Sporting Charleroi maakt een start die zijn goede rangschikking van vorig seizoen bevestigt. Maar de ploeg en zijn trainer irriteren. En nu irriteert de ploeg ook de trainer. ‘Ik had dit zien aankomen.’
Sporting Charleroi doet het goed. Plaats in de subtop, 9 punten op 15, en nog onoverwonnen. Drie wedstrijden lang stond het zelfs geen doelpunt toe, tot de teller de laatste twee speeldagen op drie kwam te staan. Zaterdag tegen Roeselare leidde dat tot het eerste puntenverlies in het eigen Stade du Pays de Charleroi. Het lijkt niet onrustwekkend, maar voor trainer Jacky Mathijssen is het dat wel. Hij was niet mals na afloop voor zijn spelers en bij uitbreiding voor heel de club en haar entourage. “Ik had dit zien aankomen”, zei hij. “Dit is het begin van een mentaliteit die typisch is voor dit huis.”
Misschien meer nog dan andere clubs is Charleroi gevoelig voor succes. Na de topvier uit Brussel, Brugge, Luik en Genk is het de enige Belgische club die erin slaagt gemiddeld rond de 10.000 toeschouwers naar haar stadion te lokken. Twee jaargangen geleden vertoonde de grafiek een forse duik, maar dat verlies werd vorig seizoen direct helemaal goedgemaakt. De vijfde plaats was het beste resultaat sinds 1994, toen de ploeg Uefabekervoetbal afdwong. Met 10.867 werd net geen nieuw publieksrecord bereikt. Ook zaterdag waren ze met meer dan 10.000 opgedaagd. Succes werkt als een magneet in deze sportstad, maar het doet de hoofden er ook gauw op hol slaan en dan wordt de realiteit soms uit het oog verloren. Op het veld vertaalt zich dat in een misplaatst gevoel van onoverwinnelijkheid. Dat is wat Mathijssen meende te hebben bespeurd tegen Roeselare.
“Iedereen was gewaarschuwd dat het geen gemakkelijke wedstrijd zou worden. Onze kracht schuilt in de collectiviteit. Daarin heeft iedereen zijn taak. Van daaruit moeten we proberen de juiste man te vinden in de zone waar we gevaarlijk kunnen zijn. Vandaag was ons collectief niet goed. Ik heb veel spelers dingen zien doen die ik helemaal niet had gevraagd. De enige automatismen die ik zag, waren automatismen waar we nog nooit op geoefend hebben. Bizar. Dit is de eerste keer dat ik dat zie. De ploeg heeft niet geluisterd en dus moet ik besluiten dat ik in de fout ben gegaan.”
Aan die schuldbekentenis verbond Mathijssen een uitdaging voor zich- zelf : “Als het zo verder gaat, denk ik niet dat we ons goede rapport zullen behouden. Die boodschap zal ik deze week overal moeten laten doordringen : in de kleedkamer, in de club, bij de supporters. Ik hoop dat me dat lukt.”
Charleroi is een ploeg die irritatie opwekt. Niemand die er graag tegen voetbalt, weinigen ook die er graag naar blijken te kijken. Het oordeel over zijn eerste drie wedstrijden was overwegend vernietigend. Tegen Germinal Beerschot, de ouverture – voor eigen publiek bovendien – van het nieuwe seizoen, liet de ploeg het initiatief helemaal aan de tegenstander. Verder dan de middencirkel kwamen zijn diepste spelers amper, ondanks een op papier offensieve opstelling met één verdedigende middenvelder in de driehoek. Al counterend kwam Charleroi op 1-0, waarna Mathijssen er met Thibaut Detal een tweede controlerende middenvelder ingooide en met Loris Reina een linksback op de linksmidden posteerde. Het werd nog 2-0 en de thuisaanhang was door het dolle heen.
Na het gelijkspel in Genk was het woord ‘afbraakvoetbal’ niet van de lucht. Mathijssen is een trainer die zich graag aanpast aan de tegenstander. In het Fenixstadion zette hij zijn twee aanvallers op de flanken, waar ze de offensieve kracht van de Genkse backs dienden te fnuiken. Tegelijk dwongen ze de Genkse centrumverdedigers om de opbouw te verzorgen, wat niet hun kwaliteit is, gewoon als ze zijn een aanvaller voor hun rekening te nemen. Het plannetje klopte. Dat het helemaal ten koste ging van de minste aanvallende intentie van zijn ploeg, nam Mathijssen kennelijk op de koop toe.
