‘Iedereen ziet Jan graag’
Zondag wordt Jan Boskamp 70. Dan staan ongetwijfeld op het menu: veel ijs, veel koffie en praten over het spelletje. ‘Bij Jan gaat het om drie dingen: voetbal, voetbal en voetbal.’
Het is een doordeweekse woensdagmiddag in 1988 op Den Deysel, waar op de velden van Verbroedering Denderhoutem (later opgegaan in FCV Dender) de jeugd de training aanvat. Voorzitter Jef Vijverman is vooral dankzij het aantrekken van de betere spelers van de concurrentie in vierde klasse aanbeland, waardoor de jeugdopleiding bij Verbroedering niet erg hoog aangeschreven staat in de regio.
Dat verandert wanneer Vijverman Jan Boskamp als trainer haalt. De eerste buitenlander die in België ooit de Gouden Schoen won, die kampioen werd met RWDM in 1975 en met Oranje meespeelde op het WK 1978, heeft als hobby: het trainen van jeugd. Jan heeft net zelf het materiaalkot geopend en de ballen opgepompt. Op een oefenveldje melden zich plaatselijke spelertjes van een jaar of tien, twaalf. Het zijn niet de grootste talenten, en ze koppen de ballen die Jan hen vriendelijk toegooit, soms onbeholpen verkeerd. Boskamp wordt niet boos en toont een eindeloos geduld. ‘Goed zo, probeer nog een keer’, roept hij enthousiast. Het is hét beeld van Boskamp dat de reporter zal meedragen.
Zet me morgen bij de jeugd van Relegem en ik werk er met evenveel plezier als bij Anderlecht.’ Jan Boskamp
Denemarken
Eigenlijk was Robert L’Ecluse, de zoon van bouwondernemer Jean-Baptiste L’Ecluse, die RWDM groot maakte, eerst wild van een andere Nederlander: Willy Brokamp. Maar het enfant terrible van MVV hield er wel een levensstijl op na die de L’Ecluses deed aarzelen. Op een dag vroeg Robert zich af of Jan Boskamp van Feyenoord niets voor Molenbeek zou zijn. ‘Meteen zeiden onze twee Nederlanders, Nico de Bree en Eddy Koens, spontaan: ‘Als die naar hier komt, is het kot te klein. Dan gaan we hier nog wat meemaken.’ Toen was onze aandacht pas echt gewekt.’
Boskamp kon in België kiezen tussen RWDM en Anderlecht, maar bij paars-wit moet hij eerst een oefenmatch spelen terwijl het contract in Molenbeek klaarligt. Jarenlang zal paars-wit aan Boskamp trekken, weet Robert. ‘Maar hij wilde niet gaan, Jan was bij ons dag en nacht op de club. Dat was echt een wedstrijd tussen Jan en manager Michel Verschueren: wie blijft ’s avonds het langst in het stadion?’
Boskamp krijgt eerst een huis in Woluwe, waar hij en zijn vrouw Jenny zich niet op hun gemak voelen. Wanneer het even kan, rijden ze terug naar Rotterdam. Robert: ‘Toen heeft mijn vader in geen tijd een schitterend huis voor hen gebouwd in Relegem bij Zellik. Vanaf dat moment waren ze hier echt thuis.’
Bij Willy Wellens, die samen met hem bij RWDM arriveerde in 1974, staat Boskamp in de top drie van beste voetballers met wie hij ooit samenspeelde. Dat waren er behoorlijk wat, want Wellens ging door tot zijn 40e. ‘Jan was zo’n Hollander met een grote bek, maar hij werd onmiddellijk aanvaard omdat hij zo goed was. Vandaag zijn veel mensen al vergeten wat voor een goeie voetballer hij was. Het was de logica zelf dat hij in 1975 als allereerste buitenlander de Gouden Schoen won. Dat seizoen werden we kampioen. Wij voetbalden toen altijd met twaalf, want hij speelde voor twee. Wat Erik Gerets was voor Standard, was Boskamp voor RWDM. Op het plein was hij onze trainer, maar daarbuiten eigenlijk ook. Ik heb na hem niemand meer gekend die zo’n impact had op een ploeg.
