Op 9 mei één jaar geleden kwam de Ronde van Italië abrupt tot stilstand door de fatale val van Wouter Weylandt in de afdaling van de Passo del Bocco. Professor Giovanni Tredici, hoofd van de medische dienst in de Giro, maakte de tragedie mee vanop de eerste rij.

G iovanni Tredici: “Achteraf klinkt mijn opmerking ongelukkig, maar ik was er op dat moment van overtuigd: ‘Het moeilijkste deel van de rit hebben we achter de rug’, zei ik tegen mijn chauffeur en de reanimatiearts bij mij in de wagen. We bevonden ons in de laatste kilometers van de afdaling van de Passo del Bocco. De smalste wegen hadden we verlaten. We gingen de finale in, die minder moeilijk was dan de Bocco. Net daarvoor was een trosje renners onze wagen voorbijgereden, onder wie Wouter Weylandt. Onze wagen bleef in het zog van een groepje dat de afdaling langzamer nam. Wij reden achter de wedstrijdjury, de wagen die altijd onmiddellijk achter het peloton volgt. Weylandts val kon ik dus vanuit onze wagen niet zien.

“We waren nagenoeg meteen ter plaatse: in achttien seconden, zo is mij achteraf verteld. Toen ik het lichaam zag liggen, was mijn eerste gedachte: hij is verloren, we redden hem niet. De monitor bevestigde die indruk: hij registreerde bij Wouter niet de minste hartactiviteit meer. Mijn vakgebied is neurotraumatologie. Daarom besliste ik jaren geleden al dat er een reanimatiearts bij mij in de wagen moest zitten om mijn competenties aan te vullen. Mijn collega is meteen de reanimatiepogingen gestart. Ook de urgentiearts van het Garminteam ben ik nog steeds dankbaar voor de hulp. Kort daarna kwam de ambulance aan, met nog een derde reanimatiearts aan boord en twee verpleegkundigen.

“Mentaal had ik me altijd al proberen voor te bereiden op een dergelijke situatie. Het is ook de raad die ik jongere collega’s meegeef: denk vooraf aan alle mogelijke omstandigheden die kunnen voorvallen en zorg ervoor dat je een scenario in je hoofd hebt. Wat doe je als je je voor een atleet bevindt die je niet meer kunt redden? Vanuit medisch oogpunt viel er niets meer te beginnen, aangezien zijn hart volledig was stilgevallen. Aan de andere kant kan je geen beelden de wereld laten rond gaan van een atleet die op de weg ligt, zonder dat er iets gedaan wordt.

“Ik besefte dat zodra we onze hulp staakten, we de mededeling zouden moeten doen van het overlijden. Mijn grootste bekommernis op dat moment was de familie van het slachtoffer. Vandaar ook dat we met de reanimatiepogingen veel langer zijn doorgegaan dan ze zin hadden. Maar ik vond dat we dat moesten doen tot we zeker wisten dat zijn familie op de hoogte was gebracht. Ik moet ook de tv-ploeg bedanken, die schokkende beelden heeft vermeden én gewacht heeft om het droevige nieuws aan te kondigen. Wie erbij was, begreep immers onmiddellijk dat wij nutteloos werk aan het leveren waren.

“Na een veertigtal minuten en toen ik zeker wist dat de organisatie de familie had ingelicht, nam ik de beslissing om onze pogingen stop te zetten. Daarna volgde nog een lange avond: de persconferentie, alle bureaucratische formaliteiten, het verhoor bij de politie … Het was over tienen toen we in ons hotel aan tafel gingen. Op televisie bleef het intussen voortdurend over deze tragedie gaan. Het was een van onze triestigste avondmalen ooit.”

Niet geleden

“De herdenkingsrit daags nadien heb ik niet in de karavaan gevolgd. De organisatoren hadden me voorgesteld om meteen door te rijden naar de aankomst. Dezelfde boodschap hadden ze meegegeven aan de twee reanimatieartsen van de medische dienst. Zij verkozen echter om wel in de wagen mee te rijden, omdat we vonden dat er toch voldoende hulpverleners aanwezig moesten zijn. Het was dan wel een rit waarin er niet gekoerst zou worden, je moet er altijd rekening mee houden dat er iets kan gebeuren.