Een week later, opnieuw in eigen huis, werd tegen Moeskroen andermaal een bloedloze vertoning opgevoerd. Maar : 1-0. Gewonnen en weer geen doelpunt geïncasseerd. Waar niet aan moet worden getwijfeld : Mathijssen slaagt er als geen ander in een organisatie neer te zetten. “Dat moet de basisgedachte zijn,” reageerde hij zaterdagavond desgevraagd, “maar dat je van daaruit ook goed aanvallend voetbal kan brengen, dat hebben we tegen Brussels toch laten zien ?”
In die wedstrijd speelde Charleroi ondanks twee verdedigende middenvelders (Detal en Sébastien Chabaud) resoluut om te winnen. Brusselstrainer Albert Cartier, die zich vorig seizoen als coach van La Louvière nog uiterst laatdunkend uitliet over de aanpak van Mathijssen, was deze keer een en al lof voor zijn collega, die er omgekeerd in het verleden als trainer van Sint-Truiden niet voor terugdeinsde het in zijn ogen negatieve voetbal van La Louvière te veroordelen. De wedstrijd tegen Brussels blijkt geen gelukkige uitzondering te zijn geweest. Ook tegen Roeselare, dat zich alles behalve kwam ingraven op Mambour, wilde Charleroi graag scoren. Na een weerom ontgoochelende eerste helft voetbalde het na de pauze bijna voortdurend op de West-Vlaamse speelhelft.
“Je kunt niet zeggen dat we het niet geprobeerd hebben”, merkte Mathijssen terecht op. “Vanuit de organisatie hebben wij een aantal ingeslepen bewegingen met drie, vier mensen. Maar dan moeten die wel in de juiste vertrekposities staan. Dat was vandaag niet het geval. Er is negentig minuten lang alleen maar geïmproviseerd. Improvisatie mag, maar niet als uitgangspunt. Komt daarbij dat enkele individuen vandaag geen niveau haalden.”
Orlando bakte er niets van, zodat Mathijssen in de rust zijn drie aanvallers van positie wisselde om de enige over wie hij tevreden was, François Sterchele, op de flank in één tegen één-situaties te brengen. Met de inbreng van Abdelmajid Oulmers voor Toni Brogno (“Laat ons hopen dat het bij hem, net als bij de anderen, een slechte dág was”) kreeg het elftal een injectie creativiteit. Want ook daar moet niet aan worden getwijfeld : dit Charleroi beschikt over een aantrekkelijk spelerspotentieel : een uitstekende doelman ( Laquait), ervaren verdedigers ( Defays, Siquet, Kéré), een van de betere verdedigende middenvelders in onze competitie (Chabaud), en verder een rist uitstekende voetballers waartussen niet één potstamper ( Christ, Oulmers, Brogno, Sterchele, Orlando, Kraouche). Uitgerekend Kraouche deed vreemde dingen zaterdag. Hij zakte zo diep terug op de eigen helft, dat hij zelfs achter Chabaud kwam te lopen en zijn toevlucht zocht in de lange bal. Het was, zegt Mathijssen, niet van hem gevraagd. “Iedereen deed zo een beetje waar hij zin in had. En neen, ik kreeg het niet gecorrigeerd.”
Heel Charleroi moet zich maar eens bezinnen nu, vindt Mathijssen. De keuze is simpel, maar wel fundamenteel : “Willen we mooi voetbal brengen, een leuk seizoen maken en met veertig punten eindigen ? Nu eens verliezen en dan weer winnen met 3-0 ? Of willen we méér en zeggen we : zó zijn we op ons sterkst ?”
Zijn keuze is gemaakt. Ze is nooit anders geweest : “Ik ben trainer, dus ik wil winnen. Ik wil dat mijn groep veel waardering krijgt, maar die krijg je pas als je wint. Dus wil ik meer dan die veertig punten. Op welke manier doet er dan weinig toe.”
door Jan Hauspie
‘Willen we mooi voetbal brengen, een leuk seizoen maken en met veertig punten eindigen ? Of willen we méér ?’