‘Jan was helemaal gek van het spelletje. Voor hem telden maar drie dingen: voetbal, voetbal en nog eens voetbal. Hij verzorgde zich goed, echt een atleet. Op een zaterdag vroeg hij me na een match of ik ’s anderdaags wat wilde mee gaan uitlopen in het Zoniënwoud. Dat was een uur en drie kwartier door pezen, maar voor hem was dat uitlopen.’ Wellens kan zich niet meer herinneren hoe vaak hij in die vier jaar met Boskamp in de clinch heeft gelegen. ‘Als iets hem niet beviel, ging hij tegen iedereen te keer. Maar dat bleef nooit hangen. Jan was een voetbalgek, maar ook een mens met een gouden hart dat op de goede plaats zat.’
Dat ervaart ook zijn Deense ploegmaat Morten Olsen. Op een dag verdwijnt Olsens eerste vrouw spoorloos tijdens een ferrytocht naar Denemarken. ‘Ik was radeloos’, zegt Olsen. ‘Jan is toen een week met mij naar mijn huis in Denemarken mee gegaan. Daarom herinner ik me meer de mens dan de voetballer. Maar hij was echt de leider op het veld, die voetbal goed aanvoelde en tactisch erg sterk was. Hij nam ook anderen op sleeptouw, in de match en op training.’
Racing Jet
Zijn eerste trainersstappen zet Boskamp bij Lierse in 1984. Wanneer voorzitter Bruno Cogghe drastische bezuinigingsmaatregelen aankondigt waardoor de profs de helft moeten inleveren, gaat een deel van de kern staken. Waarop Boskamp prompt jonge spelers opstelt, à la Gert Verheyen, dan net zestien.
Wanneer in 1986 RWDM failliet gaat, wil Boskamp met enkele geldschieters zijn kluppie kopen, maar de dag van de verkoop zit hij op het WK in Mexico. Tot zijn verbijstering hoort hij daar dat een paar van zijn partners zonder hem de club hebben overgenomen. Het is het einde van het grote liefdesverhaal tussen Jan en RWDM. ‘Als Boskamp in België was geweest en de zaken van dichtbij had opgevolgd, was het allemaal anders gelopen’, zegt Jean Haeck, een vriend van Boskamp én voormalig RWDM-man daar veel later over.
In het voorjaar van 1990 wordt Boskamp gevraagd om eersteklasser KSK Beveren staat te redden. De ploeg staat al met anderhalve voet in tweede klasse, herinnert Geert De Vlieger, op dat moment aspirant-profvoetballer in een ploeg met vooral oudere spelers, zich. ‘Autoritair stapte hij de kleedkamer binnen om toch nog iedereen op één lijn te krijgen.’ Beveren komt uiteindelijk één punt te kort voor het behoud. ‘Alleen doelman Dirk Rosez mocht gaan’, zegt De Vlieger terugblikkend. ‘Boskamp zei: ik doe het wel met die jonge keeper, Nico de Bree zal hem wel klaarstomen. Dat heb ik geweten. ( lacht) Naar buiten is hij me altijd blijven verdedigen, maar binnenshuis legde hij de lat voor mij wel héél hoog. Soms was hij zo veeleisend dat De Bree hem moest intomen, maar het heeft me wel gemaakt tot wat ik als doelman geworden ben. Voor mij blijft Boskamp iemand voor wie ik door een muur ga, omdat hij er ook voor mij altijd stond.’
In Beveren weten de spelers dat Boskamp een enorme liefhebber is van het spelletje. De Vlieger: ‘Na de dinsdagochtendtraining reed hij naar Zaventem, ging in Barcelona op onze vrije woensdag een Europabekerwedstrijd bekijken om de donderdag met kleine oogjes weer voor de groep te staan.’