“De beslissing van de organisatoren om daarna de Giro verder te laten gaan, vond ik de juiste. De ploeg van Weylandt heeft de wedstrijd verlaten, een keuze die de organisatie overigens ook gewaardeerd heeft. Maar zelf voelde ik me nog in staat om het werk te hervatten. De dingen van iedere dag blijven doen geeft mij altijd een grote steun. Ik studeerde nog aan de universiteit toen ik onverwachts mijn vader verloor. Maar ik ben toch naar het examen gegaan, hoe moeilijk het ook was. Het hielp om mezelf niet op te sluiten in mijn pijn. De manier waarop iemand omgaat met de dood, is heel persoonlijk. Daarom heb ik mijn collega’s ook gevraagd of ze wilden doorgaan of vervangen worden. Iedereen is uiteindelijk gebleven. Ook Elena, die tijdens het reanimeren de hele tijd had zitten wenen.

“De uitvaartdienst voor Wouter Weylandt kon ik niet bijwonen, aangezien ik in de Giro actief bleef. Ik wil van dit interview gebruikmaken om aan de familie uit te drukken hoezeer ik met hen heb meegeleefd. Ik wil ook nog eens beklemtonen dat Wouter niet geleden heeft. Daarmee komt hij natuurlijk niet terug, maar ik vind dit toch belangrijk. Bij het contact met het muurtje had hij al een breuk aan zijn linkerenkel opgelopen en daarbij onmiddellijk het bewustzijn verloren. Dat verklaart waarom hij zich daarna totaal niet met zijn handen beschermd heeft bij de val zelf en toen hij over het asfalt gleed. Hij was er zich dus niet van bewust dat hij de dood tegemoet schoof.”

Tweede dodelijk ongeval

“Als ik terugdenk aan het ongeval, voel ik natuurlijk in de eerste plaats verdriet. Maar ook frustratie, omdat we alle kansen hadden om iets te doen. De noodlottige samenloop van omstandigheden liet onze hulp echter niet toe. Wouter droeg een helm, maar zijn schedelbreuk was frontaal, onder zijn helm. Hoe ouder ik word – zelf ben ik nu 68 – hoe beter ik besef dat je in het leven een geluksvogel moet zijn. De voorbije tien jaar zijn we erin geslaagd om bij twee gelegenheden telkens het leven van een toeschouwer te redden. Dat is veel gezien de beperkte tijd die we aan de start en aankomst doorbrengen. Vooral die keer aan de start van de eerste rit in Tirreno-Adriatico kwam er veel geluk bij kijken. Ik was net aangekomen om mijn accreditatie en documenten op te halen toen een toeschouwer onwel was geworden. Een paar minuten verschil en het was slecht afgelopen.

“Nu nog heb ik het moeilijk om over het ongeval van Wouter Weylandt te spreken. Maar ik houd mijn tranen onder controle, net zoals ik ook op het moment zelf niet geweend heb. Het was de tweede keer dat ik een dodelijk ongeval meemaakte in de Giro. De emotionele impact ervan was echter helemaal verschillend dan bij de eerste keer, in 1986. Emilio Ravasio was niet overleden op straat. De emoties bij zijn dood drongen veel trager door. In de eerste rit van die Giro van ’86 was Ravasio aangereden door een andere renner en banaal ten val gekomen. Ravasio droeg geen helm. Dat was in die tijd nog de gewoonte niet. Ik onderzocht hem, hij kroop weer op zijn fiets en reed de rit uit. Na de aankomst ben ik een andere renner gaan opzoeken die was afgevoerd naar het ziekenhuis. Een Fransman, die ook betrokken was bij de valpartij en er erger aan toe leek. Maar zijn situatie evolueerde gelukkig gunstig. Het was tegen achten toen ik in het hotel kwam en telefoon kreeg dat Ravasio in het ziekenhuis van Sciacca ( op Sicilië, nvdr) was opgenomen. Een paar uur na de aankomst was hij in coma gegaan. Hij had een bloeduitstorting in de hersenen, maar het noodlot wilde dat er in Sciacca geen afdeling neurochirurgie was. De ongelijkheid in de gezondheidszorg tussen Noord- en Zuid-Italië was in die tijd nog veel uitgesprokener dan vandaag. Met een helikopter, op een weinig adequate manier bij gebrek aan een urgentiearts, is Ravasio toen overgebracht naar Palermo. Daar onderging hij een operatie. Wij dachten dat hij gered was. Maar zestien dagen later, toen we met de Giro alweer in Noord-Italië waren, is Emilio aan de gevolgen van zijn val bezweken.

