tekende wat ze me onder de neus duwden. Voetbal is soms een zothuis.”

Feest(je)!

Dat Anderlecht met vijf man achterin speelde om de uitgangspositie te verdedigen, vond hij niet vreemd. Lozano: “Benfica was heel sterk, ook op de flanken. Ik vond de 1-0 een linke uitslag, maar zelfs toen zij scoorden, zijn we niet zenuwachtig geworden. We zijn blijven voetballen en zo hebben we ook gelijkgemaakt en zonder al te veel problemen de wedstrijd uitgespeeld.”

Lozano beschrijft zijn doelpunt: “Mensen vergeten makkelijk hoe snel ik was. Ik herinner me dat ik de bal recupereerde op de eigen helft en Erwin diep aanspeelde. Hij devieerde met links naar Vercauteren. Ondertussen ging ik door en repte me naar de tweede paal waar ik de voorzet van Frank binnen kopte. In drie toetsen binnen. Heel properkes.”

Lozano als box-to-boxspeler. Hij lacht: “Zoiets. En met de kop hé … Ik had voor mijn gestalte nog een behoorlijke sprongkracht. En snelheid, zowel fysiek als in balbehandeling. Ietsje rapper denken dan de tegenstrever. Anders redde je het niet, met dat carruurke van mij.”

Is scoren in een Europese finale iets speciaal? Lozano: “Natuurlijk. Scoren is sowieso leuk en hoe belangrijker de ploeg tegen wie het gebeurt, hoe plezanter. En als het in de finale ook nog eens de beslissende goal is, nóg leuker.”

Hoe was het feest achteraf? Lozano: “Feest, feest … We zijn ergens in Lissabon wat gaan drinken, maar lang heeft dat niet geduurd. Nadien hebben we op de kamer wat nagevierd. Ik weet dat in de onze een stuk of zes, zeven spelers zijn langsgekomen, met de inhoud van hun frigo … Het papier werd van de muur getrokken, maar door wie, weet ik niet meer. Ludo en ik hebben achteraf moeten betalen voor de schade.”

Waar ligt zijn trofee van de finale? Lozano: “In een kastje heb ik nog zo’n doosje liggen met iets in. Ik weet dat ik na de wedstrijd van truitje heb gewisseld, maar vraag me niet met wie. En ik zou ook niet weten waar dat truitje nu ergens is. Allicht weggegeven, want ik heb er maar twee, drie meer.”

Real weggestuurd

Na de zege volgde een hectische transferzomer. Ludo Coeck ging naar Inter, Hugo Broos ruilde Brussel voor een mooie Indian summer bij Club Brugge en Lozano vertrok naar Real Madrid.

Een koninklijk verhaal.

Lozano: “De voorgeschiedenis is nog leuker. Na Beerschot tekende ik voor de Washington Diplomats. Carrièreplanning interesseerde me niet. Het was ver, het avontuur, dollars, wist ik veel wat het voetbal daar voorstelde. Ik had voor drie jaar getekend, maar na een jaar doekten ze de boel op. We toerden met de ploeg door Azië en bij de terugkeer moest ik achterblijven in New York, want Barcelona was geïnteresseerd. Ik vertrok naar Spanje voor de medische keuring, maar ginder bleek Helenio Herrera me niet te kennen. Hij vroeg of ik een paar dagen wilde meetrainen. Dat deed ik, maar van tekenen kwam niks in huis. Voorzitter Josep Núñez kwam maar niet. Ik raakte wat geïrriteerd en dacht: dit is niet serieus, ik ben weg. Toen overhaalden ze me om een vriendschappelijke match te spelen. Ik speelde één helft waarin ik scoorde. Aan de rust zei ik tegen de trainer: ‘Ik stop, jullie hebben genoeg gezien. ‘ Onnozel hé, ik in Barcelona, zo’n praat. Wie was ik? Een ex-speler van Beerschot, geeneens international. Inmiddels was het verhaal ter ore van Michel Verschueren gekomen en zo ben ik bij Anderlecht beland. Voor 12 miljoen frank (300.000 euro!). En voor bijna 2 miljoen euro hebben ze me twee jaar later aan Real verkocht.

“Real was al eerder geïnteresseerd, maar ik had neen gezegd. Kun je je dat voorstellen? Ik moest in Spanje nog mijn legerdienst doen. Je kon in die tijd kiezen: ofwel deed je die twee jaar in Spanje, of je deed het hier via de ambassade, maar wel gedurende zeven jaar. Om de zoveel maanden moest je in je militair boekje een stempel laten zetten. Ik dacht: ik in dat leger? Niet met mij. Real zei: “Juan, je kan niet ontsnappen aan drie maanden instructie, maar wij zorgen ervoor dat je die in Madrid kan doen. Opnieuw zei ik neen. Onnozel hé. Lomp. Dat heeft geen naam.

Tot zijn verbazing kwam Real terug en bleek Anderlecht bereid hem te verkopen. Lozano: “Alleen jammer dat ik daar door blessures nooit heb kunnen bewijzen wat ik kon. Ik nam een goeie start, maar al snel brak ik mijn kuitbeen. Drie, vier maanden out. In mijn eerste match na die blessure botste ik tegen Salamanca op de doelman en ik brak het opnieuw. Het seizoen erop: geopereerd aan een pubalgie. Op het laatste wat ambras en uiteindelijk terug naar Anderlecht.” S

door peter t’kint

Reageren op dit artikel kan u door een e-mail te sturen naar lezersbrieven@knack.be. Uw reactie wordt dan mogelijk meegenomen in het volgende nummer.

Partner Content