Verborgen camera
Na Lierse, Denderhoutem en Beveren gaat Boskamp aan de slag bij tweedeklasser KV Kortrijk. Tot hij half januari 1993 een telefoontje krijgt van Anderlechtmanager Michel Verschueren met de vraag om bij hem thuis langs te komen. Boskamp is overtuigd dat het om een grap gaat, maar belt toch bij Verschueren aan. Wanneer die de deur opent, ziet hij een eindje verderop verdoken Boskamp staan die vraagt: ‘Heb jij me gebeld?’ ‘Natuurlijk’, antwoordt de Anderlechtmanager.
Die zondag was Marc Degryse bij Constant Vanden Stock geroepen om te praten over wat er verkeerd liep bij Anderlecht, dat onder Luka Peruzovic nochtans aan de leiding stond in eerste klasse. Woensdagavond was Peruzovic nog op de uitreiking van de Gouden Schoen aanwezig, maar ’s anderdaags werd bekend dat hij geen trainer meer was. Degryse: ‘Donderdagochtend vraag ik aan assistent-trainer Jean Dockx: ‘Jean, en nu?’ Waarop Dockx antwoordt: ‘Als het die wordt met wie ze nu praten, wordt het een ramp.’ Ik had geen idee over wie hij het had. Vrijdagochtend zei Jean: ‘Dat ziet er al beter uit.’ Na de training stelde Michel Verschueren Jan Boskamp in de kleedkamer voor. Die had geen zin in een felle speech. ‘Jongens, jullie leren me wel kennen, en ik jullie’, en weg was hij.’
Een paar dagen later roept de nieuwe trainer Degryse bij zich. ‘Ik zei dat ik een beetje met rust gelaten wilde worden, omdat een deel van de pers de schuld voor het ontslag van Peruzovic in mijn schoenen schoof. ‘Zo gaat dat hier niet’, zei hij . ‘Jij moet je verantwoordelijkheid nemen en ik zal je steunen.’ Dat heeft hij ook gedaan. Na een paar weken voelde ik: dit zijn leuke trainingen en dit is het voetbal dat ik wilde spelen. We zijn ook drie keer op rij kampioen geworden met hem. Alles was duidelijk op het bord, hoe we moesten voetballen en wat hij van ons verwachtte. Boskamp maakte het niet ingewikkelder dan het was. Maar als je niet deed wat hij wou, pakte hij je wél aan, dan ging het dak van de kleedkamer.’
Degryse herinnert zich een wedstrijd op Boom waar Boskamp niet tevreden was over de nonchalance van Philippe Albert. ‘Tijdens de rust stonden die neus aan neus, ik wist zeker: Philippe gaat de trainer een pak slaag geven. Maar om een of andere reden wist hij zich te beheersen. Na de rust werd alles rechtgezet en er bleef ook niets van hangen. Aad de Mos kon wel eens iemand belachelijk maken. Jan was keihard, maar nooit gemeen.’
Dat Boskamp zijn spelers steunde, bleek duidelijk met Luc Nilis, die vaak uitgefloten werd door de Anderlechtaanhang. ‘Trek het je niet aan, Lukkie’, troostte Boskamp zijn spits. ‘Ik laat je gewoon staan. Hoe harder ze fluiten, hoe harder ik je verdedig.’ Degryse: ‘Men heeft het nu vaak over tactisch sterke trainers, maar de kleedkamer managen, zorgen dat je iedereen meekrijgt in je verhaal, en dat je samen leuke momenten beleeft, is minstens even belangrijk als het tactisch bord. Een trainer moet in een kern ook keuzes maken: wie is belangrijk, wie neem ik mee in mijn verhaal en wie is tegen mij? Luc, Philippe en ik waren zijn protegés.’