“Sindsdien hebben we de medische dienst in de Giro stelselmatig versterkt en verbeterd. Vandaag zijn we inmiddels met twee medische wagens: één vooraan en één achteraan in de wedstrijd en allebei met een reanimatiearts aan boord. Onze dienst telt ook vier ambulances van het Italiaanse Rode Kruis. Een vijfde ambulance rijdt mee in de publiciteitskaravaan en wordt bij aankomst opgesteld bij de teambussen. Alle ambulances zijn uitgerust met een defibrillator. In totaal zijn we met acht dokters in de Giro.”

Zeventig meter diep

“Ieder ongeval stimuleert om na te denken over hoe we onze dienstverlening nog kunnen verbeteren. In de Giro hebben we bijvoorbeeld intussen ook een speciaal uitgeruste wagen en een ervaren dokter voor reddingsoperaties in de bergen. De aanleiding daartoe was de val van Pedro Horrillo ( in 2009, nvdr) zeventig meter diep in een ravijn. Mijn collega is toen afgedaald en een helikopter is hulp komen bieden. Maar bij het wachten op een helikopter verlies je kostbare tijd. Mijn filosofie was daarom altijd om onze dienstverlening te land zo sterk mogelijk te maken. Bij die val van Horrillo ben ik toen zelf doorgereden om medische assistentie te blijven garanderen aan de andere renners. Ik had alleen zijn fiets zien staan. Het probleem was dat ik daarna twee uur lang geen contact meer kon krijgen met mijn collega, omdat het gsm-netwerk in die regio niet werkte. Twee uur lang zat ik te denken dat ik fataal nieuws zou moeten aankondigen. Gelukkig is het toen niet zover gekomen.

“Als dokter in een wielerwedstrijd moet je voortdurend nadenken waar er gevaar om de hoek loert en hoe de diverse ambulances het best verspreid kunnen worden over de karavaan. Daarbij dien je telkens in te spelen op de wedstrijdsituatie. Je ontwikkelt een tactiek binnen de tactiek van de koers. Van tevoren bestudeer ik bijvoorbeeld ook altijd grondig het parcours. Ik begin ermee na Tirreno-Adriatico. Dan zoek ik op de wegenkaart van de Giro alternatieve wegen om eventueel vlugger aan de aankomst te raken of achter een kopgroep.”

Moeilijke dag

“Op 17 mei, in de rit naar Sestri Levante, trekt de Giro dit jaar opnieuw naar Ligurië. We passeren niet zo ver van de Passo del Bocco. Zelf volg ik niet meer alle etappes in de wagen. Onder meer de rit in Ligurië zal ik overslaan. Ik weet nu al dat het ook voor mijn collega’s een moeilijke dag zal zijn, omdat de herinneringen zullen bovenkomen. Beetje bij beetje ben ik mijn aanwezigheid op het terrein aan het verminderen. Met het ouder worden verdraag ik de stress steeds minder. De organisatie van de medische dienst wil ik wel op mij blijven nemen. Daarom vind ik het belangrijk om ook de komende jaren toch nog voldoende veldwerk te doen en zo te begrijpen wat er nog verbeterd kan worden.”

DOOR BENEDICT VANCLOOSTER

“Toen ik het lichaam zag liggen, was mijn eerste gedachte: hij is verloren, we redden hem niet.”

“Hoe ouder ik word, hoe beter ik besef dat je in het leven een geluksvogel moet zijn.”

Reageren op dit artikel kan u door een e-mail te sturen naar lezersbrieven@knack.be. Uw reactie wordt dan mogelijk meegenomen in het volgende nummer.

Partner Content