Het project
Stel: u bent coach van Anderlecht, en na een 2 op 12 reist u naar landskampioen KRC Genk voor uw eerste topper. U zet Samir Nasri diep in de punt, al weet u dat hij een voetballer is die liever naar de bal komt (en dus wegloopt uit de spits) terwijl u al een probleem hebt om te scoren. En in de verdediging zadelt u de rechtsvoetige Sieben Dewaele op links op met de bewaking van dé man in vorm bij Genk: de Japanner Junya Ito.
U verliest, krijgt amper een bal binnen de palen en uw spits stelt teleur. Zoals verwacht. Bij iedere andere trainer van Anderlecht zou de kritiek snoeihard zijn. Bij Vincent Kompany niet. Het tekent zijn krediet, het geloof in zijn project. Al is de vraag stilaan toch ook: welk project? En is dat geloof wel terecht?
Dit is het voetbal dat Anderlecht móét spelen, vinden fans en waarnemers/liefhebbers van goed voetbal: de Hollandse school. Zelfs al is het nu boring Anderlecht. De Brusselaars tonen in balbezit immers nog behoorlijk wat gebreken. Technisch zijn ze stuk voor stuk uitstekend, maar niet sterk genoeg om via uitvoetballen vanop de doellijn de tegenstand uit verband te spelen. De handelingssnelheid moet daarvoor nog een pak hoger. De tegenstand weet dat inmiddels en kan hoog druk zetten, Anderlecht tikt toch niet uit. Anderlecht tikt vooral rond, met balbezit dat tot weinig doelgevaar leidt. Kan die handelingssnelheid omhoog, eens automatismen en fysieke conditie groeien? Of stuiten de bedoelingen van Kompany, die op die manier zijn kwaliteiten aan de bal in de verf kan zetten, op het glazen plafond van het talent?
Projecten hebben kans op slagen, maar op de lange termijn.
Het tweede probleem ligt hogerop. Door via baltoetsen volk van de tegenstander naar één kant van het veld te lokken, om met een diagonale pass het spel te verleggen, kan je voorin voor rechtstreekse duels zorgen. Kompany slaagde daar in Genk een paar keer in, door Nacer Chadli hoog in te crossen. Maar is de Luikenaar de flitser die dan de één tegen één kan uitspelen? Omgekeerd kon zo op rechts niemand worden bereikt.
En een derde probleem: wie moet de box bespelen?
Dus is de vraag: past het project bij het materiaal? Zitten ze daar niet in een catch-22 en is de uitkomst – winnen met goed voetbal – niet onmogelijk omdat de regels (scoren) het wegens tegenstrijdigheden (materiaal) niet toelaten?
Hoe anders is het leven dezer dagen in Brugge, waar ze de lat steeds hoger leggen, gesteund door steeds meer inkomsten. Sinds Bart Verhaeghe in 2011 zijn project lanceerde en zijn volk continu pushte om de grenzen te verleggen, steeg de omzet maal drie. Daar kwam dit seizoen een drukke transferzomer bovenop. Vandaag/woensdag kan de ploeg nog een extra stap van meer dan 20 miljoen zetten door zich via de kwalificaties voor het kampioenenbal te plaatsen. Wat het aantal deelnemers voor ons land op twee brengt in de groepsfase. Dat is geleden van het seizoen 2005/06 (Anderlecht én Club). Voor een stuk dankzij nieuwe kwalificatieregels en een gunstiger geleide loting, maar in het geval van Club vooral door beter eigen beheer.
Club wil Europees ook ambitieus zijn. Net als vorig jaar overwinteren in de Champions League, daar ligt de nieuwe lat. Allemaal met in het achterhoofd de komende hervormingen van de Europese bekers (zie pagina 60). Als de Europese giganten zich verder afscheiden van Europa, wil Club zijn wagonnetje aanhangen bij de Europese subtop. Daarom wordt nu een forse inspanning geleverd, want wat men bijvoorbeeld Hans Vanaken aanbood, daarvoor kan die nooit tekenen in de Bundesliga, tenzij bij Borussia Dortmund, Bayern München of VfL Wolfsburg. En het contract van Simon Mignolet lag in het verlengde van Benfica of Porto.
De kracht van een project, daarover kunnen ze ook in het hockey getuigen. Een decennium geleden was daar het oordeel over de Belgen nog: mentaal te zwak. Nu zijn ze wereld- en Europees kampioen én favorieten voor olympisch goud. Winnaars kan je maken, projecten hebben kans op slagen, maar op de lange termijn. In het hockey tien jaar, in Brugge 2.0 zitten ze aan jaargang 9.