Voor mij blijft Boskamp iemand voor wie ik door een muur ga, omdat hij er ook voor mij altijd stond.’ Geert De Vlieger
Maar Boskamp trok niet alleen de kaart van de vedetten, ervoer Degryse. ‘Wat Peter Maes, die toch maar tweede keeper was, naar hem durfde te roepen, vond ik straf. Dat een tweede keeper zo in het openbaar schreeuwt tegen zijn trainer? Op die manier kregen de anderen de boodschap: je mag tegen mij wel wat zeggen, als je maar passie toont in wat je doet. Hij wist ook altijd alles van ons. Als we gaan stappen waren, stond hij ’s anderdaags te grijnzen: ‘Was het plezant gisteren?’ Hij wist precies wat we deden, maar niet als een schoolmeester.’
Het eerste jaar bij paars-wit wordt Boskamp meteen kampioen. ‘Maar mijn inbreng in die titel is niet meer geweest dan tien procent’, zegt hij in een interview. ‘Ik heb de spelers gewoon de vrijheid gegeven om hun talent te etaleren, een paar correcties doorgevoerd en ervoor gezorgd dat er arbeidsvreugde was. Mij gaat het niet om de club, maar om het plezier in het voetbal. Uiteraard geniet ik bij Anderlecht, maar dat deed ik ook bij Kortrijk en Beveren, en bij Denderhoutem. Zet me morgen bij de jeugd van Relegem en ik werk er met evenveel enthousiasme als bij Anderlecht.’
Na de derde titel houdt Boskamp het voor bekeken. Precies 52 dagen nadat Herbert Neumann als Boskamps opvolger aan de slag is gegaan, gooit Anderlecht de Duitser buiten. Op dat moment staan Piet Demol en Boskamp op het punt om te tekenen voor de club van de koning van Marokkko. Het contract van Piet is getekend, in dat van Jan moeten nog een paar kleine aanpassingen gebeuren, wanneer Bossies telefoon rinkelt. Het is Jean Dockx. Of Jan wil terugkomen? Liever niet. ‘Als je niet komt, praat ik nooit nog tegen je’, zegt Dockx. Boskamp accepteert, Demol vloekt en bergt het mooie Marokkaanse contract in zijn privéarchief op.
Otto in Tbilisi
Een paar jaar later overhaalt Boskamp Degryse om nog een jaar bij Gent te komen voetballen. ‘Daar was hij niet meer dezelfde’, zegt Degryse. ‘Zijn vrouw was al ernstig ziek, en toen hij hoorde hoeveel schulden Gent had, was het over.’
Toch gaat Boskamp in Gent wél nog enthousiast van start. Eindelijk kreeg hij in een grote club de kans om zijn droom waar te maken: bewijzen dat wat in Nederland kon, met jeugd werken, ook in België mogelijk was. ‘Ik zie geen verschil tussen een Belgische jongen van tien en een Nederlander van dezelfde leeftijd. Maar vier jaar later kloppen ze ons wel met duidelijk verschil’, gaf hij toen aan.
‘Dat was toen spectaculair, omdat we bij andere clubs jong talent weghaalden’, zegt Piet Demol, die zelf bij KV Mechelen de in ongenade gevallen Gunter Van Handenhoven (vandaag teammanager bij Anderlecht) ging halen: ‘De ene dag moest die op het bijterrein met de provinciale juniores van Mechelen trainen, ’s anderdaags stond hij al in Gent op het veld. Aan de jongeren gaven we een plaats op de topsportschool, een kilometervergoeding én de beste jeugdopleiding in België. Vanaf de U6 tot de U21 kreeg iedereen de kans om vijf keer per week te trainen. Dagelijks reden zes tot acht busjes rond om talenten op te halen. Dat had je toen nergens. Alle stafleden van de eerste ploeg trainden jeugdploegjes, Jan inbegrepen. Wanneer Michel Louwagie of Ivan De Witte hem wilden spreken, zei hij: ‘Zaterdagochtend om half elf. Dan spelen de nationale scholieren.’ Zo zag Ivan De Witte ook eens een jeugdwedstrijd’, lacht Demol. Wanneer uitlekt dat Gent op de rand van het faillissement staat, wordt het project stopgezet.
De volgende halte is Tbilisi. Wat hij van de Georgische hoofdstad vindt? Boskamp: ‘Weet ik niet. Ik ken hier alleen de Mac ( McDonalds, nvdr) en de koffieshop.’ Als er niet gevoetbald wordt, trekt Boskamp zich terug in het trainingscomplex van Dinamo Tbilisi, waar hij stapels video’s en boeken over Wereldoorlog II bekijkt en leest. Om zich naar de tearoom en McDonalds te verplaatsen heeft hij een privéchauffeur: Otto, een voormalig judokampioen, even breed als groot, altijd met zonnebril en in een donker pak. Kortom: het type waar je in een wijde boog omheen loopt. Maar Boskamp geeft Otto bij de eerste kennismaking gewoon een enorme klap op de schouder. Terwijl iedereen ineen krimpt, is Otto’s reactie de enige die niemand mogelijk acht. Hij lacht.
Wanneer Boskamp in Dubai tekent, is Piet Demol nog actief als jeugdcoördinator bij KAA Gent als zijn telefoon rinkelt. ‘Jan vroeg: ‘Wat doe je daar nog? Heb je zin om te komen? Ik bel je binnen tien minuten terug. Dan moet je het weten.” In Dubai vond Boskamp de rust die hij na het overlijden van zijn vrouw nodig had. Ook daar blijft Boskamp gewoon zijn brutale zelf. Demol: ‘De afspraak was dat je tegen de sjeik wel kritische opmerkingen mocht maken, maar nooit waar anderen bij waren. Maar Jan zei meteen waar het op stond waar iedereen bij was.’ ( lacht)
Na het Midden-Oosten traint Boskamp nog FCV Dender en KSK Beveren, waar hij het in 2009 voor bekeken houdt. Sindsdien pendelt hij op en neer naar Nederland, waar hij de thuismatchen van zijn favoriete club Feyenoord volgt en geniet van zijn populariteit in de talkshow Veronica Inside met Johan Derksen, René van der Gijp en Wilfred Genée. ‘Als Jan er is, heeft iedereen altijd een goed gevoel’, zegt Derksen daarover. ‘Iedereen ziet Jan graag.’
Jan Boskamp
°21/10/1948, rotterdam (ned)
Spelerscarrière
1966-1974 Feyenoord (Ned)
1969-1970 verhuurd aan Holland Sport (Ned)
1974-1982 RWDM
1982-1984 SK Lierse
Trainerscarrière
1984-1986 SK Lierse
1988-1989 Verbr. Denderhoutem
1990-1992 KSK Beveren
1992 KV Kortrijk
1993-1995 RSC Anderlecht
1995-1997 RSC Anderlecht
1997-1998 KAA Gent
1999 Dinamo Tbilisi (Geo) + bondscoach Georgië (Geo)
2000 KRC Genk
2001-2002 Al-Ahly (UAE)
2002-2003 Al-Wasl (UAE)
2004-2005 Kazma SC (Kuw) +Koeweit bondscoach (Kuw)
2005-2006 Stoke City (Eng)
2006 Standard
2007-09 FCV Dender
2009 KSK Beveren
Bonje op Standard
Het strafste wat Marc Degryse als speler van Anderlecht met Jan Boskamp meemaakte, was na een nipt gewonnen match op Standard. Er was veel tumult nadien. ‘De Standardsupporters stonden ons op te wachten, de afstand van de kleedkamer naar de bus was zo’n 75 meter en er was ons gevraagd om allemaal samen die weg af te leggen. We kregen van alles naar het hoofd gegooid, en ineens was er die Standardfan die hem aanraakte. Meteen draaide Jan zich om, binnen de vijf seconden lag die jongen roerloos op de grond en hield Jan hem bij de keel vast. De stewards hebben hem er moeten af trekken. Daar leerde ik: van Boskamp moet je afblijven.’